maandag 5 juni 2023

Ruud Koole, Twee pijlers; Het wankele evenwicht in de democratische rechtsstaat

Het recente boek van Ruud Koole over democratie en democratische rechtsstaat (liberal democracy past beter) is een fijn hedendaags handboek politicologie. Niet alleen omdat ik van zowat alle opgevoerde wetenschappers les heb gehad of literatuur gelezen, maar toch vooral om de volledigheid en om de rake analyses. Bladzijde naar bladzijde galmde “dat vind ik ook” door m’n hoofd.

Koole verdeelt democratie in twee pijlers: de electorale en de juridisch-bestuurlijke. De eerste pijler betreft alles wat met kiesstelsel en volksvertegenwoordiging te maken heeft – legitimiteit is er gebaseerd op eerlijke en vrije verkiezingen, controle en meerderheden. In de tweede pijler komt legitimiteit voort uit onafhankelijkheid en verantwoording, al behandelt Koole dat laatste fenomeen maar beperkt. Hij stelt vast dat de drie centrale kenmerken van een rechtsstaat (in de zin van rule of law) een onafhankelijke rechter, het legaliteitsbeginsel en het respect voor mensenrechten zijn. Aangezien parlementaire meerderheden beslissend zijn voor de wet, zijn die drie rechtsstaatkenmerken democratisch. De definitie van democratie van Schumpeter is immers “that institutional arrangement for arriving at political decisions (wetgeving!) in which people acquire the power to decide by means of a competitive struggle for the people’s vote”

Hij neemt vooral de belangrijkste democratietheorieën door en dan houdt hij de ontwikkelingen in Nederland daar tegenaan. Zo legt hij uit dat Montesquieu het nooit over een trias politica heeft gehad en in een land van politieke minderheden is monisme een voorwaarde om regeren überhaupt mogelijk te maken. Dat een gefragmenteerde Kamer een teken van uitstekende inhoudelijke vertegenwoordiging is, maar dat er steeds meer naar descriptieve vertegenwoordiging wordt verlangd wat een vorm van identiteitspolitiek is en debat en compromis in de weg staat. Dat geen enkele democratie ‘absoluut’ kan zijn en er altijd een aristocratisch of elitair element in zit omdat zelfs directe democratie geen volkomen gelijke invloed van zeventien miljoen mensen kan borgen. “Alleen een Kamer met kwalitatief goede Kamerleden, van wie er een behoorlijk aantal meer dan één volle periode zit, kan de controlerende functie van het parlement waar maken tegenover een kabinet dat zich gesteund weet door een uitgebreide en permanente bureaucratie.”

Dat burgerparticipatie en ‘doe-democratie’ bepaald niet democratisch zijn maar juist populistische methoden om de belangenafweging en formulering van het algemeen belang door de volksvertegenwoordiging te ondermijnen. Dat er altijd al veel democratische weerzin tegen politieke partijen bestond maar dat ze onmisbaar zijn voor vertegenwoordiging. Zonder politieke partijen zou de regering worden gevormd door elites op grond van geboorte, rijkdom of positie.

Koole maakt zich met name zorgen om de verstoring van het evenwicht doordat er erg veel macht naar het bestuur verschuift, ten koste van de volksvertegenwoordiging. Dat gebeurt niet alleen op nationaal niveau maar ook op lokaal en Europees niveau, al gaat het in dat laatste geval niet om een verschuiving natuurlijk. Er zijn verschillende oorzaken en mechanismen die de onbalans versterken, maar een hele belangrijke is het optuigen van allerlei (zelfstandige) bestuursorganen die niet of nauwelijks door het parlement kunnen worden gecontroleerd. “Terughoudendheid is nog meer gewenst bij het overdragen van overheidstaken aan andere technocratische instellingen, zeker wanneer die worden belast met toezichthoudende en regelgevende taken. Bij hen ontbreekt, anders dan bij de rechter (no plaintiff, no judge), een rem van benodigde externe actie voordat zij mogen optreden.”

Dat verstoorde evenwicht brengt risico’s met zich mee voor het draagvlak voor het democratisch bestel. De legitimiteit van het openbaar bestuur zonder parlementaire inbreng komt namelijk vooral voort uit het leveren van tastbare opbrengsten voor het publiek. Maar als er geen opbrengsten zijn, of als de opbrengsten juist vanzelfsprekend lijken, hapert de outputlegitimiteit.

Koole sluit af met een waarschuwing tegen ont-democratisering, juist door de groei in aantal en invloed van de non-majoritarian institutions, contre-démocratie of unelected bodies.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten