De
staat, de overheid, heeft impact op zo ongeveer de complete keuzearchitectuur
voor burgers en organisaties. Of mensen een keuze moeten maken, of ze een keuze
kunnen maken, welke keuzes ze kunnen maken, wanneer ze een keuze moeten maken –
dat is keuzearchitectuur. En de overheid bepaalt in hoge mate, op ongelooflijk
veel gebieden en op verschillende niveaus van belangrijkheid, welke keuzes er
te maken zijn. De uitkomsten van al die keuzes zien we als ‘gedrag’. Wel of
niet stoppen voor een rood licht, wel of niet crimineel zijn, wel of niet
premie betalen voor een verzekering, wel of niet op tijd je belastingaangifte
invullen, wel of niet investeren in een duurzame technologie, wel of niet
iemand in dienst nemen… het is zo ongeveer oneindig. En er zijn weinig keuzes,
er is weinig gedrag, waar de overheid niet op de één of andere manier invloed
op heeft. Tot in de slaapkamer en het stemhokje aan toe.
Voorbeelden. Als de bouw
van kleine éénsgezinswoningen in het voorstedelijk groen wordt gestimuleerd,
wordt het voor groepen lastig om communes te vormen. Als het erfrecht
onderscheid maakt tussen kinderen van gehuwden en die van ongehuwden, beïnvloed
je de keuze van mensen om al dan niet te trouwen. Als er geen fietspaden zijn
aangelegd en de plicht om een helm te dragen met hoge boetes wordt afgedwongen,
kiezen mensen er vaker voor om de auto te pakken.
Keuzearchitectuur is grotendeels
een gevolg van overheidsbeleid. Zowel keuzes die mensen bewust en afgewogen maken,
als keuzes die volkomen onbewust, automatisch, worden gemaakt, worden
waarschijnlijker of juist minder in een bepaalde keuzearchitectuur. Een
overheid die bepaalde keuzes, bepaald gedrag, wil stimuleren en ander gedrag
probeert te beperken doet dat door middel van beleid. Een combinatie van een
bepaald doel (zoals in een politiek, democratisch, proces bepaald) en methoden
om dat doel te bereiken.
De moderne aandacht die er
bij overheden is voor gedrag maakt beleid slimmer. Dat werkt zo: het
allerdomste beleid is eenvoudig het gewenste gedrag verplichten en onwenselijk
gedrag verbieden. Dat kan je al een beetje verbeteren door toezicht op het
gedrag te organiseren en de verplichtingen en verboden met de dreiging van
sancties te laten handhaven.
Een beetje slimmer is het
om voorlichting te geven, te zorgen dat mensen weten hoe ze zich moeten
gedragen en hen te overtuigen van het nut van dat goeie gedrag. Of om gewenst
gedrag financieel aantrekkelijk te maken met belastingvoordelen of subsidies.
Of om de handhaving van ge- en verboden niet af te laten hangen van
afschrikking en dwang, maar van goeie gesprekken, vertrouwen en het gezag van
handhavers. De politieagent die je erop wijst dat je kleine kinderen in gevaar
brengt door ze het slechte voorbeeld te bieden.
Doordat beleidsmakers
zich meer gelegen laten liggen aan gedragsinzichten, aan kennis over de manier
waarop mensen keuzes maken, kunnen ze het nog slimmer aanpakken. Ze kunnen de
keuze waarvan ze hopen dat mensen die zullen maken makkelijk of aantrekkelijk
maken (zoals winkeliers het duurste product op ooghoogte in de schappen
leggen). Ze kunnen zorgen voor allerlei signalen – kleuren, plaatjes, gedrag
van anderen – die van invloed zijn op het onderbewuste van de meeste mensen
(nudges). Ze kunnen voorschrijven hoe een gebouw ingericht moet zijn of hoe een
website werkt. Ze kunnen de regels over schoolkeuze, pensioenen,
dienstverbanden, beroepsgroepen, prijzen, natuurgebieden, enz. enz. enz. zó
maken dat het meest voor de hand ligt om dàt te doen wat de politiek het meest
wenselijk vindt, of zelfs onwenselijke keuzes onmogelijk maken. Ze kunnen
mensen laten opleiden of trainen om betere keuzes te maken, ze kunnen zorgen
dat er hulp is of iemand die voordoet hoe het moet. Ze kunnen de mensen waarop
het beleid zich richt vragen om mee te denken of mee te beslissen.
Met slim beleid wordt
niet alleen een slimme keuzearchitectuur vormgegeven – er gebeurt nog veel
meer. Er wordt grondig onderzocht wat er nodig is voor verschillende groepen
mensen. Er wordt rekening gehouden met de wensen en moeilijkheden van mensen.
Wat is hun context, onder welke druk staan ze en welke mogelijkheden hebben
verschillende groepen? De vrijheid van burgers om keuzes te maken wordt
afgewogen tegen het maatschappelijk belang van het politiek gewenste gedrag. De
betekenis van gelijke behandeling bij ongelijke gevallen wordt besproken. Het
belang van solidariteit en van wie met wie wordt tegen het licht gehouden.
Beleid met aandacht voor gedragsinzichten impliceert openheid van beleidsmakers
voor de perspectieven van burgers.
Beleid kan alleen maar
slim zijn als in de gaten wordt gehouden of doelen bereikt worden, of doelen
bereikt kunnen worden, en als dat
niet teveel kost. Dat betekent dat er kennis uit allerlei soorten onderzoek
gebruikt wordt om beleidskeuzes te onderbouwen, en dat er voortdurend data
verzameld worden om te monitoren hoe mensen zich gedragen en of dat verandert,
en dat er van tijd tot tijd een heuse effect-evaluatie wordt gedaan om na te
gaan of alle maatregelen nou werkelijk zoden aan de dijk hebben gezet. Dat
alles vraagt om bereidheid van beleidsmakers om hun veronderstellingen en
opvattingen kritisch tegen het licht te houden, om verschillende maatregelen
uit te proberen en om hun beleid aan te passen als duidelijk wordt dat het
beter kan.
De aandacht voor
gedragsinzichten heeft hernieuwde belangstelling voor al die aspecten van goed
beleid maken met zich meegebracht. Expliciet afwegingen maken, keuzes baseren
op kennis en onderzoek, rekening houden met de verschillende omstandigheden van
verschillende doelgroepen, in gesprek gaan met burgers, experimenteren,
monitoren en evalueren. Zo is het thema ‘gedrag’ misschien niks nieuws, maar
het draagt wel degelijk bij tot beter beleid.
Veel te lang item: hoe relevant ook. Kees Verduin
BeantwoordenVerwijderenIk kan hier natuurlijk alleen maar fanmail toestaan ;-)
VerwijderenJe hebt gelijk, als blogje is het niet geschikt. Maar ik moest het toch kwijt, letterlijk in dit geval.