dinsdag 30 augustus 2016

Mansvelt Beck, How we do things here



Zelden had ik zo’n moeilijke start met een boek en was ik zo enthousiast toen ik het uit had. Mansvelt Beck begint met een politiek-theoretisch onderscheid tussen liberaal culturalisme en framework liberalism. Het kwam op mij geforceerd en nodeloos ingewikkeld over, ik vermoedde dat het met andere titels net zo goed over communitarisme en liberalisme zou kunnen gaan en ik kon de onderscheidende kenmerken maar steeds niet onthouden. En dat alles in een onleesbaar stijf engels.
Na die topzware politieke theorie volgde een minutieus verslag van parlementaire debatten over etnische minderheden. Nog steeds in dat gortdroge engels, en doordat ik de introductie niet goed had begrepen miste ik de zin van die uitgebreide debatbehandeling. Een paar keer wilde ik het boek zelfs helemaal weg leggen, maar ik ken mezelf en weet dat ik het dan nooit meer lees en dat kan natuurlijk niet met een boek dat ik kado heb gekregen met het idee dat het precies iets voor mij zou zijn.
Dat bleek uiteindelijk inderdaad het geval. Mansvelt Beck stelt vast dat Nederland sowieso een liberale politieke cultuur heeft, waarin het om vrijheid en gelijkheid draait. Het is zoeken naar de verhouding tot mensen die van de meerderheid afwijken, want ook zij hebben fundamentele rechten.

Wat Mansvelt Beck liberaal culturalisme noemt gaat om een standpunt waarin de gemeenschap, de natie, het volk, uit een bonte verzameling autonome individuen bestaat. Die individuen mogen en moeten burgers zijn. Dat wil zeggen dat zij alle burgerlijke rechten en vrijheden hebben, dat er niet alleen een verticale maar ook een horizontale werking van die rechten geldt dus dat de staat hen dient te beschermen tegen rechtsinbreuken door organisaties of (sociale) groepen, en dat zij als echte burgers de morele plicht hebben om te participeren in ‘de samenleving’. In dat wereldbeeld past het niet als minderheden zich afzonderen van de maatschappij en niet meedoen met de meerderheid. Alleen de liberale rechtsstaat, die is gebouwd op de fundamenten van secularisme en rationalisme dus op publiek debat en permanente twijfel aan ‘de waarheid’, kan autonomie van het individu bewerkstelligen; subculturen belemmeren volledige ontplooiing van hun individuele leden.

In het framework liberalisme is de kernwaarde juist gewetensvrijheid en vrijheid van godsdienst. Echte godsdienstvrijheid veronderstelt dat afzonderlijke morele gemeenschappen de vrijheid moeten hebben om te leven naar hun overtuigingen, inclusief overtuigingen die de meerderheid misschien verwerperlijk vindt. Zolang men zich voegt naar de basisvoorwaarden van de democratische rechtsstaat (Mansvelt Beck constateert meerdere malen dat die nooit geëxpliciteerd worden en doet dat zelf ook niet, maar je zou denken dat het gaat om respect voor de fundamentele rechten van anderen en acceptatie van besluitvormingsprocedures enerzijds, en terughoudendheid door de overheid bij het binnendringen van de persoonlijke levenssfeer en het voorschrijven van normen op het vlak van zedelijk welzijn) is elke morele gemeenschap vrij in het vormgeven aan de eigen moraal en cultuur. Daar horen vrijheid van onderwijs bij, vrijstelling van vaccinatieplicht, het recht om al dan niet hoofddoekjes te dragen, dienstweigeren op grond van religieus pacifisme en ritueel slachten. Kinderen worden door hun ouders en gemeenschap opgevoed tot rechtschapen mensen en de staat is er niet om vast te stellen wat goed of waar is. Zolang individuele leden van een subcultuur die subcultuur mogen verlaten moet de democratische meerderheid de afwijkende normen en gebruiken in die cultuur tolereren.

Mansvelt Beck stelt aan de hand van de parlementaire debatten over het multiculturalisme, inburgering en ritueel slachten vast dat de stemming in Nederland verschoven is van framework liberalisme naar liberaal culturalisme. Met die verschuiving is de seculiere, rationalistische norm maatgevend geworden waardoor iedereen met een afwijkende mening zich moet verantwoorden in de taal van wetenschap en bewijs. Juist voor godsdienstig gelovigen is dat onmogelijk, waardoor zij bijna per definitie hun geloofwaardigheid verliezen. De meerderheid toont dan ook weinig respect voor hun overtuigingen, wensen en behoeften.
Dat gaat uiteindelijk ook ten koste van het seculiere, rationalistische debat, waar steeds minder alternatieve denkbeelden en logica’s in doordringen. Daardoor convergeren meningen en opvattingen over wat goed en waar is, er ontstaat een homogene cultuur en dat levert grote druk op, op burgers, om zich te conformeren. En dat is dan niet erg liberaal.

Ik denk dat die verschuiving vooral te maken heeft met de islam en etnische minderheden. De komst van groepen immigranten die al te vreemd en onherkenbaar waren hebben we niet aangekund. Verschillende vormen van protestantisme, katholieken, joden, jehova’s getuigen, dat is nog wel gelukt in de decennia dat de liberale rechtsstaat zich ontwikkelde en een liberale politieke en maatschappelijke cultuur gevormd werd. Maar na de radicale emancipatiebewegingen van de jaren ’60 en ’70 vinden veel Nederlanders dat de bevrijding ‘klaar’ is, we hebben optimale vrijheid en gelijkheid verworven en nou moeten er niet ineens vreemdelingen komen die dat aan het wankelen brengen. De eis van assimilatie en verantwoording die de meerderheid aan (moslim) minderheden stelt is dan ook een defensieve reflex en komt niet voort uit een groot liberaal respect voor de autonomie of gewetensvrijheid van die moslims.

Mansvelt Beck concludeert dat liberale tolerantie tegelijkertijd om autonoom burgerschap draait als gewetensvrijheid en dus een zekere mate van laissez faire van morele gemeenschappen vereist. Dat er dus geen one-size-fits-all afwegingskader te bouwen is, maar dat per kwestie en per periode een balans gevonden moet worden. Daarmee bevestigt hij het belang van politiek, van procedurele rechtvaardigheid en van systematische checks and balances. Inderdaad een boek dat precies in mijn straatje past.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten