vrijdag 12 februari 2016

Ambtenaar in de knel



Hoe is het in godsnaam zover gekomen? Alle ambtenaren op nationaal niveau in dienst van het Rijk, flexibel werken, makkelijke mobiliteit – het leek zo goed en slim en modern. De realiteit is zó verschrikkelijk anders, zó pervers: je bent als ambtenaar helemaal niet in algemene dienst in de zin dat er over de organisatiegrenzen heen gekeken wordt. Flexibiliteit betekent niet: grotere bewegingsvrijheid voor medewerkers. Mobiliteit is een ander woord geworden voor ‘makkelijk mensen lozen’. Terwijl high brow adviseurs lansen breken voor modernisering van de Rijksdienst, het belang van kennis en daarmee van menselijk kapitaal, strategisch denken en openheid en responsiviteit, worden juist de medewerkers die daarbij passen eruit gewerkt.

Allereerst is er de decennia-lange beweging van NPM: het alsmaar verdergaand bedrijfsmatig beheersen van overheidsprocessen heeft geleid tot een enorme opkomst van managers. Dat zijn mensen die hun carrière niet bouwen op het welzijn en de kwaliteit van de medewerkers, op strategische visie of de kwaliteit van het overheidshandelen. Echte managers sturen op resultaten, op meetbare grootheden en fte’s. Ze worden afgerekend op zichtbare acties als reorganisaties en bezuinigingen. Blij personeel of blije burgers gaan een leidinggevende echt niet naar een interessante volgende positie helpen.

Afdelingen voor personeelsmanagement zijn grondig verbouwd. Er bestaan geen adviseurs voor de medewerkers meer. Medewerkers kunnen naar de arbodienst, het bedrijfsmaatschappelijk werk of hun eigen advocaat. Ze worden met andere woorden pas geholpen als er een probleem is. De personeelsadviseurs dienen het management – vaak tégen de zittende medewerkers.
Ondertussen is de beeldvorming over ambtenaren in politiek en samenleving verslechterd en is het ambtelijk apparaat fors gekrompen. Dat ging ten koste van de onmeetbare waarden van de overheid: kwaliteit, legitimiteit, betrokkenheid, lerend vermogen.

Die op beheersing gerichte, hiërarchisch georganiseerde en juridisch georiënteerde overheid met afnemend lerend of innovatief vermogen wordt steeds nadrukkelijker geconfronteerd met een fluïde en mondige samenleving. De overheidsmanagers staan meer en meer onder druk vanuit de politiek, de samenleving en de ambtenaren om ‘iets’ te doen, maar ze weten niet wat en hoe. Ze voelen zich klem gezet en juist hun eigen medewerkers die het duidelijkst aangeven dat er verandering nodig is veroorzaken ernstige hoofdpijn. Laten die medewerkers nou ook de enige factor zijn waar overheidsmanagers ‘iets’ aan kunnen doen: lozen, afvloeien, wegmobiliseren.

Er staan wel nog wat rechten en regels in de weg als je van een medewerker af wil: OR-en willen vaak goeie argumenten horen over het organisatiebelang van een reorganisatie; medewerkers worden tegen willekeurige behandeling beschermd door wetten en regels; vakbonden eisen dat er geld en middelen in personeel worden geinvesteerd. Voor de geplaagde overheidsmanagers is dat allemaal erg lastig. Zij schuiven het liefst met ambtenaren alsof het inwisselbare pionnetjes waren, anoniem en gezeglijk. Dus werken ze mensen er op andere manieren uit: door hen geen of ongepaste opdrachten te geven, verloven in te trekken en werkplekken af te nemen, niet te communiceren of alleen te dreigen, schreeuwen of pesten. Collega’s wordt meegedeeld dat iemand zelf is vertrokken (terwijl de betreffende persoon plotseling de toegang wordt geweigerd), er worden vacatures opengesteld en nieuwe mensen aangesteld op functies waar iemand nog niet uit ontheven is, accounts worden afgesloten en zelfs gespreksverslagen vervalst. De ongelukkige medewerker eindigt overspannen of moet bij de rechter aantonen dat hem of haar niks te verwijten valt – ongeveer net zo lastig als je onschuld bewijzen in een strafzaak

De overheid wordt er niet beter van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten