zaterdag 6 april 2019

René Hirsch, The masculine civilization

(vooraf: ik ben geen neutrale lezer)

The masculine civilization is pittige kost, deels door de schrijfstijl, deels door mijn onbekendheid met het onderzoek waaraan wordt gerefereerd en deels door de manier waarop het verhaal wordt verteld. Ik kan niet precies duiden wat er nou zo moeilijk is aan de tekst, maar het is moeilijk. Lange zinnen, moeilijke woorden. Toch is het niet vervelend om te lezen, je moet alleen wel wakker zijn. Misschien komt het doordat het in het engels is geschreven door een Fransman, of doordat het een bijna wetenschappelijke tekst is van een autodidact, hoe dan ook is niet alleen de auteur belezen maar dat wordt ook van de lezer verwacht. Hoewel de lezer dan weer wel aan de hand wordt genomen met uitgebreide voetnoten en appendices zodat alle kennislacunes zo goed mogelijk worden opgevuld.
Afgezien daarvan vond ik het een fijn verhaal om te lezen. Het is het verhaal van de ontwikkeling van de mensheid aan de hand van de relatie tussen mens en natuur, het denken over leven en dood, vruchtbaarheid, en dus de religieuze ontwikkeling van de mens. En dat vanuit feministisch perspectief, wat volgens de auteur eigenlijk onvermijdelijk lijkt te zijn.
Het verhaal begint bij de eerste mensen die in kleine groepjes onderdeel van de natuur zijn en die het verband nog niet hebben gelegd tussen seks en geboorte. Ze verklaren alle verschijnselen met de vondst van geesten en in de cyclus van leven en dood van de mens staat de vrouw evident centraal. Mannen hebben een vergelijkbare rol voor vrouwen en hun mogelijkheid om kinderen te krijgen, als dieren, planten, stenen, water, grond, lucht en vuur.
Als mensen gaan landbouwen en later aan veeteelt gaan doen veranderen ideeën over vruchtbaarheid. Vrouwen worden op een gegeven moment gezien als een soort akkers waarin mannen hun zaad zaaien. Zodra de link wordt gelegd tussen seks en vaderschap wordt het interessant om te controleren met wie een vrouw seks heeft en dat impliceert controle van mannen over vrouwen.
De godsdienst verandert mee en als er steden ontstaan en monarchieën worden goden heersers. De koning is vaak de verpersoonlijking van de hoogste god. Migratie, handel en oorlog leiden tot vermenging van goden en hier en daar wordt het goddelijke onpersoonlijk. Daarmee verandert ook de rol van priesters. Waren het eerst bijzondere mensen, uitverkorenen, die in contact met de goden stonden, uiteindelijk wordt priesterschap een functie. Iedereen zou priester kunnen worden, als hij maar aan de voorwaarden voldoet. Ik herkende in dit deel van het verhaal een oorsprong van bureaucratie en publieke ambten, maar daar gaat dit boek niet over.
Uiteindelijk ontstonden in het middenoosten monotheïstische, exclusieve religies waarin de god geen herkenbare identiteit meer heeft maar alomtegenwoordig is. De exclusiviteit biedt de priesters en gelovigen natuurlijk macht en superioriteit; het legitimeert dwang tot conformiteit aan de regels van een godsdienst en onderdrukking van 'anderen'.

Het boek is interessant en biedt heel veel stof tot nadenken. Ik ben niet volledig overtuigd dat dit het enige juiste verhaal is, andere vertellingen zouden misschien ook mogelijk zijn. Maar voor wie niet minstens even geleerd is als de schrijver, is het lastig om aan te wijzen waar alternatieven tot een andere logica zouden kunnen leiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten