vrijdag 29 december 2017

Celebrity politics

Al een paar jaar voel ik walging als ik Baudet hoor, en sinds de verkiezingen word ik er bang van. Nu ik een interview met hem in de Volkskrant heb gelezen ervaar ik tot m'n verrassing medelijden. De arme vlerk is geen rebelse Pietje Bell maar een hysterische narcist, doodsbang om te ontdekken dat hij minder geweldig is dan hij vindt dat hij moet zijn.

Dat is dus ook zo bangmakend, dat duizenden kiezers zo'n zielig figuur adoreren. De verleiding van het romantische idee dat er zoiets zou bestaan als volmaaktheid, het absolute 'waar' en 'juist'. Baudet en de zijnen maken een travestie van het idee van democratie. In hun handen wordt het synoniem met apartheid - een homogene en superieure elite die haar wil oplegt. Als de elite meerderheden weet te mobiliseren is dat bewijs voor hun superioriteit. Het Volk heeft altijd gelijk en tegenstanders hebben dus, logischerwijs, ongelijk.

Het is weer hetzelfde liedje als dat van Wilders, maar wel veel verleidelijker verpakt. Wilders beroept zich op de superioriteit van jodendom en christendom maar is tegelijkertijd antireligieus; beroept zich op het recht van autochtonen maar zonder cut off definitie kan hij zelf als allochtoon worden beschouwd; is tegen de gevestigde macht waar hij zelf z'n hele loopbaan deel van uitmaakt; vindt de Nederlandse cultuur de beste maar is tegen cultuurdragers.
Baudet is slimmer en bluft z'n fans af door te dwepen met negentiende eeuwse kunst, vooral om er zijn eigen eruditie mee tentoon te spreiden. Het geeft voeding aan z'n genialiteitscomplex - hij is 'anders' dan anderen, een moderne messias, eigenlijk vies van politiek maar ach hij offert zich op.
Uit die hoek komt in de nabije toekomst de redding: Baudet is geen type om zich op te offeren. Daarvoor is zijn minachting van het plebs te groot.
Jammer dat het plebs zich zo graag laat verleiden, en uiteindelijk celebrity Baudet niet nodig zal hebben. Voor hem een ander, als er maar iemand is die hen het gevoel geeft dat hij ze zal verheffen boven de dagelijkse onenigheden van de politiek, boven de imperfecties van het regeren van een land, boven de grenzen en beperkingen die de rechten van anderen opleggen aan electorale meerderheden.
We zijn nog lang niet van de ondermijning van democratie en rechtsstaat af.

zondag 3 december 2017

Karen Armstrong, The case for god



Alweer een erg fijn boek van Armstrong, die erudiet en met groot menselijk inzicht uitlegt waar fundamentalisme vandaan komt en hoe zich dat verhoudt tot ‘oorspronkelijke’ religie. Ze beschrijft het vooral als een defensieve reactie op bedreigingen als de Verlichting met z’n secularisme (de evangelicals) of geopolitieke onderdrukking (extremistische zionisten en islamfundamentalisme). Fundamentalisten hebben de neiging om religieuze teksten niet alleen heel letterlijk te nemen, maar vooral heel selectief. Ze zetten zich agressief en uiteindelijk meestal zelfs gewelddadig af tegen iedereen die niet hetzelfde gelooft als zijzelf.
Armstrong besteedt bijna een heel hoofdstuk aan het fundamentalistische atheisme van types als Dawkins. Ik had eigenlijk nog niet eerder zo uitgesproken begrepen wat mijn eigen weerzin tegen dat soort atheisme is, al heb ik wel eens heftig beargumenteerd dat Dawkins gewoon een hedendaagse missionaris is die zijn denkbeelden aan de hele wereld op wil leggen.

De enige uitweg zal toch echt gewetensvrijheid, godsdienstvrijheid, tolerantie en belangstelling voor andere religies zijn. Armstrong laat opnieuw zien dat gelovigen van allerlei godsdiensten honderden jaren geleden al graag de dialoog met anderen aangingen, en dat de kerk van oudsher helemaal niet anti-wetenschap was, omdat hun eigen gods- mens- en wereldbeelden daardoor verrijkt werden.

Wat ze in dit boek heel nadrukkelijk uitlegt is dat religie meer een kwestie van actieve zorg voor naasten, en van gezamenlijke rituelen, is dan van individuele mentale processen. En natuurlijk dat religie veel meer verwantschap heeft met kunst, muziek, natuur en liefde dan met wetenschap en ratio. Dat zou een open deur moeten zijn, maar het verhaal in dit boek is vooral dat mensen sinds de Verlichting hebben geprobeerd ‘het bestaan van’ god te ‘bewijzen’ in plaats van god te ervaren, of te vermoeden. Armstrong komt voortdurend terug op het enorme belang van niet-weten. God is principieel onbekend en onkenbaar en pas als je dat door krijgt, kan je geloven.

zondag 26 november 2017

Politie



Racistische politie is corrupte politie. Het is machtsmisbruik als de politie mensen lastig valt enkel en alleen omdat ze een ‘verdacht’ uiterlijk hebben. Racisme leidt tot vertekende waarneming en dat kan tot vertekening van de waarheid leiden: liegen. Racisme leidt tot selectieve interpretatie van bewijzen en tot vooringenomen redeneringen. Het gaat ten koste van objectiviteit en neutraliteit. Een racistische politie dient niet het algemeen belang maar vooral het belang van een specifieke groep, en ondermijnt daarmee de democratie.
Seksistische politie is domme politie. Seksisme leidt tot selectieve blindheid en onderbenutting van de kwaliteiten van mensen. Het leidt tot suggestieve vragen en niet-passende onderzoeksmethoden.

Het is in mijn belang, als Nederlands burger (toevallig van het geprivileerde type), dat we een integere en doelmatige politie hebben. Dat betekent een diverse en open politie, die grondrechten respecteert – ook van eigen personeel.

donderdag 23 november 2017

Zwarte piet



Ik heb er enorm de pest over in dat een discussie die de mijne niet is, me in een voor of tegen dwingt. Ben ik voor behoud van zwarte piet of ben ik tegen racisme? Verkeerde vraag naar mijn smaak.

Ik ben voor behoud van de sinterklaastraditie, en ik ben er voor dat iedereen met sinterklaas mee kan doen en er lol aan kan beleven. Piet moet dus blauw, geel, zwart en rood volgens mij. Roetvegen vind ik stom, de lol is toch dat ie geschminkt is en er spannend uitziet? Ik herinner me nog dat oma ons verweet dat we de handen van sinterklaas paars kleurden, terwijl wij dat gewoon fraai vonden. We willen dat de knecht van sinterklaas niet langer geassocieerd wordt met mensen met een donkere huidskleur, we willen dat ie de knecht van sinterklaas is met een roe en een zak en de lenigheid om door de schoorsteen (die we ook al lang niet meer hebben, wat nou traditie) te klimmen.

Ik denk dat het mis gaat als demonstranten ‘tegen zwarte piet’ zijn, of als er gesteld wordt dat ‘zwarte piet racistisch is’. Niet zwarte piet is racistisch, maar veel Nederlanders zijn racistisch. En dat is een probleem. De vormgeving van zwarte piet als een soort domme of onderdanige neger, is racistisch. Wie tegen racisme is, wil van dat beeld af.

Maar dus niet van zwarte piet. En als je mensen die hechten aan zwarte piet voor racisten uitmaakt, zetten ze de hakken in het zand. Onterecht, maar ze doen het wel.

Dus schmink zwarte piet blauw en geel asjeblieft. Je hoeft zwarte piet heus geen blauwe piet te noemen, net zo min als we ‘m zwarte pien zijn gaan noemen toen ie een vrouw was. Het is een naam, geen beschrijving.

zaterdag 18 november 2017

Fietsen



Eén van de fijnste dingen is ‘s nachts minder of meer aangeschoten door het pikkedonker fietsen met de muziek onverantwoord hard in m’n oren en het meiske van google maps stil. Na een avondje kletsen lachen knuffelen dansen drinken en dan als het niet meer regent zo hard mogelijk over het gladde asfalt dezelfde bochten als heen en aan de rand van het dorp het zwarte gat induiken. Er is niemand, in de verte is een snelweg met kleine lichtjes van ontmenselijkte auto’s, ik ben koningin in mijn domein. M’n benen draaien draaien draaien ik weet dat ze nog uren zo zouden kunnen.
De stadsgrens over, het is nog vroeg veel mensen hebben hun gordijnen nog niet dicht. Zij zitten warm opgesloten in hun huizen, ik vlieg swingend op m’n zadel met gloeiende wangen.
Nooit begrepen dat mensen dit kunnen missen.

donderdag 16 november 2017

Weerbaarheid tegen nepnieuws



Volgens mij heeft Pieter Derks gelijk, en is het doel van nepnieuws om verwarring te zaaien, om mensen onzeker en cynisch te maken. Onzekere mensen zoeken houvast, duidelijkheid, ze verliezen elke nuance. Ze willen autoriteit en een zwart-witte werkelijkheid.

Weerbaarheid tegen nepnieuws vraagt om kritisch denken. Dat kan alleen op basis van kennis en vaardigheden. Om je af te kunnen vragen of iets plausibel is, moet je feiten kennen: hoeveel immigranten komen er eigenlijk jaarlijks naar Nederland, hoe zit het belastingstelsel eigenlijk in elkaar, wat is eigenlijk de rol van de Kamervoorzitter? Sommige feiten zijn relevanter om nepnieuws te bestrijden dan andere: kennis van geschiedenis, kennis van rechtsstelsels, kennis van politieke handelingen, kennis van instituties en grondrechten en de achtergrond van mensenrechtenverdragen. Burgerschapsonderwijs, cultuuronderwijs, en geschiedenisonderwijs kunnen helpen om kinderen weerbaar te maken.
Behalve feitenkennis heb je ook argumentatievaardigheden nodig om kritisch te kunnen denken. Je hoeft niet zelf in staat te zijn om een ander van een standpunt te overtuigen, als je maar logisch kan redeneren, en als je de argumenten en redeneringen van een ander maar kan verwerken. Volgt a uit b? Leidt x tot y? Je hebt er taal voor nodig, en oefening in wis- en natuurkunde. En misschien ook wel muziek en dansen.
Zonder sociale vaardigheden ben je er nog niet. Je moet je in een ander kunnen verplaatsen, kunnen begrijpen wat een ander beweegt. Om kritisch vast te kunnen stellen dat een afzender onbetrouwbaar is omdat hij een verborgen agenda heeft of omdat zijn belangen niet bij het informeren van het publiek liggen, helpt het als je de eindeloze schakeringen van menselijk gedrag kent. Daar heb je literatuur, film, kunst en reizen voor nodig.

Cynisme lijkt op kritisch denken, maar het is vooral een gebrek aan vertrouwen in afzenders van nieuws en kennis. Een cynicus is niet zelf in staat om kritisch te denken maar gelooft een ander (niet). Cynisme is wantrouwen, het heeft weinig met kennis, redeneren of empathie te maken. De criticus heeft baat bij een divers aanbod van informatie; de cynicus heeft behoefte aan één gezaghebbend medium.
Wie niet weerbaar is tegen nepnieuws wordt onzeker en cynisch. Dè minister van informatie-oorlog is de minister van onderwijs en van cultuur.

zondag 22 oktober 2017

#MeToo



Ik ben gelukkig nooit verkracht of al te gewelddadig aangerand. Hooguit smerig betast, geconfronteerd met een rukker of ternauwernood ontsnapt aan mannen met hele slechte bedoelingen. Ik heb geluk gehad. Want net als ieder meisje groeide ik op met besef van de risico’s – op je eentje door het donker fietsen, te sexy gekleed, dronken worden in gezelschap van mannen, liften… allemaal ontzettend gevaarlijk. Ik voelde de angst ook wel, zeker nadat een goeie vriendin verkracht werd. Maar ik wilde koste wat kost zo min mogelijk vrijheid inleveren, dus niet leven naar de angst. Dat heeft me regelmatig in de verdediging gedrongen. Ik moet verdedigen dat ik willens en wetens het risico neem om aangerand te worden, en ik weet bij voorbaat dat als het een keer mis loopt, niet alleen de dader maar vooral ikzelf verwijten krijg.

Er is ook een ‘me too’ verhaal in de zin dat ook ik wel eens naar iemand gelonkt heb, puur en alleen om een sexy lijf. Met vriendinnen seksistische grappen gemaakt. Me volledig laten leiden door lust.

Het ingewikkelde voor al die verwarde pubers en mislukte mannen zit ‘m denk ik in het onderscheid tussen handtastelijkheden en flirten, tussen onaanvaardbare seksuele intimidatie en uitdagen en verleiden.
Toch is het zo eenvoudig. Bij aanranding neem je, graai en grijp je, zonder je te bekommeren om de mens die de persoon is waar je zo’n zin in hebt. Het doet er niet toe wat zij wil en hoe zij zich voelt, de dader meent er om de één of andere reden ‘recht’ op te hebben. Met zijn macht eigent hij zich het lichaam van een ander toe en daarmee vernedert en ontmenselijkt hij die ander. Zij is niet meer dan een kut met tieten en een lekker smoeltje. Door te denken dat het complimenteus is dat hij iemand zó aantrekkelijk vindt dat hij zich niet meer kan beheersen, heeft hij kennelijk geen twijfels over zijn eigen waarde. Dat is het vernederende voor het slachtoffer: de arrogantie van een man voor wie haar afwijzing irrelevant is.

Flirten is altijd een vraag, een verzoek, een verleiding. Wie flirt laat merken dat hij iemand aantrekkelijk vindt, seks zou willen. Maar vooral probeert degene die flirt een zelfstandig, volwaardig mens er toe te bewegen vrijwillig het verlangen te beantwoorden. Flirten kan net zo goed over lust gaan, het verschil zit ‘m in het respect voor de persoon die je in bed probeert te krijgen. Afwijzing na een flirt doet pijn omdat het afwijzing door een mens is, door iemand met kennelijke waarde.

Niet alleen ranzige kerels snappen dat niet. Ook preutse vrouwen maken de vergissing dat uitdaging schuldig maakt. Seks, lust, uitdaging en lichamelijkheid zijn leuk en ieder mens heeft er volop recht op. Ongevraagd en ongewenst aangeraakt worden, zonder enige check of je het misschien wel wil, gaat over machtsmisbruik en de vernedering van een mens tot vlees. Dat hoeft niemand te tolereren.

Ik ben kwaaier op vrouwen die het onverantwoord vinden om je alleen in gezelschap van een man te begeven, of die blootheid associëren met hoerigheid, dan op domme mannen. Die vrouwen ontkennen mijn feministische werkelijkheid waarin ik net zoveel recht heb op lichamelijke vrijheid als ieder ander. Ze dragen de boodschap uit dat er vrouwen zijn die recht op respect hebben, en vrouwen die dat niet hebben.



Wat ik zou willen is dat we die sukkels met z'n allen uitlachen. We wijzen ze af, ze zijn te incompetent om een vrouw te versieren. Als je je toevlucht moet nemen tot macht en geweld ben je kennelijk zó'n sukkel dat je niet eens weet hoe je een knap meisje, dat heus wel in is voor een flirt, kan versieren.

woensdag 18 oktober 2017

Burkaverbod



Is iedereen gelijk? Helemaal niet. Mensen zijn juist allemaal uniek dus iedereen is anders. En lang niet iedereen is even leuk. Of even intelligent. Of even gelukkig. Om maar eens lekker los te gaan: heel veel mensen hebben foute denkbeelden, slechte smaak, kopen de verkeerde dingen, gedragen zich asociaal.

Ik zou dolgraag hoofddoeken en lange jassen uit het straatbeeld weren. Net als rokers, te zwaar opgemaakte vrouwen, tattoos en matjes. Te dikke en ook te dunne types. Bleekneuzen en plooirokken. Wat is er een hoop lelijkheid op straat en wat is het lastig om dat allemaal te tolereren in míjn stad.
Nou ben ik ook wel eens uitgescholden om m'n outfit. Lastig gevallen omdat ik een vrouw ben. De deur is voor m'n neus dichtgesmeten omdat ik van de verkeerde partij was. Ik maak fouten in het verkeer en meerdere malen kwam een brede meneer dreigend op me af omdat hij vond dat ik hem voorrang had moeten geven.

De publieke ruimte is een jungle. Het zou misschien veel makkelijker zijn als we allemaal hetzelfde waren, hetzelfde dachten, hetzelfde wilden. Ik zou het niet echt weten, want ik heb het nog nooit meegemaakt. Zelfs niet in het kleine katholieke dorpje waar ik vandaan kom, want om eerlijk te zijn waren wij daar de vreemde vogels en zelfs de autochtonen hadden hun onderlinge fricties.
Leven en laten leven werkt nog altijd het best. Je hoeft het niet mooi te vinden, die burka's en die knalroze lippen. Je kan je best bedreigd of geinitimideerd voelen door neplederen jasjes en zwarte vetkuiven. Maar waar we allemaal wel gelijk in zijn is dat we ons door de overheid niet laten vertellen hoe we er uit mogen zien.

woensdag 13 september 2017

Van der Graaf, Is nergens ergens?



Toen ik klein was had ik veel last van de vragen die Iris van der Graaf behandelt: waarom leef ik, wat is god, wat is dood, waarom is de wereld niet rechtvaardig, wat is de zin van het bestaan? Er was nog geen kinderfilosofie en uit de reacties van mensen kreeg ik de indruk dat ik heel erg zonderling moest zijn om zulke onzinnige vragen te stellen. Ik heb me er dan ook altijd een beetje voor geschaamd, het was iets genants om met de verkeerde vragen te worstelen. Met kinderlijke logica besloot ik dat als er geen antwoord op wezensvragen is, het wezen er dus niet zou moeten zijn.
Ik vraag me af hoe ik geredeneerd zou hebben als ik vijfenveertig jaar geleden Van der Graafs boekje had gehad. Zij maakt duidelijk dat het hele universele vragen zijn, en tegelijk wekt ze de indruk dat het niet zo erg is dat er geen absolute antwoorden zijn. Ze zet de lezer op het spoor van de zin van vragen blijven stellen, blijven denken en blijven verwonderen.
Het is goed met me gekomen, misschien wel dankzij kinderbijbel, kindergeschiedenis en kinderpolitiek. Mijn vragen hebben zich toegespitst op rechtvaardigheid: hoe kan je verschillende, stuk voor stuk unieke mensen toch eerlijk behandelen, hoe zorg je voor gelijkheid als je toch leiderschap nodig hebt, als verschillende mensen in verschillende goden geloven wie heeft er dan gelijk? Vragen die wel antwoorden hebben en waar je wel praktisch  mee aan de slag kan.

dinsdag 12 september 2017

Keen, The internet is not the answer



Bovenop alle ellende die internet met zich mee heeft gebracht – privacyverlies, alt-right, fake news, bubbles, cybercrime, kinderporno, wapenhandel, terroristenclubs, cyberpesten, datalekken, identiteitsdiefstal, illegaal kopiëren, smartphoneverslaafde kinderen, gameverslaving, seksisme en racisme, dictatoriale surveillance en onderdrukking, spionage en staatsondermijning, facebook activism enzovoort enzovoort enzovoort – benadrukt Keen de destructieve effecten op economie, cultuur en democratie van ongebreidelde monopolievorming door Google, Facebook, Amazon, Apple en dergelijke (waarbij er dus steeds minder ‘en dergelijke’ zijn omdat de Big Four alles opslurpen). Waar de RMO met De nieuwe regels van het spel de problematische effecten op het publieke debat en daarmee op de politiek blootlegde, onthult Keen vooral de sociale nadelen. Grote delen van het internet stimuleren een ‘winner-takes-all’ economie, waarin extreem libertarische investeerders schijt hebben aan de samenleving, miljarden aan belastingen ontduiken en alles wat ooit van ontastbare waarde was tot verhandelbaar product reduceren. (Minder dan) 1% van de wereldbevolking wordt schathemeltje rijk dankzij publiek geld – publiek geld dat is geïnvesteerd in scholen en universiteiten, publieke subsidies en belastingvoordelen voor startups, publieke investeringen door overheden die innovatie proberen te stimuleren en natuurlijk de megadiefstal van niet-betaalde belastingen. Immoreel en destructief en dan ook nog met de overtuiging dat ze een soort übermenschen zijn, veel hipper, creatiever, slimmer en moderner dan al die sukkels in het precariaat die zich niet weten te redden in de vernetwerkte gig economy. Ze kopen hun geestelijke en morele armoede af met dure organic boodschappen en elitaire yogaklasjes, maar vooral isoleren ze zich zo ver mogelijk van het onaangename grauw in afgezonderde compounds waar de verzorging compleet is. Voor Franse revoluties hoeven ze niet te vrezen want dankzij Big Data en slimme nudges via social media manipuleren ze informatie, beeldvorming en organisatie die tot krachtige oppositie zouden kunnen leiden.

Wat Keen schrijft is herkenbaar, maar hij hamert zo door dat ik toch een beetje skeptisch word. Pas in het laatste hoofdstuk komt hij op politiek en recht, terwijl het vanaf bladzijde 1 duidelijk is dat het vooral de laissez faire houding van overheden is en de extreem neoliberale, utilitaristische en libertaire ideologieën van Ayn Rand-aanhangers die moraal, samenleving, cultuur en egalitarisme ondermijnen en de cynische uitbuiting van flexwerkende consumenten mogelijk maken. Democratie en rechtsstaat zijn ook op internet geldig, respect voor mensenrechten moeten alleen effectief worden afgedwongen en gehandhaafd. Daar zijn overheden laks en traag mee, maar misschien begint het in Europa dan toch een beetje te kantelen. Misschien wel omdat wij hier wat minder machtige multinationals te verliezen hebben.

Naast m’n politiek geöriënteerde skepsis speelt m’n privébeleving een rol. De manier waarop ik mijn baan invul is grotendeels te danken aan internet. Mijn leven en mijn vliegen zijn oneindig veel makkelijker en mogelijker geworden dankzij internet. Ik heb breder toegang gekregen tot kennis, literatuur en nieuws dan ik zonder internet zou hebben gehad. En social media hebben m’n sociale leven mee gevormd – zonder skype, facebook en twitter geen mondiale community van wedstrijdpiloten en vriendschappen met mensen die ver buiten mijn stad wonen. Voor mij is internet dus niet alleen maar slecht. Maar waar Keen volledig gelijk in heeft: internet is not the answer voor alle maatschappelijke problemen waar regeringen en verenigingen mee om moeten gaan.