Wetgever en rechter moeten zich niet bemoeien met schelden, beledigen en grieven. Mensen kunnen elkaar de vreselijkste dingen naar het hoofd slingeren, tallozen worden tot het diepst van hun wezen gekrenkt en al dat gescheld is inderdaad afschuwelijk. Ik kan erover meepraten. Als vrouw, als ambtenaar, als witneus, als oudere dame en als jong grietje, als Hollander en als Limburger, als boekenwurm en als leeghoofdig sporter, te dik en te dun, elitair en plat, in al mijn hoedanigheden ben ik wel eens beledigd. Koorballen die aan meisjes refereren als gleuven, buitenlanders die stellen dat Nederlanders zo ongastvrij zijn, en aan iedere borreltafel maar weer opnieuw uitleggen dat we ook bij de overheid best hard werken.
De vrouw die luidkeels verkondigt dat ‘Hitler er nog een paar vergeten is’ beledigt natuurlijk vooral zichzelf. Wie wil er nog met zo’n maf wijf geassocieerd worden? Ze geeft een inkijk in haar onfrisse hoofd, en als onze vrije en geciviliseerde samenleving een beetje werkt dan zal ze daar een sociale afstraffing voor ondervinden.
Het beledigen en krenken (onnodig nog wel!) van god, groepen mensen of individuen, het moet allemaal uit het strafrecht en uit de wet. Leren omgaan met belediging is een essentieel element van opgroeien, net als de ontdekking dat je zelf voor schut staat als je een ander beledigt.
Laster en leugen, oproepen tot geweld of tot het afnemen van burgerrechten, en het schelden tegen een ambtenaar in functie moeten wèl juridisch kunnen worden verboden en bestraft. Het zijn uitingen die het goed functioneren van de democratische rechtsstaat belemmeren. Ongeacht de mate waarin een belasterde persoon zich gegriefd voelt moet de overheid ons beschermen tegen aanvallen op het systeem waarin ieders gelijkheid en vrijheid worden gegarandeerd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten