Democratische politiek is lastig. Voor de verkiezingen
probeer je jezelf te onderscheiden, en kiezers aan je te binden, met
aansprekende beloften. Na de verkiezingen wil je gaan besturen zodat je zoveel
mogelijk van die beloften waar kan maken. En om te kunnen besturen moet je
compromissen sluiten, samenwerken met de politici waartegen je je voor de verkiezingen
nou juist had afgezet.
Geen wonder dat kiezers zich permanent belazerd voelen,
dat ze politiek als een smerig spelletje en politici als een corrupte kliek
zien. En geen wonder dat politici niet weten hoe ze de kiezers kunnen
overtuigen van hun oprechte goede bedoelingen.
Daar komt nog bij dat het neo-liberalisme alles
vermarkt heeft, inclusief de politiek. Verkiezingen zijn niet anders dan een
allocatiemechanisme waarin vraag en aanbod met elkaar gematcht worden. Partijen
en verkiezingsbeloften hangen niet meer samen dankzij ideologie, samenhang is
een imago dat tot stand komt door marketing. Kiezers kopen invloed met hun stem
en als ze niet zichtbaar tevreden worden gesteld, stemmen ze een volgende keer
op een ander die betere beloftes in de aanbieding heeft. Tot er geen partij
meer is waarvan ze nog iets verwachten – dan stemmen ze niet meer, of op een
antipolitieke partij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten