Om als student bij te verdienen werd ik typiste bij het GAK. Ik moest zo snel en accuraat mogelijk codes intypen en daar rolde dan een bonus-malusbrief uit die de behandelende beambtes naar ondernemers stuurden. Het was niet de bedoeling dat ik die brieven las en al helemaal niet dat ik er een mening over had, maar dat gebeurde toch. Vooral de slechte spelling vond ik ergerlijk, maar ook de toon en onbegrijpelijkheid van de teksten waren mij een doorn in het oog. Daar bovenop had ik zo mijn twijfels over de inhoud: werkgevers kregen een flinke boete als ze een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer niet snel aan passend werk hielpen. Volgens Trouw werd de regeling op Kafkaeske wijze uitgevoerd en dat kan ik beamen – ik deed het immers zelf.
Tenminste, ik typte die brieven. Ik werd geacht mijn werk zo goed mogelijk te doen en dat ging over productie, niet over de wijze waarop een regeling werd toegepast. Ik had het geld dat ik er mee verdiende nodig, en ik functioneerde in een hiërarchie waarin ik helemaal onderaan stond. Als politicoloog had ik ook nog wel door dat mijn mening of goeie bedoelingen er niet toe deden en dat dat ook goed is in een democratie.
De beambten die de brieven ondertekende paste zo goed mogelijk de regels toe zoals zijn superieuren dat hadden uitgelegd. Die superieuren moesten ervoor zorgen dat het werk werd uitgevoerd binnen de afgesproken termijnen, en dat het budget dat daarvoor was gereserveerd niet werd overschreden. Hun hoogste baas legde daarover verantwoording af aan de minister, die de regeling voor z’n rekening nam. Gedreven door de idealistische overtuiging dat er geschikt werk moest zijn voor iedereen, door de ideologische overtuiging dat je werkgevers met financiële prikkels kon sturen, en door de politieke realiteit die tot precies deze regeling had geleid.
Net als voor mijzelf waren de uitdaging om het werk zo goed mogelijk te doen en gehoorzaamheid niet de enige drijfveren. Primair wilde ik gewoon geld verdienen, en de meeste beambten waar ik mee te maken had dachten ook wel aan hun loopbaan – de één meer dan de ander. Maar het was zeker ook het geval dat iedereen die een loopbaan in de publieke sector zocht op de één of andere manier wel graag bij wilde dragen aan een goeie samenleving, het algemeen belang.
Hoe een ambtenaar het beste bij kan dragen aan het algemeen belang varieert. We vinden allemaal dat het de taak van ambtenaren is om bewindspersonen te adviseren op basis van ambtelijke kennis en inzichten. Maar het ene advies heeft betrekking op het zo efficient mogelijk uitvoeren van de aanwijzingen die de politiek geeft, terwijl het andere advies nadrukkelijker bedoeld is om voornemens van de regering kritisch tegen het licht te houden. Het licht van wetenschappelijke kennis, juridische of ethische normen, maatschappelijke kennis, of kennis van beleidstechniek en ervaringen met praktische uitvoering van beleid. Hoeveel ruimte er is voor verschillende adviezen en welke adviezen doordringen aan de top, hangt vooral af van de cultuur in de publieke organisatie waar ambtenaren werken. Van de waardering die leidinggevenden uiten voor kritiek en overwegingen.
Bij het GAK werd het niet gewaardeerd als ik in discussie ging over de inhoud van de brieven die ik typte. Dat vind ik nog altijd legitiem. Ik werd betaald met geld dat ooit als belasting of premie door burgers was opgebracht, en iedereen vond het logisch dat er met dat geld zoveel mogelijk brieven per uur moesten worden getypt. Iemand anders had zich waarschijnlijk al veel eerder druk gemaakt over de kwaliteit van die brieven, over de effecten en neveneffecten van de bonus-malusregeling, over de manier waarop die regeling zou worden geëvalueerd. Misschien was er zelfs een kritisch advies naar de minister gegaan. Dat wist ik niet en hoefde ik ook niet te weten. Zo zit het systeem in elkaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten