zondag 30 november 2014

Sinterklaas



Voor mij heeft de traditie van Sinterklaas minder met die man-met-baard-en-mijter en zwarte Piet te maken, ook al zorgde ik lang geleden wel degelijk voor een vers geschilde wortel en wat hooi voor de open haard, zongen we uit volle borst boven onze gezette schoenen en was ik hevig bezorgd dat zwarte Piet in de schoorsteen bekneld zou raken. In ons huis ging het ook niet werkelijk om de kadootjes, ook al lagen er altijd bizar grote stapels doordat we geen lootjes trokken en iedereen dus dingen kocht voor iedereen, alleenstaande oom en tantes incluis. M’n hippie-ouders haalden wel allerlei nare psychologische experimenten met ons uit door ons op te voeden tot antimaterialistische niet-hebberige altijd tevreden braveriken en tegelijkertijd de spanning maximaal op te voeren rond die obsceen grote berg pakjes, maar ik meen dat ik m’n opvoeding toch redelijk te boven ben gekomen.
De traditie van surprises knutselen en ‘gedichten’ schrijven ging denk ik vooral om het aandacht hebben voor elkaar, een beetje moeite doen voor elkaar. Met liefde en voorpret iemand plagen met z’n gevoeligheden.
Eigenlijk gaat de zwarte-Pietendiscussie daar misschien ook wel over. Ik geloof zeer dat de anti-Pieten misleid zijn en dat de traditie van een donkere engerd niet uit racisme voortkomt. Maar ik geloof ook dat er racisme is, en dat het voor de slachtoffers daarvan pijnlijk is om geassocieerd te worden, of zich geconfronteerd te zien, met de figuur van zwarte Piet die meestal eng is of anders wat dommig.
Witte autochtone Nederlanders reageren verongelijkt en defensief op het racismeverwijt, ze voelen zich aangevallen en beschouwen de anti-Pieten als vijanden van hun fijne traditie. Het lijkt verdorie wel oorlog. Als de essentie van de Sinterklaastraditie in naastenliefde en compassie zit, in het iets voor een ander over hebben en even aandacht aan een ander besteden, dan zouden de traditionalisten er ook voor kunnen kiezen om de anti-Pieten met begrip en erkenning tegemoet te komen. Erkennen dat mensen vaak slachtoffer van racistische vooroordelen en stereotyperingen zijn, en dat dat bijzonder vernederend en pijnlijk is. Proberen te begrijpen hoe zwarte Piet er uit ziet voor iemand met een donkere huid. En de grootheid van een goedheiligman opbrengen om net zo lang te sleutelen aan de uitingsvormen van een bijzonder eigen, Nederlands culturele traditie dat de oude traditie in een veranderende samenleving nog jaren mee kan.
Het wordt tijd dat witneuzen een beetje integreren in de 21e eeuw.

zondag 23 november 2014

Gelijkheid

Gelijkheid = de vrijheid om deviant te zijn. Afwijken van de norm zonder dat dat gevolgen heeft.

Ook als ik aan de norm voldoe, ook als ik in de voordelige positie verkeer, is mijn vrijheid beperkt als er geen gelijkheid is. Mijn vrijheid hangt af van de gelijke behandeling van anderen.

ingroep uitgroep



Zelden gaat een babbeltje met m’n sportmaatjes dieper dan een grapje en een knipoog, of een opmerking over de eeuwige herhalingen op discovery channel. Heel af en toe is er een trigger voor commentaar op niet-witte of niet-hetero of niet-autochtone mensen. Ik heb er altijd spijt van als ik iets uitlok in die richting, want elke keer weer word ik verbijsterd door het venijn. Waarom voelen laag opgeleide witte heren zich makkelijker met mij verbonden dan met laag opgeleide bruine mannen? En op welke manier zou hen een beetje respect voor anderen kunnen worden bijgebracht? Het helpt niet genoeg om gewoon samen te sporten en te kletsen; achter de rug om van buitenlandse of nichterige maatjes blijkt ook daarover een hoop weerzin.
Voor m’n sportvriendjes is het vanzelfsprekend dat zij zelf de norm zijn, en ze voelen zich kennelijk bedreigd in hun cultuurreservaat. Met valse grappen, roddels en giftige praatjes bevestigen ze hun status als ‘echte Nederlanders’ en ‘echte mannen’.
Het zijn schatjes, en het is leerzaam om discriminatie in werking te zien, maar echt begrip heb ik nog niet. Natuurlijk besef ik dat er nog een enorme afstand is tussen zulke misplaatste superioriteitsfantasieën, en onvervalst racisme en genocide. Maar een holocaust komt wel voort uit dezelfde sentimenten.

zaterdag 22 november 2014

Holland, Rubicon



Holland is misschien niet zo’n literaire schrijver, en in Rubicon wordt de geschiedenis minder geromantiseerd dan op de omslag wordt beloofd, toch vind ik z’n beschrijving van het einde van de Romeinse republiek meesterlijk. Het gaat niet zozeer om jaartallen en gebeurtenissen, en ook niet helemaal om een paar hoofdrolspelers, maar vooral om de beleving, de cultuur en de publieke opinie, die er in die tijd kan zijn geweest. Misschien is het projectie van onze belevingswereld op de burgers van toen, Holland maakt in ieder geval geloofwaardig dat vrije burgers zich langzaam maar zeker de dictatuur in hebben laten luizen. Uit angst voor burgeroorlog, anarchie, wetteloosheid en vooral normloosheid gaven mensen er de voorkeur aan om door een despoot bestuurd te worden, vooral omdat ze erop vertrouwden dat zowel Caesar als Augustus hen beschermde tegen oorlog en barbaren, en de constitutie in ere hielden.
Het is allemaal enorm herkenbaar, maar de verschillen tussen toen en nu springen ook in het oog. De republiek heeft bijna vijfhonderd jaar bestaan, kom daar nu maar eens om. Vijfhonderd jaar geleden was er in Europa nauwelijks sprake van een volk van vrije burgers en bescherming van eigendom. Aan de andere kant draaide de Europese economie niet op slavernij en plundering van exotische rijken.
De Romeinse republiek lijkt – mijn kennis rijkt niet verder dan wat Holland me vertelt – gebaseerd op mores en veel minder op gegarandeerde instituties. Zolang de schijn opgehouden werd, konden instituties gecorrumpeerd en geperverteerd worden. Het recht was beperkt en de rechtsbescherming was primitief.
Hoe dan ook, voor een historisch geinteresseerd politicoloog een lekker vakantieboek.

maandag 17 november 2014

Duw ze de jihad in

Vrijwel ieder mens wil graag bij de gemeenschap horen. We zijn immers sociale dieren. Sociaal zijn is geen keuze: het is ons aangeboren. Eén van de kenmerken van ons sociaal-zijn, is dat we ons conformeren aan de normen in onze groep. Een groep kan alleen een groep blijven, als de leden zich aan elkaar aanpassen. Heel veel gedrag en heel veel opvattingen, ook van moderne, rationele, mensen, komt voort uit onze perceptie van de norm.
Dat roept twee vragen op: hoe leiden we normen af, en bij welke groep horen we?
Ieder mens hoort, afhankelijk van allerlei zich ontwikkelende factoren, bij verschillende groepen. Opvoeding, culturele omgeving en aangeboren kenmerken zullen deels bepalen wie je peers zijn, maar ook hobbies, belangstelling, opvattingen, mode, toevallige ontmoetingen, rolmodellen, media, smaak, vriendschappen, volwassenheid, woonplaats, gebeurtenissen. Je kan op maandagmorgen vooral horen bij klas 3B, op maandagavond bij voetbalvereniging FC doorzetters en bij het ontbijt bij de familie Khan. Als je door de bouwvakkers op de hoek wordt nagefloten hoor je tot de groep ‘jonge vrouwen’, als een agent je zomaar om je identiteitsbewijs vraagt hoor je waarschijnlijk tot de groep ‘allochtonen’.

In het verleden, in een eenvoudige, overzichtelijke en stabiele maatschappij, vielen veel verschillende groepen samen: in je dorp, je etniciteit, je geloof en je sportclub kwam je voortdurend precies dezelfde mensen tegen. Je was in hoge mate gebonden aan plaats en kenmerken – geslacht, leeftijd, huidskleur. ‘De samenleving’, of ‘het volk’, was een homogene groep mensen die op allerlei dimensies elkaars peers waren.
De normen in een groep staan niet in een boek om uit het hoofd geleerd en overhoord te worden. Mensen leiden af wat kennelijk een norm is, uit gesprekken, uit het gedrag dat ze van anderen waarnemen, uit uitingen van groepsgenoten. Als je tien kiekjes op facebook hebt gezien van een mooi opgemaakte maaltijd, dan weet je wat mooi eten is. Als je vriendinnetjes beginnen te gniffelen zodra een jongen in een rok langsloopt, weet je dat een rok voor jongens raar is.
Zelf draag je bij aan het bepalen van sociale normen, en aan het vaststellen van je groepen: wie hoort waar bij op welke grond? Dat is een iteratief proces: groep en norm beïnvloeden en bepalen elkaar. Door middel van roddelen, lachen om grappen, het delen van zorgen (‘wat zou jij doen...?’), discussiëren, babbelen en uitwisselen bekennen mensen zichzelf tot een groep en stellen ze vast wat de normen zijn.
Daarom heeft het een energiebesparend effect op veel mensen, als ze horen dat hun buren minder gas verbruiken dan zijzelf. Daarom hangen meer mensen hun handdoek op als ze lezen dat andere hotelgasten in diezelfde kamer dat ook deden. Daarom betalen meer mensen hun belasting op tijd, als hen verteld wordt dat de meerderheid op tijd betaalt. Voor sociale dieren zijn maar kleine duwtjes nodig.
Je kan je voorstellen dat groepsnormen ook afgeleid worden uit boodschappen die je voortdurend via de media en van opinieleiders hoort. Of dat er normen geimpliceerd worden door overheidsbeleid.

Stel: je voelt je moslim, omdat je door je ouders islamitisch bent opgevoed, al je vrienden moslim zijn en iedereen om je heen je benadert als een moslim. En stel dat er in de seculiere samenleving waarin je leeft weinig bekend is over islam. Je krijgt geen les op school over islamitische waarden of normen, je leert geen Arabisch lezen, het is ongebruikelijk om naar de moskee te gaan, er zijn weinig mensen die gezaghebbend uitleg kunnen geven over Koran of sunna. En dan komt er opeens een politieke beweging op, die tien jaar lang stelt dat islam anti-westers en gewelddadig is, en dat Nederlanderschap en islamitische vroomheid niet samen kunnen gaan. Dan begin je toch te begrijpen dat je kennelijk anti-westers moet zijn om een goeie moslim te kunnen zijn?
Je ouders, geen filosofen of mystici die dag in dag uit met geloofszaken bezig waren maar gewoon bouwvakkers en ziekenverzorgers, hebben het nooit met je over jihad, geloofsstrijd, gehad. Sinds de opstand tegen Assad zie je vrijwel dagelijks op het nieuws dat jihad kennelijk synoniem is voor terreur, voor het opensnijden van witte kelen. Van islamitische leraren begrijp je jihad een religieuze plicht is.
We doen er nog een schepje bovenop: we publiceren onderzoek waaruit zou blijken dat de meerderheid van je peers, andere Turkse jongeren, Syriëgangers als helden beschouwen. Ook al is het niet waar, we blijven het op radio en tv voortdurend herhalen.
Wat is de sociale norm voor iemand die zichzelf als moslim identificeert?

Als Nederlandse overheid zijn we hard bezig onze islamitische jeugd te vertellen dat ze alleen goeie gelovigen zijn als ze zich bij IS aansluiten. We hebben ze al wijsgemaakt dat ze geen echte Nederlanders kunnen zijn en dat ze moeten kiezen tussen hun geloof of hun burgerschap. De impliciete boodschap van het afnemen van iemands paspoort is dat je tegenstander van radicale sunnieten moet zijn om bewegingsvrijheid te verdienen.

Wullie en zullie

Het is zoals Bas Heijne schreef: iedereen wordt onder druk gezet om ‘mee te doen’, maar zwarten, moslims en Marokkanen horen er nooit helemaal bij. Je kleur moet wit zijn, je grootouders waren bij voorkeur protestant-christelijk of anders toch katholiek of desnoods joods, en je moet autochtoon zijn tot in de tiende generatie.
Als je in dat plaatje past, ben je er nog niet. Wees geen nicht, geen kunstliefhebber, zit niet in een rolstoel. Als vrouw heb je een streepje achter, ben je bejaard dan tel je niet meer mee, en doe niet zo raar door genuanceerd te denken.
Zouden die eersterangsburgers, die elite van autochtone geseculariseerde goedverdienende gezonde mannen met hun pappadagen en hybride lease-auto, zich niet een beetje eenzaam voelen?
Om me heen hoor ik ze nog steeds luidkeels grappen ten koste van anderen maken. Een grapje is toch onschuldig en als je er niet om kan lachen heb je geen humor. Demonstreren tegen zwarte piet, dat is niet grappig, dat is het verpesten van een kinderfeest. Maar alledaags seksisme, kom op zeg, niet van die lange tenen!
Ze twijfelen er geen moment aan dat zij de norm zijn. Ze bepalen de politiek, ze bepalen de economie, ze bepalen de cultuur: waarom zouden ze niet de toon aangeven? Vooral bepalen ze wie er acceptabel is en wat kan worden getolereerd. Ze bepalen zelfs wat je niet mag denken, laat staan zeggen: begrip voor radicalen, verveling met de MH17, wantrouwen tegen goeddoeners of afkeer van Boer-zoekt-vrouw. Foute opvattingen, Fout denken, Fout in de volgende oorlog. Meningsvrijheid geldt alleen voor echte Nederlanders.

zondag 16 november 2014

Verantwoordelijk met je gegevens omgaan



Als ik cybercrimineel was dan wist ik het wel. Ik zou identiteiten oogsten, en doorverkopen aan mensensmokkelaars, wetsontduikers, bankrovers, fraudeurs en stalkers. Het is de ideale markt: er liggen miljarden identiteiten min of meer voor het grijpen, en de vraag is ook al bijna eindeloos. Namen, usernames en wachtwoorden, paspoorten, adressen en geboortedata, biometrische gegevens (foto, vingerafdruk, dna), handtekeningen, alles heeft z’n prijs. En de nauwelijks beveiligde voorraden stapelen zich op: bij webwinkels, clubs, overheidsdiensten, in de toeristenindustrie en bij ieder bedrijf dat om een kopietje paspoort vraagt, dienstaanbieders die zich met een creditcard laten betalen, telefoonmaatschappijen en abonnementaanbieders. Iedereen laat minstens een paar keer per dag identificatiesporen na, en voor een slimme hacker moet het niet al te moeilijk zijn om die sporen te verzamelen.

Vroeger betaalde ik met een paar munten voor de toegang tot het zwembad, en dan trok ik volkomen anoniem m’n baantjes. Bij de sportschool werd m’n toegangspas elke maand opgeladen, zodat electronisch kon worden uitgelezen tot welke datum ik (cash) had betaald. Dankzij een foto op de pas werd voorkomen dat we met z’n tweeen om de beurt binnenkwamen.
Het zwembad registreert tegenwoordig m’n naam en adres, voordat ze me een toegangspas geven waarmee ik mezelf naar binnen kan laten zodat er geen dame meer achter de kassa meer op een knopje hoeft te duwen om de deur open te doen. De sportclub wil, in een misplaatste poging tot hipheid, m’n vingerafdruk aan m’n lidmaatschap koppelen. Iedere kledingboetiek, kapper, sigarenboer of supermarkt vraagt me om m’n naam en adresgegevens zodat ze hun marketinginspanningen kunnen verfijnen. De NS en translink willen weten wie ik ben, waar ik heen ga en waar ik woon.
Je mag hopen dat al die verzamelaars van persoonsgegevens er zorgvuldig mee omgaan en m’n identiteit supergoed beveiligen, maar het lijkt me een illusie om te denken dat er geen hacker meer bij kan.
Misschien steekt er wel op dit moment een FARC-strijdster de grens naar Colombia over met mijn paspoort; probeert een Rus de bank wijs te maken dat ik geld naar hem over wil maken; of zoekt een griezel die me bij de sportschool heeft gezien uit waar hij het openstaande raampje naar mijn slaapkamer kan vinden. Misschien ook niet; ik heb m’n tientallen wachtwoorden en pincodes immers goed verstopt…

zondag 9 november 2014

Herfstgeluk



In de verte komt een gigantische v-formatie aan. Ik schat zo’n honderd ganzen. Ze vliegen zo hard dat ze al snel weer uit beeld verdwijnen.