Grappig, ik had net een paar stukjes geschreven over de
steeds dommere en onmenselijker manieren waarop de rijksoverheid draait, toen
ik deze verzameling columns van iemand leende. Wim maakt exact dezelfde
observaties, en uit exact dezelfde opvattingen, als ik. Hij schrijft het
misschien alleen wat beter op.
Terwijl ik het lees heb ik voortdurend de neiging om
het aan leidinggevenden verplicht te stellen, maar de luchtige schrijfstijl
voorkomt dat het als managementboek serieus zou worden genomen. En eigenlijk is
het ook een aaneenschakeling van open deuren en bekende ambtenarenklachten. Dat
is dan ook meteen klacht nummer één: ook al weet iedereen wat er mis is, ook al
zijn er honderden dure en goeie adviezen en professionele adviseurs die
eenzelfde waarschuwing herhalen, niemand laat zich er iets aan gelegen liggen.
Politici hebben geen belangstelling voor de ambtelijke organisatie behalve als
ze stoer kunnen doen met het inkrimpen ervan. Ambtenaren laten zich gedwee
koeioneren. De rest van het land zal de kwaliteit van het werk van ambtenaren
een zorg zijn.
Een paar van die open deuren:
Kennis is niet hetzelfde als onderzoek.
Wetenschappelijk onderzoek is – zonder belangen en keuzes
– nog niet voldoende als evidence om beleid te ontwikkelen. Daar moet toch echt
nog politiek bij.
Zelfs de meest loyale ambtenaren hebben moeite hun
minachting voor de politieke rationaliteit te onderdrukken. Misschien wel juist de meest loyale. Omdat ze het niet
begrijpen, omdat ze de verschillende rollen niet scherp voor ogen hebben, omdat
ze niet in de gaten hebben dat hun eigen vooroordelen geen onomstreden waarheid
zijn.
Blije ambtenaren leveren beter werk af dan ongelukkige
ambtenaren.
Ambtenaren worden blij van voldoende professionele
ruimte en van adequate faciliteiten. Bevelen, controleren en afknijpen (te
weinig werkruimte, verbod op boeken, gedwongen bureauhoppen, middeleeuwse
software) leiden op geen enkele manier tot beter of fijner of zelfs maar
goedkoper werk.
En dan eentje van mezelf en mijn collega’s, ik denk dat
Wim er niet zoveel last van gehad heeft: als je een paar miljard aan
belastinggeld wil bezuinigen zou je eens een hele kabinetsperiode, of langer,
een reorganisatiestop moeten invoeren. Verboden te reorganiseren, hooguit voeg
je maar wat fte’s toe hier en daar maar vier jaar lang mag je er niet één
weghalen, anders noemen of anders ‘ophangen’. Laat ambtenaren eindelijk weer
eens hun energie, kennis, ervaring en motivatie steken in hun werk in plaats
van hun baan. Zorg dat ze teams van vertrouwde collega’s kunnen vormen die met
elkaar kunnen samenwerken op basis van expertise en competenties. Dat ze
netwerken van activisten, opinieleiders, betrokken burgers, onderzoekers en
organisaties kunnen opbouwen en onderhouden. Dat ze met gezag hun minister kunnen
adviseren. Dat ze kunnen leren.
Over leren: naast een rigide analytisch (ingenieurs) model
waarin beleidsontwikkeling een kwestie is van het in volgorde doorlopen van de
verschillende stappen van de beleidscyclus (waarbij standaard alle stappen na ‘besluitvorming’,
zoals uitvoering, toezicht, handhaving, evaluatie, verantwoording, herijking
vergeten worden) zou er veel meer ruimte moeten zijn voor een fuzzy trial and
error (markt) model. Er moeten foutjes gemaakt kunnen worden waarvan geleerd
kan worden, maar als je klassiek lineair te werk gaat met maar één projectgroep
die maar één ‘oplossing’ voor een beleidsprobleem uitwerkt, wordt elke fout een
drama dat je liefst onder het tapijt wil vegen.
Nog een fijn stukje uit het boek over moderne
ambtelijke verhoudingen:
“Het is logisch dat de werkvloer niet braaf doet wat de
leiding vraagt. Of op zijn minst: veel meer doet dan de leiding vraagt. De
agenda’s van de DG’s en de directeuren zitten zo dichtgeplamuurd dat ze
nauwelijks tijd hebben om werkelijk leiding te geven. De DG’s hollen uren per
week naar de minister toe, achter de minister aan of ze bellen met de minister.
Een DG kwam eens vloekend en zwetend mijn kamer binnen en zei: “Wim, ik heb het
eens nagerekend maar ik zit twee volle dagen, twee volle dagen bij dat mens op
de kamer.” Toen ik een paar dagen later met dezelfde DG een afspraak bij de
minister had, verliet hij ijlings de kamer toen ik naar binnen ging en kermde: “Ik
moet me even poederen.” Vijf minuten later zat hij weer braaf en met een
uitgestreken gezicht aan de tafel van de minister.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten