Wie over de
staatsinrichting denkt, denkt doorgaans over democratie en rechtsstaat en over
de relatie tussen die twee concepten. Over bestuur gaat het zelden, misschien
omdat besturen minder verheven is, minder een kwestie van politieke theorie.
Maar de drie concepten hangen wel erg samen en een goeie staatsinrichting
optimaliseert de relatie tussen die drie.
Zou je een doorgeschoten
democratie zonder rechtsstaat en zonder mogelijkheden om te besturen hebben,
dan krijg je dictatuur van de meerderheid. Populisme dat uiteindelijk alleen
tot totalitarisme kan leiden omdat er onbelemmerde druk tot homogenisering ontstaat.
Iedereen moet zich voegen naar de ‘wil van het volk’ en afwijkingen zijn niet
legitiem. Ergens anders over denken dan de meerderheid wordt een kwestie van
volksverraad.
Een doorgeschoten
rechtsstaat zonder matigend bestuur en zonder relativering door burgers zou
kunnen leiden tot regelfetisjisme. Een dictatuur van de wet zonder oog voor
redelijkheid, billijkheid en de bijzondere omstandigheden van individuele
gevallen. Als mensen zich moeten gaan voegen naar systemen verdwijnt
menselijkheid en moraal. De dimensie goed – slecht, de dimensie van
rechtvaardigheid, gaat verloren als het er alleen nog maar toe doet of een
regel is nageleefd, een norm gehaald.
En doorgeschoten bestuur
is technocratie, onverantwoord en onnavolgbaar. Een overheid van goeie
bedoelingen met een maakbaarheidsillusie slaat regelmatig de plank mis. Als
onderzoekers de belangrijkste beleidsbepalers zijn en als overleg en compromis
de enige methoden voor verandering zijn, wordt politiek een strijd om het
gelijk. De waarheid vastgesteld door commissies. Oppositie is vooral dom en
wordt eenvoudig genegeerd.
Ik denk dat het gewicht
in Nederland al decennia aan de bestuurskant hangt. Dat zou wel eens de woede
over een elite kunnen verklaren. Wil je besturen dan is een elite nodig. Maar
grote groepen burgers zijn het bestuur zat. Zij willen meer democratie. Met
alle risico’s van dien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten