Ton Derksen, De ware toedracht; Praktische wetenschapsfilosofie voor waarheidzoekers, Veen Magazines, Zutphen 2010
Dit inderdaad nogal praktische boek zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die met de strafrechtketen te maken heeft. De auteur laat zien hoe politiefunctionarissen, openbaar aanklagers en rechters (en advocaten) in dezelfde cognitieve valkuilen trappen als alle mensen. De hersenen van mensen werken nou éénmaal op een bepaalde manier, bij uitstek geschikt om te overleven in een omgeving van direct gevaar en voedselstrijd. De valkuilen veroorzaken doorgaans weinig serieuze problemen, maar in de strafrechtketen levert het wel onschuldige veroordeelden en loslopende criminelen op.
Twee oplossingen liggen voor de hand: goed onderwijs voor politiefunctionarissen en juristen over empirisch onderzoek en de risico’s van zelfgenoegzaamheid, en het organiseren van tegendenkers. Bij belangrijke strafrechtelijk onderzoek (al vanaf het moment dat de opsporing begint) zou er een instantie moeten zijn die alternatieve scenario’s bedenkt en ondersteunt dan politie en OM.
Onderdeel van goed onderwijs zou kennis van statistiek moeten zijn, zeker nu politie en justitie meer en meer gebruik maken van datamining technieken en geavanceerde statistische analyses. Het boek van Derksen biedt een eerste kennismaking. Nog inzichtelijker wordt het met Hans van Maanen, Goochelen met getallen; Cijfers en statistiek in krant en wetenschap 2009. Functionarissen die oordelen en handelen baseren op statistische analyses, moeten begrijpen welke conclusies wel en niet getrokken kunnen worden op basis van statistische verbanden.
Derksen behandelt cognitieve valkuilen vanuit drie perspectieven: psychologie, wetenschapsfilosofie en statistiek. Hij gebruikt bekende voorbeelden ter illustratie: Louwes, Henk H. en Lucia de B.
Psychologie: zelfbevestigende overtuigingen
Politiefunctionarissen construeren een verhaal, een scenario, rond een misdrijf en rond een bepaalde verdachte. Dat is hun werk. Wanneer mensen éénmaal een verhaal en een verdachte in hun hoofd hebben, wordt het steeds moeilijker om open te staan voor aanwijzingen dat het verhaal niet klopt of de verdachte niet schuldig is. Allerlei aanwijzingen worden zodanig geinterpreteerd dat ze in het scenario passen. Een ontkennende verdachte wordt bijvoorbeeld als leugenachtig beschouwd.
Hoe meer ervaren functionarissen zijn, hoe meer zij hun vaardigheden om leugens en waarheid van elkaar te onderscheiden, overschatten.
Een onschuldige burger moet dan ook hopen nooit als verdachte aangemerkt te worden, en als hij betrokken raakt bij een misdrijf moet hij hopen op onervaren agenten.
Wetenschapsfilosofie
Er zijn verschillende soorten waarheid. De uitspraak van een rechter over het al dan niet schuldig zijn van een verdachte is een sociale constructie van de waarheid. Die constructie is nuttig en nodig voor het functioneren van de rechtsstaat, maar het laat onverlet dat er foute uitspraken kunnen worden gedaan. Fouten kunnen ontstaan door gebrekkige kennis (gebrekkig bewijsmateriaal) of door verkeerde interpretatie van feiten.
Voor het goed functioneren van de rechtsstaat is afsluiting van strafzaken met een rechterlijke uitspraak van groot belang, maar ook het veroordelen van criminelen en het vrijspreken van onschuldigen. Een voorziening om fouten te herstellen is dus nodig.
Statistiek
Mensen hebben grote moeite met het accepteren van toeval, en kunnen daardoor moeilijk geloven dat sterke correlaties en coincidenties toevallig zijn. Het fout interpreteren van coincidenties (7 kinderen stierven tijdens een dienst van Lucia de B. dus had zij ze vermoord) wordt sterk bevorderd door het fout toepassen van referentiegroepen. De kans dat een willekeurige vrouw zeven sterfgevallen in korte tijd meemaakt is miniem, maar de kans dat het een verpleegster overkomt is al aanzienlijk groter.
maandag 13 december 2010
vrijdag 10 december 2010
Preventie en repressie
De slinger van de politiek beweegt in verschillende dimensies. Eén van die dimensies is het geloof in een preventieve aanpak van problemen, tegenover repressie. Van tijd tot tijd heeft de benadering ‘voorkomen is beter dan genezen’ de overhand. Preventief beleid wordt dan gezien als goedkoper dan het dempen van putten nadat het kalf verdronken is. Het lijkt ook mensvriendelijker. Preventief beleid vraagt om een actieve, interventionistische overheid die allerlei wenselijke doelen voor de samenleving bereikt: goed onderwijs, sportfaciliteiten, voorlichting over hoe mensen beter kunnen leven.
Repressie daarentegen komt voort uit de wens effectief te zijn, slagvaardig en rechtvaardig. De overheid bewaakt de grenzen van het betamelijke, op wangedrag volgt straf, regels worden streng gehandhaafd. Een repressieve overheid is een kaderstellende en toezichthoudende overheid die pas in actie komt als er iets mis is.
Zoals zo vaak geldt voor de politieke pendule, gaat het in zekere zin om een schijntegenstelling. Repressief optreden gebeurt vaak om preventieve redenen: als onwenselijk gedrag snel en hard wordt bestraft, zullen mensen het wel uit hun hoofd laten om zich nog zo slecht te gedragen. En men probeert soms allerlei onheil te voorkómen door de inzet van repressieve ge- en verboden. Zo is het tegengaan van immigratie zoals dat in het regeerakkoord is opgenomen, duidelijk preventief bedoeld. De veronderstelling lijkt te zijn dat een afname van het aantal niet-westerse immigranten allerlei problemen zal oplossen of voorkómen, ook al wordt zo’n onderbouwing nergens expliciet gegeven.
Zuivere repressie, dus repressie zonder illusies over een afschrikkende, dus preventieve, werking, is een normatieve aangelegenheid. Als het gaat om tegenhouden, schadebeperken en vergelden is het een kwestie van politiek-morele meningsvorming over welke mate van overheidsingrijpen men verwacht. Het gaat nauwelijks om kennis.
Preventie vereist juist wel kennis, zowel over risico’s als over de effecten van interventies. Daarnaast spelen politiek-morele normen ook bij preventie een belangrijke rol, zij het op een heel andere manier dan bij repressie.
Er zijn enorm veel mogelijkheden om ongewenste zaken te voorkómen, die allemaal in te delen zijn in één van de twee preventieve benaderingen: een voorwaardenscheppende benadering of een risicobenadering.
Als preventie wordt ondernomen vanuit de gedachte dat risico’s moeten worden beheerst, dus dat ongewenste incidenten moeten worden voorkómen, is de logische eerste zet om risico’s te analyseren. Risico-analyses gaan uit van statistische verbanden tussen kenmerken, de inherente gevaren (hazards) van een situatie, een ding, of een persoon, en de kans dat er iets ongewenst met een bepaalde impact gebeurt. Risicobeheersing richt zich vervolgens selectief op díé situaties, dingen, of personen, die met een groot risico gepaard gaan. De doelmatigheid van een goede risicobenadering komt voort uit de selectiviteit; er wordt geen energie verspild aan het beheersen van kleine risico’s.
Het nadeel van deze benadering is evident als het om personen gaat. Een preventieve aanpak die uitgaat van risicobeheersing zal bijna automatisch individuen behandelen op basis van analyses op groepsniveau (statistische categorieën) Als er dan ook nog te weinig kennis ten grondslag ligt aan de risico-analyse (weten we wel echt welke personen met welke risico’s verbonden zijn?), of als de risicobeheersing niet effectief is, of als de risicobeheersing vooral gezocht wordt in strafrechtelijke maatregelen, dan is er al gauw sprake van ongeoorloofde discriminatie. Discriminatie als gevolg van goede bedoelingen, niet als gevolg van racisme of seksisme.
Het kan nog ernstiger mis gaan, als een vermeend verband tussen persoonskenmerken en risico’s (bijvoorbeeld tussen geslacht en intelligentie, tussen religie en criminaliteit, tussen leeftijd en consumptie) wordt gegeneraliseerd en omgedraaid zodat de gekozen persoonskenmerken bijna als oorzaak van gedrag worden beschouwd. Een correlatie tussen leeftijd en alcoholgebruik (tieners drinken gemiddeld meer dan anderen) impliceert niet dat alle tieners zuipen. Een verband tussen geslacht en geweld (mannen gebruiken vaker geweld dan vrouwen) betekent niet dat een moord niet door een vrouw kan zijn gepleegd.
Als statistische verbanden verward worden met causale verbanden krijgen categorieën burgers niet alleen een etiket als ‘hoog-risico-personen’ opgestempeld, de volgende stap is dat de schuld of oorzaak van een incident vanzelfsprekend toegeschreven wordt aan iemand uit die bepaalde categorie.
Preventie kan ook in voorwaardenscheppende zin worden benaderd. In plaats van dijken aan te leggen kan je klimaatbeleid voeren, zodat de zeespiegel niet te hard stijgt, of je kan geen woningen bouwen in uiterwaarden. In plaats van criminaliteit bestrijden kan je je richten op goed onderwijs, sociale zekerheid of leefbare buurten. In feite richt dit soort preventie zich op een algemeen niveau van veiligheid, zekerheid en gezondheid. Daarvoor is een sterk bestuur nodig dat over voldoende middelen beschikt om in positieve veiligheid te voorzien.
Het is nauwelijks meetbaar of zulke preventie werkt en kennis over de samenhang tussen voorzieningenniveaus en het voorkómen van problemen is ook moeilijk te krijgen. Maar de voorwaarden die op deze manier geschapen worden voor een veilige samenleving, zijn waarden in zichzelf, hun waarde is niet afhankelijk van criminaliteitscijfers of dodentallen. Goed onderwijs, sociale zekerheid en leefbare buurten kunnen bijdragen aan veiligheid, het voorkómen van misdaad is doorgaans niet de enige reden om in onderwijs enzovoort te voorzien.
Ook aan deze benadering zitten politiek-morele aspecten. Hoe ver mag de overheid gaan in het voorwaardenscheppende beleid? Er zijn genoeg redenen om de zorg voor goeie opvoeding, schone leefomgeving en gezonde gewoonten als bij uitstek privé-aangelegenheden te beschouwen. Laat staan de zorg om normen- en waardenbesef, patriottistische overtuigingen (denk aan alle ‘canons’), sociale cohesie en onderling vertrouwen, zaken die de overheid probeert te bevorderen omdat het instrumenteel zou zijn voor de preventie van asociaal gedrag. Het is de vraag op welke terreinen er sprake is van individuele vrijheid om te leven naar eigen gewoonten en overtuigingen, als de overheid zich uit preventieve overwegingen bemoeit met zulke persoonlijke aspecten. Bemoeienis die niet voortkomt uit de bescherming van zwakkeren tegen machtigen, maar uit het verlangen de maatschappij rijker, gezonder en veiliger te maken. Preventie leidt af van individuele bescherming en vormt onderdeel van beleid, gericht op collectieve doelen. Individuen kunnen geen beroep doen op zorg, zij moeten zich conformeren aan zorgzame aanwijzingen.
Wanneer preventie vorm krijgt in ge- en verboden die strafrechtelijk worden gehandhaafd, in op personen gerichte risicobeheersing of in een bijna verstikkende betutteling, kunnen burgers zich alleen tegen de overheid weren door zich te verschansen in een afgeschermde privésfeer. Als ze zich in de publieke sfeer bewegen, moeten ze dat doen op basis van anonimiteit, zodat ze geen voorwerp van risicobeheersing en discriminatie worden. Zolang de overheid niet weet wie ze voor zich heeft, met welke kenmerken behorend tot een bepaalde categorie, kàn een persoon niet worden gediscrimineerd.
Onderscheid maken mag pas als het gaat om repressie. Alleen iemand die aan specifieke kenmerken voldoet of die specifiek (bijvoorbeeld crimineel) gedrag heeft vertoond, moet voorwerp worden van gerichte repressieve maatregelen.
Repressie daarentegen komt voort uit de wens effectief te zijn, slagvaardig en rechtvaardig. De overheid bewaakt de grenzen van het betamelijke, op wangedrag volgt straf, regels worden streng gehandhaafd. Een repressieve overheid is een kaderstellende en toezichthoudende overheid die pas in actie komt als er iets mis is.
Zoals zo vaak geldt voor de politieke pendule, gaat het in zekere zin om een schijntegenstelling. Repressief optreden gebeurt vaak om preventieve redenen: als onwenselijk gedrag snel en hard wordt bestraft, zullen mensen het wel uit hun hoofd laten om zich nog zo slecht te gedragen. En men probeert soms allerlei onheil te voorkómen door de inzet van repressieve ge- en verboden. Zo is het tegengaan van immigratie zoals dat in het regeerakkoord is opgenomen, duidelijk preventief bedoeld. De veronderstelling lijkt te zijn dat een afname van het aantal niet-westerse immigranten allerlei problemen zal oplossen of voorkómen, ook al wordt zo’n onderbouwing nergens expliciet gegeven.
Zuivere repressie, dus repressie zonder illusies over een afschrikkende, dus preventieve, werking, is een normatieve aangelegenheid. Als het gaat om tegenhouden, schadebeperken en vergelden is het een kwestie van politiek-morele meningsvorming over welke mate van overheidsingrijpen men verwacht. Het gaat nauwelijks om kennis.
Preventie vereist juist wel kennis, zowel over risico’s als over de effecten van interventies. Daarnaast spelen politiek-morele normen ook bij preventie een belangrijke rol, zij het op een heel andere manier dan bij repressie.
Er zijn enorm veel mogelijkheden om ongewenste zaken te voorkómen, die allemaal in te delen zijn in één van de twee preventieve benaderingen: een voorwaardenscheppende benadering of een risicobenadering.
Als preventie wordt ondernomen vanuit de gedachte dat risico’s moeten worden beheerst, dus dat ongewenste incidenten moeten worden voorkómen, is de logische eerste zet om risico’s te analyseren. Risico-analyses gaan uit van statistische verbanden tussen kenmerken, de inherente gevaren (hazards) van een situatie, een ding, of een persoon, en de kans dat er iets ongewenst met een bepaalde impact gebeurt. Risicobeheersing richt zich vervolgens selectief op díé situaties, dingen, of personen, die met een groot risico gepaard gaan. De doelmatigheid van een goede risicobenadering komt voort uit de selectiviteit; er wordt geen energie verspild aan het beheersen van kleine risico’s.
Het nadeel van deze benadering is evident als het om personen gaat. Een preventieve aanpak die uitgaat van risicobeheersing zal bijna automatisch individuen behandelen op basis van analyses op groepsniveau (statistische categorieën) Als er dan ook nog te weinig kennis ten grondslag ligt aan de risico-analyse (weten we wel echt welke personen met welke risico’s verbonden zijn?), of als de risicobeheersing niet effectief is, of als de risicobeheersing vooral gezocht wordt in strafrechtelijke maatregelen, dan is er al gauw sprake van ongeoorloofde discriminatie. Discriminatie als gevolg van goede bedoelingen, niet als gevolg van racisme of seksisme.
Het kan nog ernstiger mis gaan, als een vermeend verband tussen persoonskenmerken en risico’s (bijvoorbeeld tussen geslacht en intelligentie, tussen religie en criminaliteit, tussen leeftijd en consumptie) wordt gegeneraliseerd en omgedraaid zodat de gekozen persoonskenmerken bijna als oorzaak van gedrag worden beschouwd. Een correlatie tussen leeftijd en alcoholgebruik (tieners drinken gemiddeld meer dan anderen) impliceert niet dat alle tieners zuipen. Een verband tussen geslacht en geweld (mannen gebruiken vaker geweld dan vrouwen) betekent niet dat een moord niet door een vrouw kan zijn gepleegd.
Als statistische verbanden verward worden met causale verbanden krijgen categorieën burgers niet alleen een etiket als ‘hoog-risico-personen’ opgestempeld, de volgende stap is dat de schuld of oorzaak van een incident vanzelfsprekend toegeschreven wordt aan iemand uit die bepaalde categorie.
Preventie kan ook in voorwaardenscheppende zin worden benaderd. In plaats van dijken aan te leggen kan je klimaatbeleid voeren, zodat de zeespiegel niet te hard stijgt, of je kan geen woningen bouwen in uiterwaarden. In plaats van criminaliteit bestrijden kan je je richten op goed onderwijs, sociale zekerheid of leefbare buurten. In feite richt dit soort preventie zich op een algemeen niveau van veiligheid, zekerheid en gezondheid. Daarvoor is een sterk bestuur nodig dat over voldoende middelen beschikt om in positieve veiligheid te voorzien.
Het is nauwelijks meetbaar of zulke preventie werkt en kennis over de samenhang tussen voorzieningenniveaus en het voorkómen van problemen is ook moeilijk te krijgen. Maar de voorwaarden die op deze manier geschapen worden voor een veilige samenleving, zijn waarden in zichzelf, hun waarde is niet afhankelijk van criminaliteitscijfers of dodentallen. Goed onderwijs, sociale zekerheid en leefbare buurten kunnen bijdragen aan veiligheid, het voorkómen van misdaad is doorgaans niet de enige reden om in onderwijs enzovoort te voorzien.
Ook aan deze benadering zitten politiek-morele aspecten. Hoe ver mag de overheid gaan in het voorwaardenscheppende beleid? Er zijn genoeg redenen om de zorg voor goeie opvoeding, schone leefomgeving en gezonde gewoonten als bij uitstek privé-aangelegenheden te beschouwen. Laat staan de zorg om normen- en waardenbesef, patriottistische overtuigingen (denk aan alle ‘canons’), sociale cohesie en onderling vertrouwen, zaken die de overheid probeert te bevorderen omdat het instrumenteel zou zijn voor de preventie van asociaal gedrag. Het is de vraag op welke terreinen er sprake is van individuele vrijheid om te leven naar eigen gewoonten en overtuigingen, als de overheid zich uit preventieve overwegingen bemoeit met zulke persoonlijke aspecten. Bemoeienis die niet voortkomt uit de bescherming van zwakkeren tegen machtigen, maar uit het verlangen de maatschappij rijker, gezonder en veiliger te maken. Preventie leidt af van individuele bescherming en vormt onderdeel van beleid, gericht op collectieve doelen. Individuen kunnen geen beroep doen op zorg, zij moeten zich conformeren aan zorgzame aanwijzingen.
Wanneer preventie vorm krijgt in ge- en verboden die strafrechtelijk worden gehandhaafd, in op personen gerichte risicobeheersing of in een bijna verstikkende betutteling, kunnen burgers zich alleen tegen de overheid weren door zich te verschansen in een afgeschermde privésfeer. Als ze zich in de publieke sfeer bewegen, moeten ze dat doen op basis van anonimiteit, zodat ze geen voorwerp van risicobeheersing en discriminatie worden. Zolang de overheid niet weet wie ze voor zich heeft, met welke kenmerken behorend tot een bepaalde categorie, kàn een persoon niet worden gediscrimineerd.
Onderscheid maken mag pas als het gaat om repressie. Alleen iemand die aan specifieke kenmerken voldoet of die specifiek (bijvoorbeeld crimineel) gedrag heeft vertoond, moet voorwerp worden van gerichte repressieve maatregelen.
maandag 29 november 2010
Wikileaks
De amerikanen hebben gelijk, for once. Diplomatie, dat is is bijna synoniem met vertrouwelijk, discreet. Diplomatieke betrekkingen zijn de belangrijkste vorm van communicatie tussen landen, essentieel om met internationale conflicten en belangentegenstellingen om te gaan zonder oorlog te voeren. Diplomatieke communicatie openbaar maken dient geen enkel doel, het beschadigt juist de mogelijkheden om spanningen te verminderen, conflicten te de-escaleren.
Wikileaks is een fantastisch instrument om machthebbers de maat te nemen, verantwoording af te dwingen, te zorgen dat burgers informatie krijgen waar ze recht op hebben. Door wikileaks te gebruiken om enkel machthebbers dwars te zitten, zonder de rechtvaardiging dat daarmee het functioneren van de democratische rechtsstaat wordt gediend, verliest de klokkeluiderssite gezag en legitimiteit. Het gaat dus niet alleen ten koste van de diplomatieke betrekkingen, maar ook ten koste van oprechte klokkeluiders.
In de NRC een stukje dat mij dan toch weer op het andere been zet:
Roger Vleugels, NRC 30-11-2010
De Amerikaanse regering doet haar best de aandacht af te leiden van de WikiLeaks-onthullingen. Ze zet in op schadebeperking voor het diplomatieke verkeer en benadrukt de strafbaarheid van lekken.
Beide strategieën zijn van belang en doen het goed in de pers en bij de publieke opinie, maar zijn toch vooral bedoeld om de echte pijn te maskeren. Het probleem is dat nu is gedocumenteerd dat de Amerikaanse geheime politiek ook in belangrijke dossiers niet in lijn is met regeringsverklaringen en afspraken met het parlement.
Zo is het officiële beleid dat de Koerdische PKK wordt bestreden, maar blijkt deze organisatie door de VS te worden gesteund. En zo is een van de argumenten tegen een aanval op Iran dat de Arabische wereld zich dan nog meer tegen de VS zal keren, maar blijkt in elk geval Saoedi-Arabië om zo’n aanval te hebben gevraagd. Enzovoorts.
Het is normaal in een democratie dat een parlement een mandaat geeft aan zijn regering. Geheime politiek en geheime diplomatie kunnen daarbij horen. Een absoluut gebod en cruciaal voor de legitimiteit van een regering is dat die geheime operaties stroken met dat mandaat. WikiLeaks toont aan dat er vragen te stellen zijn bij de rechtmatigheid van het Amerikaanse buitenlandse beleid.
Pijnlijk is dat WikiLeaks hiermee en passant aantoont dat de normale waakhonden van de democratie, zoals het parlement en de pers, nooit weten door te dringen tot deze geheime laag. Zij geraken nooit tot het niveau waar zichtbaar is dat het echte beleid op hoofdpunten soms haaks staat op wat in de democratie is afgesproken of in het publieke domein wordt gecommuniceerd.
Er komen natuurlijk onderzoeken, naar het lekken en naar de systemen van informatieveiligheid. Dat is logisch. De Amerikaanse regering zal deze onderzoeken met graagte aangrijpen om te voorkomen, of de kans te minimaliseren, dat zal worden onderzocht waar het echt om gaat: de onrechtmatigheid van delen van het geheime buitenlandse beleid.
Intussen mogen we weten dat de Amerikanen minister Verhagen beschouwden als vriend. En intussen wordt ons verteld dat Bradley Manning, een 22-jarige militair, de informatie heeft gelekt en dat dit zeer strafbaar is. Dat is interessant, ongeloofwaardig en een wel zeer beperkt deel van de waarheid.
Opmerkelijk is dat de Amerikaanse regering nog niet ingrijpt. Ook opmerkelijk is dat het fabeltje dat alles via Manning zou zijn verlopen, bewust overeind wordt gelaten. Een lagere militair heeft niet zomaar toegang tot systemen van Buitenlandse Zaken.
Over het feit dat er geen aangifte is gedaan inzake deze lekken, tegen Manning of tegen anderen, zijn grote vragen te stellen. Maar van grotere orde is het gegeven dat nu bewezen lijkt dat de Amerikaanse regering in hoofddossiers zich gedraagt als een illegale staat.
Wikileaks is een fantastisch instrument om machthebbers de maat te nemen, verantwoording af te dwingen, te zorgen dat burgers informatie krijgen waar ze recht op hebben. Door wikileaks te gebruiken om enkel machthebbers dwars te zitten, zonder de rechtvaardiging dat daarmee het functioneren van de democratische rechtsstaat wordt gediend, verliest de klokkeluiderssite gezag en legitimiteit. Het gaat dus niet alleen ten koste van de diplomatieke betrekkingen, maar ook ten koste van oprechte klokkeluiders.
In de NRC een stukje dat mij dan toch weer op het andere been zet:
Roger Vleugels, NRC 30-11-2010
De Amerikaanse regering doet haar best de aandacht af te leiden van de WikiLeaks-onthullingen. Ze zet in op schadebeperking voor het diplomatieke verkeer en benadrukt de strafbaarheid van lekken.
Beide strategieën zijn van belang en doen het goed in de pers en bij de publieke opinie, maar zijn toch vooral bedoeld om de echte pijn te maskeren. Het probleem is dat nu is gedocumenteerd dat de Amerikaanse geheime politiek ook in belangrijke dossiers niet in lijn is met regeringsverklaringen en afspraken met het parlement.
Zo is het officiële beleid dat de Koerdische PKK wordt bestreden, maar blijkt deze organisatie door de VS te worden gesteund. En zo is een van de argumenten tegen een aanval op Iran dat de Arabische wereld zich dan nog meer tegen de VS zal keren, maar blijkt in elk geval Saoedi-Arabië om zo’n aanval te hebben gevraagd. Enzovoorts.
Het is normaal in een democratie dat een parlement een mandaat geeft aan zijn regering. Geheime politiek en geheime diplomatie kunnen daarbij horen. Een absoluut gebod en cruciaal voor de legitimiteit van een regering is dat die geheime operaties stroken met dat mandaat. WikiLeaks toont aan dat er vragen te stellen zijn bij de rechtmatigheid van het Amerikaanse buitenlandse beleid.
Pijnlijk is dat WikiLeaks hiermee en passant aantoont dat de normale waakhonden van de democratie, zoals het parlement en de pers, nooit weten door te dringen tot deze geheime laag. Zij geraken nooit tot het niveau waar zichtbaar is dat het echte beleid op hoofdpunten soms haaks staat op wat in de democratie is afgesproken of in het publieke domein wordt gecommuniceerd.
Er komen natuurlijk onderzoeken, naar het lekken en naar de systemen van informatieveiligheid. Dat is logisch. De Amerikaanse regering zal deze onderzoeken met graagte aangrijpen om te voorkomen, of de kans te minimaliseren, dat zal worden onderzocht waar het echt om gaat: de onrechtmatigheid van delen van het geheime buitenlandse beleid.
Intussen mogen we weten dat de Amerikanen minister Verhagen beschouwden als vriend. En intussen wordt ons verteld dat Bradley Manning, een 22-jarige militair, de informatie heeft gelekt en dat dit zeer strafbaar is. Dat is interessant, ongeloofwaardig en een wel zeer beperkt deel van de waarheid.
Opmerkelijk is dat de Amerikaanse regering nog niet ingrijpt. Ook opmerkelijk is dat het fabeltje dat alles via Manning zou zijn verlopen, bewust overeind wordt gelaten. Een lagere militair heeft niet zomaar toegang tot systemen van Buitenlandse Zaken.
Over het feit dat er geen aangifte is gedaan inzake deze lekken, tegen Manning of tegen anderen, zijn grote vragen te stellen. Maar van grotere orde is het gegeven dat nu bewezen lijkt dat de Amerikaanse regering in hoofddossiers zich gedraagt als een illegale staat.
vrijdag 26 november 2010
wereldverbeteraars
Bijna dagelijks krijg ik via facebook, email of linkedin wel een verzoek van een vriend of kennis, om bij te dragen aan een piepklein initiatiefje om de wereld te verbeteren. Het gaat altijd om bijzonder sympathieke projectjes zoals het ontwikkelen van zonnepanelen in Jemen, de aanschaf van speelgoed voor Bulgaarse wezen of een bijdrage aan onderzoek naar kanker. En de sociale druk om mee te doen is groot, je vrienden zien hoe goed je wel bent voor de misdeelden van de wereld.
Ik vrees dat zulke particuliere initiatieven afbreuk doen aan grotere, publieke pogingen om de wereld te verbeteren. Mensen hebben meer sympathie voor, en meer vertrouwen in, de kleine herkenbare bestemmingen voor hun donaties die op internet worden gepresenteerd met fotoos van gehandicapte bejaarden op vakantie of blije Ecuadoriaanse kindertjes in hun nieuwe schoolgebouw. Helemáál als die vakantieboot geverfd is door je eigen sportvereniging, of dat schoolgebouw in elkaar is getimmerd door vrienden op reis in Zuid-Amerika.
Dat vertrouwen lijkt me onterecht. Er is een hoop aan te merken op overheidsbeleid en op grote hulporganisaties, maar ze worden wel onderworpen aan betrouwbaar toezicht. Geld dat via publieke instanties loopt moet worden verantwoord, er zijn instanties die controleren of dat correct gebeurt en er is verplichte openheid naar pers en publiek.
Bovendien is beleidsmatige hulp, zorg en bescherming waarschijnlijk veel doelmatiger dan spontane, op goede bedoelingen en hevige emoties gefundeerde, particuliere projecten. Aan de professionele besteding van euros in het kader van publiek beleid is waarschijnlijk onderzoek en afweging vooraf gegaan: welke doelen hopen we te bereiken, hoe kan je die doelen zo goed en goedkoop mogelijk bereiken, en wat gaan we dan dus niet doen met diezelfde euros?
Om de wereld echt te verbeteren zijn er sterke instituties van goed bestuur, en van een democratische rechtsstaat nodig. Algemeen kiesrecht, bescherming van mensenrechten, publieke verantwoording, corruptiebestrijding, onafhankelijke rechtspraak, beleidsonderzoek, vrije media en onafhankelijke journalistiek, gelijke behandeling enzovoort. Geen enkel goedbedoeld particulier hulpinitiatiefje krijgt het voor elkaar om zulke instituties op te bouwen of te versterken. Daarvoor is druk op regeringen nodig, van binnenuit hun eigen samenleving en van buitenaf door internationale organisaties, andere regeringen en handelspartners.
Dus verbeter de wereld, stem voor meer belasting betalen.
Ik vrees dat zulke particuliere initiatieven afbreuk doen aan grotere, publieke pogingen om de wereld te verbeteren. Mensen hebben meer sympathie voor, en meer vertrouwen in, de kleine herkenbare bestemmingen voor hun donaties die op internet worden gepresenteerd met fotoos van gehandicapte bejaarden op vakantie of blije Ecuadoriaanse kindertjes in hun nieuwe schoolgebouw. Helemáál als die vakantieboot geverfd is door je eigen sportvereniging, of dat schoolgebouw in elkaar is getimmerd door vrienden op reis in Zuid-Amerika.
Dat vertrouwen lijkt me onterecht. Er is een hoop aan te merken op overheidsbeleid en op grote hulporganisaties, maar ze worden wel onderworpen aan betrouwbaar toezicht. Geld dat via publieke instanties loopt moet worden verantwoord, er zijn instanties die controleren of dat correct gebeurt en er is verplichte openheid naar pers en publiek.
Bovendien is beleidsmatige hulp, zorg en bescherming waarschijnlijk veel doelmatiger dan spontane, op goede bedoelingen en hevige emoties gefundeerde, particuliere projecten. Aan de professionele besteding van euros in het kader van publiek beleid is waarschijnlijk onderzoek en afweging vooraf gegaan: welke doelen hopen we te bereiken, hoe kan je die doelen zo goed en goedkoop mogelijk bereiken, en wat gaan we dan dus niet doen met diezelfde euros?
Om de wereld echt te verbeteren zijn er sterke instituties van goed bestuur, en van een democratische rechtsstaat nodig. Algemeen kiesrecht, bescherming van mensenrechten, publieke verantwoording, corruptiebestrijding, onafhankelijke rechtspraak, beleidsonderzoek, vrije media en onafhankelijke journalistiek, gelijke behandeling enzovoort. Geen enkel goedbedoeld particulier hulpinitiatiefje krijgt het voor elkaar om zulke instituties op te bouwen of te versterken. Daarvoor is druk op regeringen nodig, van binnenuit hun eigen samenleving en van buitenaf door internationale organisaties, andere regeringen en handelspartners.
Dus verbeter de wereld, stem voor meer belasting betalen.
donderdag 18 november 2010
Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt
Op een heldere en bedachtzame manier onderzoekt Achterhuis de vooronderstellingen en redeneringen van het neoliberalisme. Bovendien laat hij zien hoe het neoliberale gedachtegoed overal, en bij bijna iedereen, ingang gevonden heeft. Ieder maatschappelijk goed wordt een verhandelbaar product, alle waarden van de mensheid worden privé-eigendom, en het geld staat centraal.
De gevolgen zijn desastreus, vooral voor de armen van deze wereld. Als water, zorg, cultuur, onderwijs, veiligheid, zekerheid, binnenkort vast ook de lucht, geprivatiseerd worden, wordt hen eenvoudig de toegang ontzegd tot de meest basale middelen van bestaan.
Maar ook voor mensen die minder arm zijn, zijn de gevolgen ingrijpend. Niemand is meer gast, patient, buur of burger, iedereen is altijd klant; niemand is meer hulpverlener, zorgverlener, steun en toeverlaat, maar altijd leverancier, producent.
Op systeemniveau zijn de gevolgen ook al niet mals. Het invoeren van neoliberale concepten in de werkelijke wereld van politiek en samenleving leidt onvermijdelijk tot dwang en geweld, omdat de verliezers, degenen die hun levenswijze kapot gemaakt zien, zich verzetten tegen de diefstal van hun grondstoffen. Achterhuis behandelt het voorbeeld van Chili, waar Milton Friedman en de Chicago boys van Pinochet de gelegenheid kregen om met hun ideeën te experimenteren, ten koste van tienduizenden levens.
Het is de vraag hoe zo’n perfide ideologie zo populair kan zijn. Dat heeft te maken met de verpakking ervan als ‘wetenschap’. Achterhuis fileert de stellingen en veronderstellingen van neoliberalen, en laat zien hoe weinig empirische of zelfs theoretische onderbouwing er is voor de gedachte dat vrije verhandeling van goederen altijd vanzelf leidt tot optimale maatschappelijke uitkomsten. Ook de economen en filosofen waarop neoliberalen zich beroepen, zoals Adam Smith en John Locke, blijken toch niet eenvoudig in neoliberale zin geïnterpreteerd te kunnen worden.
Een deel van de verklaring lijkt gevonden te kunnen worden in de associatie met vrijheid en in de Amerikaanse frontier-romantiek van het recht van de sterkste, op zichzelf al een eigenaardige interpretatie van de evolutieleer. De vrijheid om je capaciteiten optimaal in te zetten om maximaal winst te maken, zou een voorwaarde zijn voor de beste resultaten, iets waar de hele maatschappij wel bij zou varen. En een vrije werking van de markt zou altijd leiden tot evenwicht tussen vraag en aanbod.
Dat beide veronderstellingen èn niet altijd waar zijn, èn geloof, hoop en liefde verontachtzamen, wordt door neoliberalen onder het kleed geveegd.
De wereld ziet er na lezing van dit boek uit als een woestenij.
De gevolgen zijn desastreus, vooral voor de armen van deze wereld. Als water, zorg, cultuur, onderwijs, veiligheid, zekerheid, binnenkort vast ook de lucht, geprivatiseerd worden, wordt hen eenvoudig de toegang ontzegd tot de meest basale middelen van bestaan.
Maar ook voor mensen die minder arm zijn, zijn de gevolgen ingrijpend. Niemand is meer gast, patient, buur of burger, iedereen is altijd klant; niemand is meer hulpverlener, zorgverlener, steun en toeverlaat, maar altijd leverancier, producent.
Op systeemniveau zijn de gevolgen ook al niet mals. Het invoeren van neoliberale concepten in de werkelijke wereld van politiek en samenleving leidt onvermijdelijk tot dwang en geweld, omdat de verliezers, degenen die hun levenswijze kapot gemaakt zien, zich verzetten tegen de diefstal van hun grondstoffen. Achterhuis behandelt het voorbeeld van Chili, waar Milton Friedman en de Chicago boys van Pinochet de gelegenheid kregen om met hun ideeën te experimenteren, ten koste van tienduizenden levens.
Het is de vraag hoe zo’n perfide ideologie zo populair kan zijn. Dat heeft te maken met de verpakking ervan als ‘wetenschap’. Achterhuis fileert de stellingen en veronderstellingen van neoliberalen, en laat zien hoe weinig empirische of zelfs theoretische onderbouwing er is voor de gedachte dat vrije verhandeling van goederen altijd vanzelf leidt tot optimale maatschappelijke uitkomsten. Ook de economen en filosofen waarop neoliberalen zich beroepen, zoals Adam Smith en John Locke, blijken toch niet eenvoudig in neoliberale zin geïnterpreteerd te kunnen worden.
Een deel van de verklaring lijkt gevonden te kunnen worden in de associatie met vrijheid en in de Amerikaanse frontier-romantiek van het recht van de sterkste, op zichzelf al een eigenaardige interpretatie van de evolutieleer. De vrijheid om je capaciteiten optimaal in te zetten om maximaal winst te maken, zou een voorwaarde zijn voor de beste resultaten, iets waar de hele maatschappij wel bij zou varen. En een vrije werking van de markt zou altijd leiden tot evenwicht tussen vraag en aanbod.
Dat beide veronderstellingen èn niet altijd waar zijn, èn geloof, hoop en liefde verontachtzamen, wordt door neoliberalen onder het kleed geveegd.
De wereld ziet er na lezing van dit boek uit als een woestenij.
dinsdag 16 november 2010
Vierde macht
Er is geen goede reden te bedenken waarom ambtenaren niet uit zouden moeten sterven. Net als dodo’s of reuzepanda’s zijn ze een voor de harde wereld ongeschikte soort.
Ze maken zich keurig ondergeschikt aan regels en hiërarchie, en hun leidinggevenden walsen over hun ruggen heen. Ze zijn vèrgaand loyaal aan hun politieke bazen, en politici gebruiken hen als kop van jut voor falend beleid, begrotingsoverschrijdingen en overregulering. Ze worden gemotiveerd door algemeen belang en burgerrechten, en iedereen mag hen beschimpen en verachten.
Het verdwijnen van de oprechte, integere, vakkundige ambtenaar heeft niet het effect van een massale staking. Het gebeurt met duizenden tegelijk, maar op een typische ambtelijke manier: onzichtbaar, anoniem, zonder protest. De lege plaats in het politieke ecosysteem wordt opgevuld door cynische managers die hun eigen belang vóór dat van politieke meesters of burgers stellen. Zodat die burgers hun eigen profetie hebben vervuld: ambtenaren zijn dom, lui en gemeen.
Ze maken zich keurig ondergeschikt aan regels en hiërarchie, en hun leidinggevenden walsen over hun ruggen heen. Ze zijn vèrgaand loyaal aan hun politieke bazen, en politici gebruiken hen als kop van jut voor falend beleid, begrotingsoverschrijdingen en overregulering. Ze worden gemotiveerd door algemeen belang en burgerrechten, en iedereen mag hen beschimpen en verachten.
Het verdwijnen van de oprechte, integere, vakkundige ambtenaar heeft niet het effect van een massale staking. Het gebeurt met duizenden tegelijk, maar op een typische ambtelijke manier: onzichtbaar, anoniem, zonder protest. De lege plaats in het politieke ecosysteem wordt opgevuld door cynische managers die hun eigen belang vóór dat van politieke meesters of burgers stellen. Zodat die burgers hun eigen profetie hebben vervuld: ambtenaren zijn dom, lui en gemeen.
donderdag 11 november 2010
religie vs ideologie
Er woedt een discussietje over de vraag of islam een religie of een ideologie is. Een non-discussie, niet alleen omdat het geloof in Allah evident een godsdienst is, maar vooral omdat het onderscheid er niet toe doet.
Ideologieën houden zich doorgaans wat meer bezig met vraagstukken van economie en politiek systeem, religies zijn meer gericht op directe sociale betrekkingen en goed leven, in alle gevallen gaat het om referenties waarmee mensen beoordelen of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is. Voor de individuele politieke rechten om je geloof te belijden, je overtuigingen te uiten en met gelijkgestemden te delen maakt het niet uit. Moslims, communisten, christenen, liberalen en fascisten hebben in de rechtsstaat allen dezelfde burgerrechten.
Alleen voor de christelijk gefundeerde scheiding tussen kerk en staat, en de van oorsprong christelijke achtergrond van het non-discriminatiebeginsel, doet het er toe of iemand zich bekent tot een geloof, of een politieke overtuiging. Ideologieën hebben betrekking op collectieve normen, op de inrichting van de samenleving, en zullen daarom zelden leiden tot individuele tekens en kleding- of gedragsvoorschriften.
De discussie zou dan ook niet moeten gaan over religie versus ideologie, maar over de gronden, en vooral de toepassing, van het gelijkheidsbeginsel.
Overigens, het is geen wonder dat Wilders islamofoob is. Voor iemand die al jaren bedreigd wordt is wel begrip op te brengen. Het is wel jammer dat hij niet zo sterk in z’n schoenen staat als Salman Rushdie, die de vrijheid van meningsuiting voor iedereen is blijven verdedigen.
Ideologieën houden zich doorgaans wat meer bezig met vraagstukken van economie en politiek systeem, religies zijn meer gericht op directe sociale betrekkingen en goed leven, in alle gevallen gaat het om referenties waarmee mensen beoordelen of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is. Voor de individuele politieke rechten om je geloof te belijden, je overtuigingen te uiten en met gelijkgestemden te delen maakt het niet uit. Moslims, communisten, christenen, liberalen en fascisten hebben in de rechtsstaat allen dezelfde burgerrechten.
Alleen voor de christelijk gefundeerde scheiding tussen kerk en staat, en de van oorsprong christelijke achtergrond van het non-discriminatiebeginsel, doet het er toe of iemand zich bekent tot een geloof, of een politieke overtuiging. Ideologieën hebben betrekking op collectieve normen, op de inrichting van de samenleving, en zullen daarom zelden leiden tot individuele tekens en kleding- of gedragsvoorschriften.
De discussie zou dan ook niet moeten gaan over religie versus ideologie, maar over de gronden, en vooral de toepassing, van het gelijkheidsbeginsel.
Overigens, het is geen wonder dat Wilders islamofoob is. Voor iemand die al jaren bedreigd wordt is wel begrip op te brengen. Het is wel jammer dat hij niet zo sterk in z’n schoenen staat als Salman Rushdie, die de vrijheid van meningsuiting voor iedereen is blijven verdedigen.
maandag 1 november 2010
leven en dood
Als ik de fiets pak zie ik iedere keer het bed van de buurman achter hun raam. Laf vermijd ik om oogcontact te maken. Sterven is zo intiem. Een paar maanden geleden hielp hij mij nog m’n vleugel naar binnen te sjouwen.
“Het is hard” zegt de buurvrouw. Ze komt langs om parkeerkaarten te verzamelen, voor het bezoek. Ik ben blij dat ik iets kan doen.
“Het is hard” zegt de buurvrouw. Ze komt langs om parkeerkaarten te verzamelen, voor het bezoek. Ik ben blij dat ik iets kan doen.
woensdag 27 oktober 2010
Naar ventje Wilders
Op de basisschool waren er twee of drie kinderen waar iedereen bang voor was. Het waren jochies die vrijwel iedereen de baas waren, kinderen veel slimmer of sterker of populairder dan zij, door te jennen en te schelden. Gemene kinderen, die geen kans voorbij lieten gaan om iemand onderuit te halen.
Wilders is precies zo’n vals jongetje. Jennen, schelden, schofferen. Hij heeft een hekel aan uitkeringstrekkers, buitenlanders, bestuurders, intellectuelen, kunstenaars, linksen, krakers, gelovigen, journalisten, kortom aan vrijwel iedereen. Nog nooit heb ik hem uitspraken horen doen over beleid, zijn uitspraken gaan altijd over mensen. En nog nooit heb ik hem een argument horen inbrengen in een discussie. Als hij ‘discussieert’ dan is het schelden en jennen. Van ‘u bent knettergek’ tot ‘u heeft een kroeldoekje’. Dat zijn geen politieke meningen, en dat is niet gericht op maatschappelijke verandering.
Wilders moet een heel eenzaam jochie zijn, dat hij zo’n kunst maakt van het bestrijden van de hele wereld, op zoek naar aandacht, erkenning, populariteit. Net als de gemene rotkinderen in de klas probeert hij die populariteit af te dwingen, met macht en angst, met schelden en jennen.
Zulke pestkoppen hadden soms een paar volgelingen: kinderen die nog onaantrekkelijker waren dan de pestkoppen, en die de slimheid misten om zich boven iedereen uit te schreeuwen. Die kinderen gokten op de bescherming die hun leider hen bood tegen de rest van de klas, maar ze wisten dat hun loyaliteit éénrichtingsverkeer was. Als het de opperpestkop uitkwam, zou hij hen zonder scrupules zelf te grazen nemen.
Het is de vraag of de aanhangers van Wilders inderdaad achter hem aanlopen uit angst en onmacht tegen de meerderheid, de elite, de heersende populaire cultuur. Ik denk het wel, en ik denk ook dat er na de laatste verkiezingen een enorme euforie moet zijn onder die groep, omdat ze zich voor het eerst niet meer de underdog voelen. Ze zijn met anderhalf miljoen! Dat voelt goed. Nou zullen zij eens eventjes de omgangsvormen bepalen, bepalen wie ‘in’ is en wie ‘out’. Eindelijk zitten niet zij, maar de elite, in het defensief. Wat een macht, wat een genot.
Maar de samenleving wordt er niet beter van, de wereld wordt er niet veiliger van, de meerderheid wordt er niet vrij van. We moeten nog maar eens kijken naar the Wave.
Wilders is precies zo’n vals jongetje. Jennen, schelden, schofferen. Hij heeft een hekel aan uitkeringstrekkers, buitenlanders, bestuurders, intellectuelen, kunstenaars, linksen, krakers, gelovigen, journalisten, kortom aan vrijwel iedereen. Nog nooit heb ik hem uitspraken horen doen over beleid, zijn uitspraken gaan altijd over mensen. En nog nooit heb ik hem een argument horen inbrengen in een discussie. Als hij ‘discussieert’ dan is het schelden en jennen. Van ‘u bent knettergek’ tot ‘u heeft een kroeldoekje’. Dat zijn geen politieke meningen, en dat is niet gericht op maatschappelijke verandering.
Wilders moet een heel eenzaam jochie zijn, dat hij zo’n kunst maakt van het bestrijden van de hele wereld, op zoek naar aandacht, erkenning, populariteit. Net als de gemene rotkinderen in de klas probeert hij die populariteit af te dwingen, met macht en angst, met schelden en jennen.
Zulke pestkoppen hadden soms een paar volgelingen: kinderen die nog onaantrekkelijker waren dan de pestkoppen, en die de slimheid misten om zich boven iedereen uit te schreeuwen. Die kinderen gokten op de bescherming die hun leider hen bood tegen de rest van de klas, maar ze wisten dat hun loyaliteit éénrichtingsverkeer was. Als het de opperpestkop uitkwam, zou hij hen zonder scrupules zelf te grazen nemen.
Het is de vraag of de aanhangers van Wilders inderdaad achter hem aanlopen uit angst en onmacht tegen de meerderheid, de elite, de heersende populaire cultuur. Ik denk het wel, en ik denk ook dat er na de laatste verkiezingen een enorme euforie moet zijn onder die groep, omdat ze zich voor het eerst niet meer de underdog voelen. Ze zijn met anderhalf miljoen! Dat voelt goed. Nou zullen zij eens eventjes de omgangsvormen bepalen, bepalen wie ‘in’ is en wie ‘out’. Eindelijk zitten niet zij, maar de elite, in het defensief. Wat een macht, wat een genot.
Maar de samenleving wordt er niet beter van, de wereld wordt er niet veiliger van, de meerderheid wordt er niet vrij van. We moeten nog maar eens kijken naar the Wave.
vrijdag 8 oktober 2010
Liberalisme en islam
De John Stuart Mill stichting organiseerde een debat onder de titel: ‘liberalism and islam, finding common ground’. Het was een keurig, zeer beschaafd debat waarbij mensen elkaar (lang) lieten uitpraten, waardoor het eerste uur verloren ging aan de vraag hoe een religie of ideologie morele superioriteit kan claimen of een beroep kan doen op kennis van de Waarheid. Filosoof Herman Philipse besteedde al z’n spreektijd aan het logisch bewijzen dat een bepaalde moraliteit niet gerechtvaardigd kan worden (en aan de oninteressante mededeling dat hij atheist is), terwijl het publiek toch meer belangstelling had voor leerstellingen, overtuigingen en gedrag.
Politicoloog Mariwan Kanie maakte het goed door allereerst aan te geven dat het raar is om een geloofsovertuiging van anderhalf duizend jaar oud te vergelijken met een moderne politieke theorie. Liberalisme is pas tweehonderd jaar oud, is nauw verbonden met de natiestaat en met het onderscheid tussen een publieke en een private sfeer. Liberalisme kan wel worden geduid als een ‘leer’, maar in essentie hebben de waarden van het liberalisme weinig betrekking op de gedachten en overtuigingen van mensen, maar gaat het om gedragingen, machtsverdeling en rechtsregels.
Islam daarentegen is historisch een erg weinig politieke religie (pas recent is er politieke islam ontwikkeld en dat is nog steeds een vrij marginaal verschijnsel voor het geloof). Islamitische volkeren werden doorgaans geregeerd door een seculiere heerser, die zelden ondergeschikt was, of in conflict kwam, met religieuze schriftgeleerden. In islam is nooit een instituut ontwikkeld vergelijkbaar met de kerk, zodat er ook niks te scheiden viel tussen kerk en staat. Nog steeds zijn er slechts vier landen waar het regime zich beroept op religieuze waarden (Iran, Saoedi-Arabië, Nigeria en Sudan) in de veel grotere wereld waar moslims meerderheden vormen. Het is dus best raar om Islam primair als een ‘politieke ideologie’ te benaderen. Wilders doet dat, merkte Philipse op, omdat hij zich beroept op de waarden van de liberale rechtsstaat, waaronder vrijheid van godsdienst, terwijl hij tegelijk de islam wil bestrijden.
Kanie verwees naar Al Farabi en de humanistische, rationalistische en feministische islamitische scholen die de Koran heel anders interpreteren dan de scholen die momenteel in Europa zoveel aandacht krijgen. Hij merkte op dat er verscheidene passages in de Koran staan die nadrukkelijk iedere vorm van dwang in het geloof afwijzen, terwijl er ook passages staan die oproepen tot het doden van vijanden.
Uiteindelijk, besloot het publiek, gaat het om de ruimte die ideologieën en religies hebben om tolerant te zijn tegenover andersdenkenden. Volgens Philipse is het in ieders belang, met name in het belang van minderheden zoals moslims in Nederland, om in een liberale rechtsstaat te leven. Alleen een liberale rechtsstaat garandeert individuele vrijheid om te geloven en opvattingen uit te dragen.
De worsteling van veel liberalen met te ver doorgevoerd waardenrelativisme (moeten anti-liberale, totalitaire opvattingen gebruik kunnen maken van de liberale vrijheden?), en de worsteling van veel gelovigen die naar hun religieuze geboden willen leven in een seculiere staat (geef de koning wat de koning toekomt), kwamen alleen in de pauze aan bod. Daar trof ik ook een moslim die zichtbaar gepijnigd werd door de verkettering van islam als een geweldadige en intolerante ideologie. Het maakte me weer eens duidelijk hoe ingrijpend discrimatie kan zijn.
Politicoloog Mariwan Kanie maakte het goed door allereerst aan te geven dat het raar is om een geloofsovertuiging van anderhalf duizend jaar oud te vergelijken met een moderne politieke theorie. Liberalisme is pas tweehonderd jaar oud, is nauw verbonden met de natiestaat en met het onderscheid tussen een publieke en een private sfeer. Liberalisme kan wel worden geduid als een ‘leer’, maar in essentie hebben de waarden van het liberalisme weinig betrekking op de gedachten en overtuigingen van mensen, maar gaat het om gedragingen, machtsverdeling en rechtsregels.
Islam daarentegen is historisch een erg weinig politieke religie (pas recent is er politieke islam ontwikkeld en dat is nog steeds een vrij marginaal verschijnsel voor het geloof). Islamitische volkeren werden doorgaans geregeerd door een seculiere heerser, die zelden ondergeschikt was, of in conflict kwam, met religieuze schriftgeleerden. In islam is nooit een instituut ontwikkeld vergelijkbaar met de kerk, zodat er ook niks te scheiden viel tussen kerk en staat. Nog steeds zijn er slechts vier landen waar het regime zich beroept op religieuze waarden (Iran, Saoedi-Arabië, Nigeria en Sudan) in de veel grotere wereld waar moslims meerderheden vormen. Het is dus best raar om Islam primair als een ‘politieke ideologie’ te benaderen. Wilders doet dat, merkte Philipse op, omdat hij zich beroept op de waarden van de liberale rechtsstaat, waaronder vrijheid van godsdienst, terwijl hij tegelijk de islam wil bestrijden.
Kanie verwees naar Al Farabi en de humanistische, rationalistische en feministische islamitische scholen die de Koran heel anders interpreteren dan de scholen die momenteel in Europa zoveel aandacht krijgen. Hij merkte op dat er verscheidene passages in de Koran staan die nadrukkelijk iedere vorm van dwang in het geloof afwijzen, terwijl er ook passages staan die oproepen tot het doden van vijanden.
Uiteindelijk, besloot het publiek, gaat het om de ruimte die ideologieën en religies hebben om tolerant te zijn tegenover andersdenkenden. Volgens Philipse is het in ieders belang, met name in het belang van minderheden zoals moslims in Nederland, om in een liberale rechtsstaat te leven. Alleen een liberale rechtsstaat garandeert individuele vrijheid om te geloven en opvattingen uit te dragen.
De worsteling van veel liberalen met te ver doorgevoerd waardenrelativisme (moeten anti-liberale, totalitaire opvattingen gebruik kunnen maken van de liberale vrijheden?), en de worsteling van veel gelovigen die naar hun religieuze geboden willen leven in een seculiere staat (geef de koning wat de koning toekomt), kwamen alleen in de pauze aan bod. Daar trof ik ook een moslim die zichtbaar gepijnigd werd door de verkettering van islam als een geweldadige en intolerante ideologie. Het maakte me weer eens duidelijk hoe ingrijpend discrimatie kan zijn.
donderdag 7 oktober 2010
Preventie en repressie
Het valt mensen die het regeerakkoord van VVD en CDA lezen op hoe repressief de overheid zal gaan optreden. Allerlei maatschappelijk onheil wordt met harde hand en streng aangepakt, en dat zien we als repressief.
Maar het weren van islamitische buitenlanders mag dan een harde en ‘rechtse’ maatregel zijn, het is bedoeld als preventie. De gedachte is kennelijk dat moslims crimineel zijn, en dat je criminaliteit dus buiten houdt als je hen buiten houdt.
Dit maakt niet alleen heel zichtbaar hoe belangrijk een goede, onderbouwde beleidstheorie is, hoe noodzakelijk gedegen kennis is over correlaties, gedragsmechanismen, beleidseffectiviteit, juridische voorwaarden enzovoort. Het maakt ook duidelijk dat repressie niet synoniem is voor ‘rechts’ en ‘hard’ en ‘sterke staatsmacht tegenover zwakke burgers’; dat preventie niet hetzelfde is als ‘links’ en ‘knuffelbeleid’ en ‘doelmatig bestuur’. Trouwens, repressieve maatregelen worden vaak beargumenteerd met hun vermeende preventieve werking: als er hard gestraft wordt zullen mensen het wel uit hun hoofd laten om misdaden te begaan, is dan de gedachte.
Er zijn enorm veel mogelijkheden om ongewenste zaken te voorkómen, die allemaal in te delen zijn in één van de twee preventieve benaderingen: een voorwaardenscheppende benadering of een risicobenadering.
Als preventie wordt ondernomen vanuit de gedachte dat risico’s moeten worden beheerst, dus dat ongewenste incidenten moeten worden voorkómen, is de logische eerste zet om risico’s te analyseren. Risico-analyses gaan uit van statistische verbanden tussen kenmerken, de inherente gevaren (hazards) van een situatie, een ding, of een persoon, en de kans dat er iets ongewenst met een bepaalde impact gebeurt. Risicobeheersing richt zich vervolgens selectief op díé situaties, dingen, of personen, die met een groot risico gepaard gaan. De doelmatigheid van een goede risicobenadering komt voort uit de selectiviteit; er wordt geen energie verspild aan het beheersen van kleine risico’s.
Het nadeel van selectiviteit is evident als het om personen gaat. Een preventieve aanpak die uitgaat van risicobeheersing zal bijna automatisch mensen ongelijk behandelen, omdat verschillende mensen verschillende risico’s met zich meebrengen. Als er dan ook nog te weinig kennis ten grondslag ligt aan de risico-analyse (weten we wel echt welke personen met welke risico’s geassocieerd worden?), of als de risicobeheersing niet effectief is, of als de risicobeheersing vooral gezocht wordt in strafrechtelijke maatregelen, dan is er al gauw sprake van ongeoorloofde discriminatie. Discriminatie als gevolg van goede bedoelingen, niet als gevolg van racisme of seksisme.
Preventie kan ook in voorwaardenscheppende zin worden benaderd. In plaats van dijken aan te leggen kan je klimaatbeleid voeren, zodat de zeespiegel niet te hard stijgt, of je kan geen woningen bouwen in uiterwaarden. In plaats van criminaliteit bestrijden en psychiatrie optuigen kan je je richten op goed onderwijs, sociale zekerheid of leefbare buurten. In feite richt dit soort preventie zich op een algemeen niveau van veiligheid, zekerheid en gezondheid. Daarvoor is een sterk bestuur nodig dat over voldoende middelen beschikt om in positieve veiligheid enz. te voorzien.
Het is nauwelijks meetbaar of zulke preventie werkt en kennis over de samenhang tussen voorzieningenniveaus en het voorkómen van onheil zal ook moeilijk te vergaren zijn. Maar de voorwaarden die op deze manier geschapen worden voor een veilige samenleving, zijn gelukkig waarden in zichzelf, hun waarde is niet afhankelijk van criminaliteitscijfers of dodentallen.
Politiek ‘rechts’ kan toch moeilijk beweren dat zulke waarden puur ‘links’ zijn.
Maar het weren van islamitische buitenlanders mag dan een harde en ‘rechtse’ maatregel zijn, het is bedoeld als preventie. De gedachte is kennelijk dat moslims crimineel zijn, en dat je criminaliteit dus buiten houdt als je hen buiten houdt.
Dit maakt niet alleen heel zichtbaar hoe belangrijk een goede, onderbouwde beleidstheorie is, hoe noodzakelijk gedegen kennis is over correlaties, gedragsmechanismen, beleidseffectiviteit, juridische voorwaarden enzovoort. Het maakt ook duidelijk dat repressie niet synoniem is voor ‘rechts’ en ‘hard’ en ‘sterke staatsmacht tegenover zwakke burgers’; dat preventie niet hetzelfde is als ‘links’ en ‘knuffelbeleid’ en ‘doelmatig bestuur’. Trouwens, repressieve maatregelen worden vaak beargumenteerd met hun vermeende preventieve werking: als er hard gestraft wordt zullen mensen het wel uit hun hoofd laten om misdaden te begaan, is dan de gedachte.
Er zijn enorm veel mogelijkheden om ongewenste zaken te voorkómen, die allemaal in te delen zijn in één van de twee preventieve benaderingen: een voorwaardenscheppende benadering of een risicobenadering.
Als preventie wordt ondernomen vanuit de gedachte dat risico’s moeten worden beheerst, dus dat ongewenste incidenten moeten worden voorkómen, is de logische eerste zet om risico’s te analyseren. Risico-analyses gaan uit van statistische verbanden tussen kenmerken, de inherente gevaren (hazards) van een situatie, een ding, of een persoon, en de kans dat er iets ongewenst met een bepaalde impact gebeurt. Risicobeheersing richt zich vervolgens selectief op díé situaties, dingen, of personen, die met een groot risico gepaard gaan. De doelmatigheid van een goede risicobenadering komt voort uit de selectiviteit; er wordt geen energie verspild aan het beheersen van kleine risico’s.
Het nadeel van selectiviteit is evident als het om personen gaat. Een preventieve aanpak die uitgaat van risicobeheersing zal bijna automatisch mensen ongelijk behandelen, omdat verschillende mensen verschillende risico’s met zich meebrengen. Als er dan ook nog te weinig kennis ten grondslag ligt aan de risico-analyse (weten we wel echt welke personen met welke risico’s geassocieerd worden?), of als de risicobeheersing niet effectief is, of als de risicobeheersing vooral gezocht wordt in strafrechtelijke maatregelen, dan is er al gauw sprake van ongeoorloofde discriminatie. Discriminatie als gevolg van goede bedoelingen, niet als gevolg van racisme of seksisme.
Preventie kan ook in voorwaardenscheppende zin worden benaderd. In plaats van dijken aan te leggen kan je klimaatbeleid voeren, zodat de zeespiegel niet te hard stijgt, of je kan geen woningen bouwen in uiterwaarden. In plaats van criminaliteit bestrijden en psychiatrie optuigen kan je je richten op goed onderwijs, sociale zekerheid of leefbare buurten. In feite richt dit soort preventie zich op een algemeen niveau van veiligheid, zekerheid en gezondheid. Daarvoor is een sterk bestuur nodig dat over voldoende middelen beschikt om in positieve veiligheid enz. te voorzien.
Het is nauwelijks meetbaar of zulke preventie werkt en kennis over de samenhang tussen voorzieningenniveaus en het voorkómen van onheil zal ook moeilijk te vergaren zijn. Maar de voorwaarden die op deze manier geschapen worden voor een veilige samenleving, zijn gelukkig waarden in zichzelf, hun waarde is niet afhankelijk van criminaliteitscijfers of dodentallen.
Politiek ‘rechts’ kan toch moeilijk beweren dat zulke waarden puur ‘links’ zijn.
vrijdag 1 oktober 2010
CDA
Ademloos naar m'n minister zitten kijken en luisteren. Het is gewoon verschrikkelijk spannend en dan niet op een entertainment-manier. Ik hoop dat de CDA-leden luisteren naar Hirsch Ballin, dat ze beseffen dat er heel veel meer verloren gaat dan weer meeregeren waard is.
Vandaag heb ik het concept regeerakkoord gelezen, en het 'gedoogakkoord'. Dat laatste is een verzameling kopieën van een paar hoofdstukken uit het regeerakkoord, en de selectie en volgorde is al een veeg teken in zichzelf. Migratie, veiligheid, ouderenzorg, financiën.
De economische plannen zijn gewoon rechts, VVD, niet mijn idee van goed beleid maar niet schokkend.
Er wordt verder niet zwart op wit racistisch beleid aangekondigd, maar tussen de regels door spettert van de pagina's af: buitenlanders zijn een gevaar voor de veiligheid, we laten niemand meer binnen en allochtonen zijn tweederangs burgers. Ze kunnen hun Nederlanderschap kwijtraken, hun scholen zijn slechter, ze mishandelen hun kinderen.
Maar het is uiteindelijk de ogenschijnlijke sociale zorg voor bejaarden en dieren die hen ontmaskert. Het oppervlakkige en onoprechte sentimentalisme over pluizige dieren, oudjes die zo hard voor ons gewerkt hebben en kwetsbare kindertjes. De samenleving bestaat niet uit verschillende, volwassen en politiek gelijke burgers maar uit groepen afhankelijke zieligerds die door stoere leiders beschermd moeten worden tegen gemene vreemdelingen. Hoe populistisch kan je zijn?
Vandaag heb ik het concept regeerakkoord gelezen, en het 'gedoogakkoord'. Dat laatste is een verzameling kopieën van een paar hoofdstukken uit het regeerakkoord, en de selectie en volgorde is al een veeg teken in zichzelf. Migratie, veiligheid, ouderenzorg, financiën.
De economische plannen zijn gewoon rechts, VVD, niet mijn idee van goed beleid maar niet schokkend.
Er wordt verder niet zwart op wit racistisch beleid aangekondigd, maar tussen de regels door spettert van de pagina's af: buitenlanders zijn een gevaar voor de veiligheid, we laten niemand meer binnen en allochtonen zijn tweederangs burgers. Ze kunnen hun Nederlanderschap kwijtraken, hun scholen zijn slechter, ze mishandelen hun kinderen.
Maar het is uiteindelijk de ogenschijnlijke sociale zorg voor bejaarden en dieren die hen ontmaskert. Het oppervlakkige en onoprechte sentimentalisme over pluizige dieren, oudjes die zo hard voor ons gewerkt hebben en kwetsbare kindertjes. De samenleving bestaat niet uit verschillende, volwassen en politiek gelijke burgers maar uit groepen afhankelijke zieligerds die door stoere leiders beschermd moeten worden tegen gemene vreemdelingen. Hoe populistisch kan je zijn?
woensdag 29 september 2010
I robot
Het valt me de laatste tijd op hoe vaak ik hoor of iets ‘mag’ of ‘niet mag’. Ik weet niet of het ligt aan m’n nieuwe werkomgeving, of dat er een subtiele culturele verschuiving gaande is. Mensen benaderen hele gewone dagelijkse handelingen in termen van moeten, mogen en verboden. Alsof alles wat je doet en meemaakt gereguleerd moet zijn, door een boven ons geplaatste autoriteit moet worden toegestaan.
Helemaal nieuw is het niet. Al dertig jaar merken mensen op dat ik geen vlees ‘mag’ eten, terwijl ik gewoon om geheel persoonlijke motieven vegetariër ben. Eten wordt al lang in bijna medische of morele termen gegoten, terwijl het er toch primair om gaat of het je bevredigt.
Gekmakende bureaucratieën ontstaan er, als elke activiteit aangedreven wordt door een regel, een voorschrift, een procedure of een toestemming. Denk vooral niet zelf na, wees vooral niet gewoon aardig en geïnteresseerd, neem nooit initiatief en wees nooit creatief. Voor je het weet loop je tegen de muur van ‘dat mag niet’ op.
Helemaal nieuw is het niet. Al dertig jaar merken mensen op dat ik geen vlees ‘mag’ eten, terwijl ik gewoon om geheel persoonlijke motieven vegetariër ben. Eten wordt al lang in bijna medische of morele termen gegoten, terwijl het er toch primair om gaat of het je bevredigt.
Gekmakende bureaucratieën ontstaan er, als elke activiteit aangedreven wordt door een regel, een voorschrift, een procedure of een toestemming. Denk vooral niet zelf na, wees vooral niet gewoon aardig en geïnteresseerd, neem nooit initiatief en wees nooit creatief. Voor je het weet loop je tegen de muur van ‘dat mag niet’ op.
Begrijpend lezen
Een groepje tieners draalt voor de tram. Ze overleggen over de betekenis van de sticker op de deur: “Alléén OV-chip” staat erop. Ze besluiten dat dat betekent dat groepen er niet in mogen, maar passagiers die alleen zijn wel.
zondag 26 september 2010
PVV definieert wat Islam is
PVV-er Martin Bosma vertrouwt moslims niet omdat ze moslim zijn. Tegelijk meet hij zich het recht aan om te bepalen wat een echte moslim is. In het interview van zaterdag stelt hij dat “een moslim die de uitgangspunten niet serieus neemt, staat direct buiten de traditie.” En Martin Bosma weet wel wat de uitgangspunten van de islam zijn. Dat heeft hij op gezag van Al-Qaradawi, volgens Bosma de belangrijkste levende islamitische denker.
Het wachten is nu op moslims die uitleggen dat ze wel degelijk in de islamitische traditie van filosofisch debat, verschillende scholen en verschillende Koran- en hadith-interpretaties staan. Op moslims die putten uit de geschriften en preken van de talloze denkers, dood en levend, die hebben gezocht naar de diepe betekenis van islam. Op mystici die vertellen dat jihad ‘innerlijke strijd’ betekent en niks met geweld tegen anderen te maken heeft, op gelovigen die toelichten dat taqiyya een geruststelling is die hen toestaat onder dwang te ontkennen dat ze moslim zijn.
Als wij ons door een fanatieke moslimhater uit laten leggen wat de islam is, als we meegaan in de cirkelredenering dat islam intrinsiek verraderlijk is, en dat goede moslims dus niet bestaan (zodat geen enkele gelovige moslim nog de kans krijgt het goede van de islam aan te tonen), leggen we onszelf een bizarre blikvernauwing op. Kennelijk zijn we niet erg ver gekomen sinds er mensen op de brandstapel stierven omdat ze kerkelijke dogma’s in twijfel trokken. De aarde is plat omdat een belangrijk man dat zegt.
Het wachten is nu op moslims die uitleggen dat ze wel degelijk in de islamitische traditie van filosofisch debat, verschillende scholen en verschillende Koran- en hadith-interpretaties staan. Op moslims die putten uit de geschriften en preken van de talloze denkers, dood en levend, die hebben gezocht naar de diepe betekenis van islam. Op mystici die vertellen dat jihad ‘innerlijke strijd’ betekent en niks met geweld tegen anderen te maken heeft, op gelovigen die toelichten dat taqiyya een geruststelling is die hen toestaat onder dwang te ontkennen dat ze moslim zijn.
Als wij ons door een fanatieke moslimhater uit laten leggen wat de islam is, als we meegaan in de cirkelredenering dat islam intrinsiek verraderlijk is, en dat goede moslims dus niet bestaan (zodat geen enkele gelovige moslim nog de kans krijgt het goede van de islam aan te tonen), leggen we onszelf een bizarre blikvernauwing op. Kennelijk zijn we niet erg ver gekomen sinds er mensen op de brandstapel stierven omdat ze kerkelijke dogma’s in twijfel trokken. De aarde is plat omdat een belangrijk man dat zegt.
donderdag 23 september 2010
Inception
Ik hou helemaal niet van actiefilms, maar in die soort is Inception wel leuk. Niet spannend maar wel spectaculair, een gelegenheid om prachtige stadslandschappen te laten zien en af en toe op de kop te draaien, geweldige ontploffingen, zwevende mensen. Het verhaal zit ook goed in elkaar, je kan het net niet genoeg volgen om het te betrappen op onlogische wendingen. Wel enerverend, dat dromen. En teveel geschiet maar ja, daar is het een actiefilm voor.
maandag 20 september 2010
El secreto de sus ojos
Een goeie film, indrukwekkend. Goed gespeeld, de camera dicht op de huid, goeie dramatiek. Een thriller tegen een politieke achtergrond van onrecht, zonder opdringerige politieke boodschap. Spannend vanwege de levensvragen die aan de orde zijn, maar ook zonder duiding gewoon een goed verhaal.
woensdag 8 september 2010
Burgers en politiek
Politicologische poësie, te mooi om niet te kopiëren.
Schumpeter (1943): "In de psyche van de gemiddelde burger staan de grote politieke kwesties in het algemeen op één lijn met de vrijetijdsbestedingen die niet tot hobbies zijn uitgegroeid en met de onderwerpen waarover zonder enig verantwoordelijkheidsbesef kan worden geconverseerd. (...) De gemiddelde burger valt dan ook, zodra hij zich op politiek terrein gaat bewegen, terug tot lagere geestelijke prestaties (...) Hij betoogt en analyseert op een wijze die hij binnen de sfeer van zijn werkelijke belangen als infantiel zou beschouwen. Zijn denken wordt associatief en met emoties doortrokken."
Lippmann (1927): "the private citizen today has come to feel rather like a dead spectator in the back row, who ought to keep his mind on the mystery off there, but cannot quite manage to keep awake. He knows he is somehow affected by what is going on. Rules and regulations continually, taxes annually and wars occasionally remind him that he is being swept along by great drifts of circumstance. Yet these public affairs are in no convincing way his affairs. They are for the most part invisible. They are managed, if they are managed at all, at distant centers, from behind the scenes, by unnamed powers. As a private person he does not know for certain what is going on, or who is doing it, or where he is being carried (...) In the cold light of experience he knows that his sovereignty is a fiction. He reigns in theory, but in fact he does not govern."
(aangehaald door Tiemeijer 2006)
Schumpeter (1943): "In de psyche van de gemiddelde burger staan de grote politieke kwesties in het algemeen op één lijn met de vrijetijdsbestedingen die niet tot hobbies zijn uitgegroeid en met de onderwerpen waarover zonder enig verantwoordelijkheidsbesef kan worden geconverseerd. (...) De gemiddelde burger valt dan ook, zodra hij zich op politiek terrein gaat bewegen, terug tot lagere geestelijke prestaties (...) Hij betoogt en analyseert op een wijze die hij binnen de sfeer van zijn werkelijke belangen als infantiel zou beschouwen. Zijn denken wordt associatief en met emoties doortrokken."
Lippmann (1927): "the private citizen today has come to feel rather like a dead spectator in the back row, who ought to keep his mind on the mystery off there, but cannot quite manage to keep awake. He knows he is somehow affected by what is going on. Rules and regulations continually, taxes annually and wars occasionally remind him that he is being swept along by great drifts of circumstance. Yet these public affairs are in no convincing way his affairs. They are for the most part invisible. They are managed, if they are managed at all, at distant centers, from behind the scenes, by unnamed powers. As a private person he does not know for certain what is going on, or who is doing it, or where he is being carried (...) In the cold light of experience he knows that his sovereignty is a fiction. He reigns in theory, but in fact he does not govern."
(aangehaald door Tiemeijer 2006)
dinsdag 7 september 2010
Handtekening
Wat is een handtekening waard, als die onder druk of dwang wordt geplaatst? Er zijn meer vormen van druk dan een pistool tegen je hoofd. Dreiging met ontslag, het niet verkrijgen van een product of algemeen gebruikt softwareprogramma, of het niet mee mogen doen met een wedstrijd, als je niet allerlei verklaringen tekent, zetten je net zo goed onder druk. Hoe reëel is het om uit te gaan van vrije en vrijwillige ondertekening, als de ondertekenaar geen alternatief heeft? Als de schade die hij leidt door niet te tekenen, disproportioneel ernstig is?
Als ik na betaling van enige honderden euros en een reis van 1500 km uitgesloten word van competitie, omdat ik niet wens te verklaren dat mijn toestel aan allerlei nieuwe eisen voldoet, of omdat ik niet wil ondertekenen dat ik nooit iemand aansprakelijk zal stellen voor wat dan ook, voel ik me niet bezwaard om iets te tekenen waarvan ik vermoed dat het niet waar is. Als ik m’n kantoor niet meer in kom en aldus niet langer in staat ben om m’n werk te doen, omdat ik weiger te ondertekenen dat mijn complete personeelsdossier gekoppeld mag worden aan m’n toegangspas, kies ik eieren voor m’n geld en ga ik onder protest akkoord. De minister concludeert dan dat de vrijwillige deelname overweldigend is en dat er blijkbaar maar weinig mensen behoefte hebben aan hun privacy. Zo is het makkelijk om op de instemming van grote aantallen te rekenen.
Als ik na betaling van enige honderden euros en een reis van 1500 km uitgesloten word van competitie, omdat ik niet wens te verklaren dat mijn toestel aan allerlei nieuwe eisen voldoet, of omdat ik niet wil ondertekenen dat ik nooit iemand aansprakelijk zal stellen voor wat dan ook, voel ik me niet bezwaard om iets te tekenen waarvan ik vermoed dat het niet waar is. Als ik m’n kantoor niet meer in kom en aldus niet langer in staat ben om m’n werk te doen, omdat ik weiger te ondertekenen dat mijn complete personeelsdossier gekoppeld mag worden aan m’n toegangspas, kies ik eieren voor m’n geld en ga ik onder protest akkoord. De minister concludeert dan dat de vrijwillige deelname overweldigend is en dat er blijkbaar maar weinig mensen behoefte hebben aan hun privacy. Zo is het makkelijk om op de instemming van grote aantallen te rekenen.
maandag 6 september 2010
Column Bas Heijne in NRC 6 september: Wie populisme niet snapt, verliest het debat
Bas Heijne stelt ons (linkse opgeleiden met een goeie baan) voor als wereldvreemde hypocrieten zonder begrip voor de leefwereld van ‘gewone’ mensen. Wij zouden geen passie hebben en geen drama. Dat is natuurlijk onzin (overdrijving genoeg? Kan ik beter ‘achterlijke onzin’ schrijven?). Onze passie uit zich alleen niet in scheldkannonades, onze dramatiek is niet gericht op zoveel mogelijk applaus.
Ik geloof met een passie in individuele vrijheden in de rechtsstaat, in sociale zorg en in beschaving en ontwikkeling. Ik wil leven in een land waar mensen elkaar met respect benaderen, waar voorkomendheid en hoffelijkheid de norm zijn. Waar schelden en liegen niet worden gewaardeerd en waar politici serieus worden genomen als ze bereid zijn naar anderen te luisteren. Waar debat een strijd met argumenten is en de winnaar degene die het best overtuigt.
Zo’n beschaafd, rijk land waar het prettig leven is, waar iedereen kansen heeft en waar iedereen zelf kan bepalen wat hij gelooft, hoe hij eruit ziet, met wie hij omgaat en waar hij van geniet, eist politieke gelijkheid. Alle burgers zijn gelijk voor de wet. Alleen daarmee is er ruimte voor diversiteit, voor verschillen tussen mensen zonder dat verschil in zichzelf leidt tot conflict en strijd. Diversiteit kleurt onze samenleving, biedt ons allemaal de gelegenheid om te kiezen, oms ons eigen leven heel individueel in te richten. Als een machthebber – of dat nou Wilders is of de regering, een veiligheidsdienst of de schreeuwende meerderheid – voorschrijft wat wel, en wat niet een acceptabele leefstijl is, heeft niemand een keuze meer. Ook niet degenen die met de macht meelopen; zij worden alleen niet geconfronteerd met hun onvrijheid omdat ze al bij default voldoen aan de voorschriften.
Meneer Heijne, u vergist zich. Bullies kan je niet adequaat bestrijden door harder te schreeuwen dan zij. En behoudende burgers zijn wel degelijk bevlogen. Het ontzet zijn over de rechtse stormram waarmee op de geciviliseerde wereld wordt ingebeukt is inderdaad niet effectief, maar het is een emotie die voortkomt uit een diep beleefde overtuiging. U zou ons zinvol advies moeten geven, zodat we eindelijk eens een begin kunnen maken met het verdedigen van de waarden waar wíj in geloven.
Ik geloof met een passie in individuele vrijheden in de rechtsstaat, in sociale zorg en in beschaving en ontwikkeling. Ik wil leven in een land waar mensen elkaar met respect benaderen, waar voorkomendheid en hoffelijkheid de norm zijn. Waar schelden en liegen niet worden gewaardeerd en waar politici serieus worden genomen als ze bereid zijn naar anderen te luisteren. Waar debat een strijd met argumenten is en de winnaar degene die het best overtuigt.
Zo’n beschaafd, rijk land waar het prettig leven is, waar iedereen kansen heeft en waar iedereen zelf kan bepalen wat hij gelooft, hoe hij eruit ziet, met wie hij omgaat en waar hij van geniet, eist politieke gelijkheid. Alle burgers zijn gelijk voor de wet. Alleen daarmee is er ruimte voor diversiteit, voor verschillen tussen mensen zonder dat verschil in zichzelf leidt tot conflict en strijd. Diversiteit kleurt onze samenleving, biedt ons allemaal de gelegenheid om te kiezen, oms ons eigen leven heel individueel in te richten. Als een machthebber – of dat nou Wilders is of de regering, een veiligheidsdienst of de schreeuwende meerderheid – voorschrijft wat wel, en wat niet een acceptabele leefstijl is, heeft niemand een keuze meer. Ook niet degenen die met de macht meelopen; zij worden alleen niet geconfronteerd met hun onvrijheid omdat ze al bij default voldoen aan de voorschriften.
Meneer Heijne, u vergist zich. Bullies kan je niet adequaat bestrijden door harder te schreeuwen dan zij. En behoudende burgers zijn wel degelijk bevlogen. Het ontzet zijn over de rechtse stormram waarmee op de geciviliseerde wereld wordt ingebeukt is inderdaad niet effectief, maar het is een emotie die voortkomt uit een diep beleefde overtuiging. U zou ons zinvol advies moeten geven, zodat we eindelijk eens een begin kunnen maken met het verdedigen van de waarden waar wíj in geloven.
woensdag 1 september 2010
Luie journalisten
Gisteren voor het eerst in lange tijd weer eens het acht-uur-journaal gezien. Wat een non-informatie! Zoethoudertje van luie minkukels voor luie minkukels. Er is iets te zien waar enige beweging in zit, namelijk een meneer die met een microfoon in z’n hand van z’n linker op z’n rechterbeen hupst en interessantdoenerig weet dat ook politici naar de wc gaan. Er is geluid: presentator en ‘journalist’ kwaken met elkaar over het feit dat het allemaal enorm spannend is, zonder ook maar iets los te laten dat in de verste verte op nieuws of informatie lijkt. Twintig minuten lang! Is het gek dat we met z’n allen dommer worden?
Op radio 1 is het al niet veel beter. Zuchtend over het meel in de mond van politici draaien interviewers hun riedeltje af: Verhagen wil niks loslaten, Klink zegt niks, guttegut wat zijn die politici toch weinig open. Ze hebben op de school voor journalistiek kennelijk niet geleerd dat onderhandelaars weinig zullen zeggen middenin de onderhandelingen. Ze vragen niet naar de bottomline van Verhagen, naar de inhoudelijke inzet van Klink, de prioriteiten van Rutten. Geen journalist kruipt door dakgoten en stegen om Wilders te confronteren met zijn bijdrage aan de kabinetsformatie.
Politici schuiven alle maatschappelijke onvrede door naar de ambtenarij, journalisten presenteren politici als waardeloze figuren, het wordt tijd dat burgers de journalistiek eens de maat gaan nemen. We willen niet geamuseerd worden, we willen informatie!
Op radio 1 is het al niet veel beter. Zuchtend over het meel in de mond van politici draaien interviewers hun riedeltje af: Verhagen wil niks loslaten, Klink zegt niks, guttegut wat zijn die politici toch weinig open. Ze hebben op de school voor journalistiek kennelijk niet geleerd dat onderhandelaars weinig zullen zeggen middenin de onderhandelingen. Ze vragen niet naar de bottomline van Verhagen, naar de inhoudelijke inzet van Klink, de prioriteiten van Rutten. Geen journalist kruipt door dakgoten en stegen om Wilders te confronteren met zijn bijdrage aan de kabinetsformatie.
Politici schuiven alle maatschappelijke onvrede door naar de ambtenarij, journalisten presenteren politici als waardeloze figuren, het wordt tijd dat burgers de journalistiek eens de maat gaan nemen. We willen niet geamuseerd worden, we willen informatie!
maandag 12 juli 2010
Ambtenaar
Ik wilde altijd al ambtenaar worden. Vooral uit tegendraadsheid natuurlijk, er was geen beroep zo onhip als ambtenaar dus dat leek mij wel geinig. Maar serieuzer: om het bijdragen aan het publiek belang. Om mee te doen met een prettig draaiende samenleving, om een steentje bij te dragen aan zoveel mogelijk geluk. Heel erg groot, en heel erg klein tegelijk. Dat het groots, ambitieus, misschien wel pretentieus is, dat is evident. Het kleine, dat is voor moderne carrièrejagers, prima donna’s, bekende Nederlanders en bazen niet goed te begrijpen.
Een samenleving als de onze kan alleen zo vredig en welvarend zijn met behulp van een overheid. Geen machines, maar mensen, een paar duizend mensen, vormen samen het apparaat dat een essentiële component van de samenleving is. Juist het ambtelijk apparaat functioneert bij de gratie van talloze anonieme medewerkers die ieder een heel klein deelrolletje spelen. Ze zijn allemaal individueel nog misbaar ook. Het verdwijnen van een functie uit het ambtelijk apparaat is als een slag met vlindervleugeltjes, onmerkbaarder dan een zucht.
Daar moet je tegen kunnen, onbelangrijk en anoniem zijn. Het is dezelfde paradox als die van verkiezingen: één stem op de tien miljoen is onbetekenend, heeft één-tien-miljoenste invloed. Maar het is wel essentieel dat tien miljoen mensen allemaal hun stem uitbrengen, en het kan leiden tot politieke aardverschuivingen.
Ik hou van het kleine, en van mijn plaats in die paradox. Als ik vanaf nu alleen nog maar uit het raam ga kijken zal het geen Nederlander opvallen dat het overheidsbeleid ineens anders uitpakt. Maar ik kijk niet uit het raam, ik stel m’n domme vragen aan collega’s en ik strooi eens een verslagje rond. Ik voel me als een tuinman die ergens een handje zaden werpt, hier wat onkruid uittrekt en daar wat mest bijschoffelt. Een mooie tuin is niet mijn verdienste, de planten groeien toch echt zelf en worden gevoed door regen en grond die ik niet geleverd heb. Toch ben ik er trots op. Maar net als een trotse tuinman hoeft ook een ambtenaar niet op het podium te worden toegejuicht. Daar hebben we politici voor.
Een samenleving als de onze kan alleen zo vredig en welvarend zijn met behulp van een overheid. Geen machines, maar mensen, een paar duizend mensen, vormen samen het apparaat dat een essentiële component van de samenleving is. Juist het ambtelijk apparaat functioneert bij de gratie van talloze anonieme medewerkers die ieder een heel klein deelrolletje spelen. Ze zijn allemaal individueel nog misbaar ook. Het verdwijnen van een functie uit het ambtelijk apparaat is als een slag met vlindervleugeltjes, onmerkbaarder dan een zucht.
Daar moet je tegen kunnen, onbelangrijk en anoniem zijn. Het is dezelfde paradox als die van verkiezingen: één stem op de tien miljoen is onbetekenend, heeft één-tien-miljoenste invloed. Maar het is wel essentieel dat tien miljoen mensen allemaal hun stem uitbrengen, en het kan leiden tot politieke aardverschuivingen.
Ik hou van het kleine, en van mijn plaats in die paradox. Als ik vanaf nu alleen nog maar uit het raam ga kijken zal het geen Nederlander opvallen dat het overheidsbeleid ineens anders uitpakt. Maar ik kijk niet uit het raam, ik stel m’n domme vragen aan collega’s en ik strooi eens een verslagje rond. Ik voel me als een tuinman die ergens een handje zaden werpt, hier wat onkruid uittrekt en daar wat mest bijschoffelt. Een mooie tuin is niet mijn verdienste, de planten groeien toch echt zelf en worden gevoed door regen en grond die ik niet geleverd heb. Toch ben ik er trots op. Maar net als een trotse tuinman hoeft ook een ambtenaar niet op het podium te worden toegejuicht. Daar hebben we politici voor.
kat
vanmorgen had ik de deuren tegen elkaar open gezet om het huis een beetje door te luchten. Een kat struinde door de gang, wierp een hautaine blik op mij en verdween de straat in.
zaterdag 3 juli 2010
Reunie
Tijdens de reunie van de zeeverkennertjes, na 28 jaar, bedenk ik dat je hele repertoire aan relaties waarschijnlijk op die leeftijd ontstaan is. De onweerstaanbaarheid van een man waar ik nu voor val, zie ik terug in de blik van het jochie dat toen zo spannend was. De liefdevolle kordaatheid van een vrouw waar ik me een jongere zus van voel, in de gebaren van een leidster die ik toen blindelings vertrouwde.
Na al die schoolklassen, clubs, oud-collega’s, vliegmaten zie ik bijna alleen nog maar look-a-likes. Sympathie is gebaseerd op een gelijkenis met een vriendje van dertien, verwantschap op de motoriek van een ander.
Wat waren die verkennertjes geweldig! We waren ruig, ongedisciplineerd, zochten altijd de grenzen op en gingen daar flink overheen. Ik denk nu dat we daardoor op een heel acceptabele manier onze puberteit door konden komen. De leiding durfde ons forse risico’s te laten nemen, vonden een balans tussen kaderen en loslaten. Tja we zijn bijna allemaal gaan roken in die tijd, gebruikten vanalles wat niet gezond voor ons was, braken af en toe eens een botje of hielden er hier en daar een litteken aan over. Terugkijkend naar de foto’s van ontgroeningen en kampvuren vol oliedrums snappen we nauwelijks dat er nooit doden zijn gevallen. Maar wij zijn niet in het gareel gedwongen, wij hebben voor het gareel gekozen.
Na al die schoolklassen, clubs, oud-collega’s, vliegmaten zie ik bijna alleen nog maar look-a-likes. Sympathie is gebaseerd op een gelijkenis met een vriendje van dertien, verwantschap op de motoriek van een ander.
Wat waren die verkennertjes geweldig! We waren ruig, ongedisciplineerd, zochten altijd de grenzen op en gingen daar flink overheen. Ik denk nu dat we daardoor op een heel acceptabele manier onze puberteit door konden komen. De leiding durfde ons forse risico’s te laten nemen, vonden een balans tussen kaderen en loslaten. Tja we zijn bijna allemaal gaan roken in die tijd, gebruikten vanalles wat niet gezond voor ons was, braken af en toe eens een botje of hielden er hier en daar een litteken aan over. Terugkijkend naar de foto’s van ontgroeningen en kampvuren vol oliedrums snappen we nauwelijks dat er nooit doden zijn gevallen. Maar wij zijn niet in het gareel gedwongen, wij hebben voor het gareel gekozen.
dinsdag 29 juni 2010
Kurban Said, Ali & Nino
Met de kinderlijke overtuiging van een Karl May wordt een fantasie-Perzië weergegeven: Ali is een compleet in z’n cultuur opgesloten provinciaal die alleen bìnnen dat kader een integer mens is. Romans zonder verscheurende dilemma’s zijn geen romans, en Nino en hun slecht passende liefde brengt er net voldoende spanning in om er een aardig boekje van te maken. Maar ik vermoed dat Essad Bey nooit een voet in Iran heeft gezet, laat staan in een harem.
Wat ik niet begrijp: waarom wil Nachararyan ineens met Nino trouwen, en waarom pakt hij dat zo slinks aan? Als hij zo verliefd op haar was geweest had hij toch al die moeite niet hoeven doen om Nino’s ouders te overtuigen van Ali’s geschiktheid?
En nog vreemder, waarom zou Nino willens en wetens met hem meegaan?
Wat ik niet begrijp: waarom wil Nachararyan ineens met Nino trouwen, en waarom pakt hij dat zo slinks aan? Als hij zo verliefd op haar was geweest had hij toch al die moeite niet hoeven doen om Nino’s ouders te overtuigen van Ali’s geschiktheid?
En nog vreemder, waarom zou Nino willens en wetens met hem meegaan?
Voetbal
Het voetbal gaat weer volkomen langs me heen, gelukkig. Herrie en opstoppingen vallen erg mee en in de lift word je er niet te erg mee doodgegooid.
Toch neemt de irritatie toe, niet over het voetbal maar over de steeds sterker geponeerde eis dat je mee moet doen. Volgens de publieke omroep reclame hoor je alleen bij Nederland als je smult van de voetbalverslaggeving, volgens voorbijgangers had ik vanzelfsprekend voor oranje in plaats van paars gips moeten kiezen, volgens collega’s heb ik geen voeling met ‘de ‘ samenleving als ik niet ervaar hoe het is om een paar uur collectief m’n gehoor te beschadigen met oversized plastic toeters.
Opnieuw wordt buiten mij om bepaald wat ‘de echte’ Nederlandse identiteit is, en als je je daar niet aan conformeert, jezelf er willens en wetens buiten plaatst, dan vráág je erom. Ik weet niet precies waar om, maar ik voel me in een defensieve positie gedrongen.
Vanwaar toch die drang naar éénvormigheid, die weerzin tegen diversiteit? Waarom zijn minderheden, van welke aard dan ook, meteen ook buitenstaanders? Hoe komt het toch dat democratie niet langer een procedure is maar een verheerlijking van de meerderheid? In hetzelfde land waarin Bavaria razend populair wordt als symbool van verzet tegen een overmacht die de kleintjes de wet voorschrijft. Of zou daar nou alleen mijn particuliere enthousiasme voor het jurkje in zitten?
Toch neemt de irritatie toe, niet over het voetbal maar over de steeds sterker geponeerde eis dat je mee moet doen. Volgens de publieke omroep reclame hoor je alleen bij Nederland als je smult van de voetbalverslaggeving, volgens voorbijgangers had ik vanzelfsprekend voor oranje in plaats van paars gips moeten kiezen, volgens collega’s heb ik geen voeling met ‘de ‘ samenleving als ik niet ervaar hoe het is om een paar uur collectief m’n gehoor te beschadigen met oversized plastic toeters.
Opnieuw wordt buiten mij om bepaald wat ‘de echte’ Nederlandse identiteit is, en als je je daar niet aan conformeert, jezelf er willens en wetens buiten plaatst, dan vráág je erom. Ik weet niet precies waar om, maar ik voel me in een defensieve positie gedrongen.
Vanwaar toch die drang naar éénvormigheid, die weerzin tegen diversiteit? Waarom zijn minderheden, van welke aard dan ook, meteen ook buitenstaanders? Hoe komt het toch dat democratie niet langer een procedure is maar een verheerlijking van de meerderheid? In hetzelfde land waarin Bavaria razend populair wordt als symbool van verzet tegen een overmacht die de kleintjes de wet voorschrijft. Of zou daar nou alleen mijn particuliere enthousiasme voor het jurkje in zitten?
zondag 27 juni 2010
Hans van Maanen, Goochelen met getallen; cijfers en statistiek in krant en wetenschap
Op een bijzonder leesbare, vaak geestige manier, loopt Van Maanen zo’n twintig valkuilen langs van verkeerde interpretaties van statistieken. Niet alleen het toeschrijven van causaliteit aan correlaties (mannen met grijze haren krijgen vaker een hartaanval, allochtonen worden vaker veroordeeld wegens diefstal), ook het opblazen van minieme verschillen (duizenden meisjes in handen van loverboys), het presenteren van statistische significantie als een waarheid in zichzelf (cursus verhoogt iq significant) enzovoort.
De prettige herhaling van de betekenis van p, z-score, r2, 2 en standaarddeviatie geven mij het idee dat ik weer alert ben op onzinbeweringen. En ik heb een handig boekje bij de hand om statistische kennis in na te zoeken.
De prettige herhaling van de betekenis van p, z-score, r2, 2 en standaarddeviatie geven mij het idee dat ik weer alert ben op onzinbeweringen. En ik heb een handig boekje bij de hand om statistische kennis in na te zoeken.
zondag 20 juni 2010
Mansvelt Becks vertaling van Laozi's Daodejing
Ik begon de nieuwste vertaling van de tao te ching te lezen met een mengeling van weerstand en verwachting. Van de verwachting is niet veel over. Het is niet om dóór te komen, de eindeloze aaneenschakeling van nietszeggende spreuken die waarschijnlijk vreselijk diepzinnig zijn omdat ze zo ‘mysterieus’ zijn. Het laat een Jomanda-smaak van gedragen voordrachten en vormeloze gewaden achter. Het allerergst is de toelichting of uitleg die na iedere spreuk volgt, in negentig procent van de gevallen niets anders dan een herhaling van de spreuk zelf. Spreuk: “Met mijn huis neem ik huizen in ogenschouw,” uitleg: “Met mijn huis waarin ik zorg draag voor de Weg neem ik de huizen waarin geen zorg gedrageb wordt voor de Weg in ogenschouw.” Ik geef toe dat het lezen van een tekst van een paar duizend jaar oud met de ogen van nu niet tot onmiddellijk begrip hoeft te leiden, ik vind het dan ook tijdverspilling. Wijsheid is niet persé beter omdat het oud en exotisch is.
Met die wijsheid had ik de eerste keer toen ik het las, vijfentwintig jaar geleden, al moeite en deze keer verslik ik me weer in de paradox. Laotse maant zijn pupil voortdurend om niks te willen, niks te begeren, passief zijn leven te ondergaan. En dat zou iemand doen om lang en gelukkig te leven Dat is dan toch een streven, een begeerte? Het gaat nadrukkelijk niet over het moreel juiste, over rechtvaardigheid of over het verbeteren van het menselijk bestaan, en ook is het geen beschrijving van de aard van wereld of leven Geen kennis, maar voorschrift. Doe mij maar bijbel of bardo thödol, daarmee kan ik mezelf tenminste wijsmaken dat het inzicht oplevert.
Met die wijsheid had ik de eerste keer toen ik het las, vijfentwintig jaar geleden, al moeite en deze keer verslik ik me weer in de paradox. Laotse maant zijn pupil voortdurend om niks te willen, niks te begeren, passief zijn leven te ondergaan. En dat zou iemand doen om lang en gelukkig te leven Dat is dan toch een streven, een begeerte? Het gaat nadrukkelijk niet over het moreel juiste, over rechtvaardigheid of over het verbeteren van het menselijk bestaan, en ook is het geen beschrijving van de aard van wereld of leven Geen kennis, maar voorschrift. Doe mij maar bijbel of bardo thödol, daarmee kan ik mezelf tenminste wijsmaken dat het inzicht oplevert.
zaterdag 19 juni 2010
David Mitchell, The thousand autumns of Jacob de Zoet
Heerlijk, een historische roman die klopt, en die goed geschreven is. Zo goed dat het al spannend is vóórdat het verhaal spannend wordt. De spanning zit ‘m in de beschreven culturen. De gedachten en emoties van de verschillende karakters zijn voor een twintigste-eeuwse Europeaan bizar, maar in dit boek wel te volgen. Ok Jacob is wel een heilig boontje maar voor een lekkere roman wil je toch ook een sympathieke hoofdfiguur. Ik snap niet helemaal waarom hij zo weg is van Orito, maar vooruit het is meer uitgewerkt dan een gemiddelde Hollywoodromance.
vrijdag 11 juni 2010
verkiezingsuitslag 9 juni 2010
De winst voor extreem-rechtse politieke partijen is geen politiek-ideologisch fenomeen, maar sociologisch.
Limburgers, plattelanders, lager opgeleiden voelen zich minderwaardig en daarmee zwaar verongelijkt. Het ligt voor de hand dat ze een hekel hebben aan iedereen die anders is: allochtonen, maar vooral succesvollen, intellectuelen, mensen die zich makkelijk in abn uitdrukken, wereldburgers. Het voelt onrechtvaardig: die academisch geschoolde randstedelingen subsidiëren elkaars pretreisjes naar verre landen, en wij staan hier te zwoegen in onze benauwde kippenbatterij.
Vanuit het perspectief van een geëmancipeerde stedeling is het onbegrijpelijk dat mensen die kennelijk zo ontevreden over hun leven zijn, niet de stap nemen om hun eigen leven vrolijker in te richten. Niets belet hen verantwoordelijkheid te nemen en een studie, een andere baan, een andere omgeving te zoeken zou je zeggen.
Maar de onderklasse is nou juist onmachtig om het eigen leven te verbeteren, dat is precies wat hen tot de verliezers maakt. Hun afhankelijkheid van de succesvollen onderstreept die onmacht, dus dat veroorzaakt intense wrok.
Als dit het mechanisme is, wordt wel heel duidelijk hoe belangrijk gelijke kansen, inkomensnivellering, emancipatie van onderklasses zijn. Onderdrukking en tweederangs-behandeling leiden, zodra er een eenvoudige kans op vereniging is zoals een populistische politicus, tot vertaling van de verongelijktheid in politieke blokkering van constructief beleid. Het wordt allemaal ‘tegen’, ‘anti’, polarisatie. Met een val in de draaikolk naar beneden.
Limburgers, plattelanders, lager opgeleiden voelen zich minderwaardig en daarmee zwaar verongelijkt. Het ligt voor de hand dat ze een hekel hebben aan iedereen die anders is: allochtonen, maar vooral succesvollen, intellectuelen, mensen die zich makkelijk in abn uitdrukken, wereldburgers. Het voelt onrechtvaardig: die academisch geschoolde randstedelingen subsidiëren elkaars pretreisjes naar verre landen, en wij staan hier te zwoegen in onze benauwde kippenbatterij.
Vanuit het perspectief van een geëmancipeerde stedeling is het onbegrijpelijk dat mensen die kennelijk zo ontevreden over hun leven zijn, niet de stap nemen om hun eigen leven vrolijker in te richten. Niets belet hen verantwoordelijkheid te nemen en een studie, een andere baan, een andere omgeving te zoeken zou je zeggen.
Maar de onderklasse is nou juist onmachtig om het eigen leven te verbeteren, dat is precies wat hen tot de verliezers maakt. Hun afhankelijkheid van de succesvollen onderstreept die onmacht, dus dat veroorzaakt intense wrok.
Als dit het mechanisme is, wordt wel heel duidelijk hoe belangrijk gelijke kansen, inkomensnivellering, emancipatie van onderklasses zijn. Onderdrukking en tweederangs-behandeling leiden, zodra er een eenvoudige kans op vereniging is zoals een populistische politicus, tot vertaling van de verongelijktheid in politieke blokkering van constructief beleid. Het wordt allemaal ‘tegen’, ‘anti’, polarisatie. Met een val in de draaikolk naar beneden.
maandag 3 mei 2010
dienstverlening
Het is toch niet te geloven dat Jan Piet en Klaas heel modern flink willen verdienen met hippe webgedreven dienstverlening, maar te beroerd zijn om buiten kantooruren beschikbaar te zijn of een afspraak te maken op een kwartier nauwkeurig. Zelfs even bellen zodat je van je werk naar huis kan racen is teveel moeite.
Terwijl de commercie moderner dan modern pakjes uit de hele wereld bezorgt, alle mogelijke klusjes voor je komt doen, supersnelle communicatiemiddelen komt aanleggen enzovoort enzovoort, word ik als klant geacht braaf thuis te gaan zitten wachten. Hoezo geen huisvrouw? Hoezo fulltime werken? Hoezo geen gezin?
Als je je niet wil voegen naar de jaren-dertig cultuur van de dienstverlenende bedrijven, dan niet, jammer maar helaas dan sturen we uw pakje weer terug naar de afzender, krijgt u geen internetverbinding, installeren we die wasmachine niet.
Terwijl de commercie moderner dan modern pakjes uit de hele wereld bezorgt, alle mogelijke klusjes voor je komt doen, supersnelle communicatiemiddelen komt aanleggen enzovoort enzovoort, word ik als klant geacht braaf thuis te gaan zitten wachten. Hoezo geen huisvrouw? Hoezo fulltime werken? Hoezo geen gezin?
Als je je niet wil voegen naar de jaren-dertig cultuur van de dienstverlenende bedrijven, dan niet, jammer maar helaas dan sturen we uw pakje weer terug naar de afzender, krijgt u geen internetverbinding, installeren we die wasmachine niet.
maandag 19 april 2010
Aswolk
Aswolk boven Europa, hoera! Dacht ik. Ik droom er al jaren van om eens boven het groene hart te vliegen, misschien zelfs te landen op het Malieveld, maar het zag er niet naar uit dat de CTR rond Schiphol ooit nog toegankelijk zou worden voor zeilvliegers. Nu het luchtverkeer stil ligt zou het nog steeds niet heel erg legaal zijn om hier te vliegen, maar wel veilig. De weersvoorspelling was ook goed, met een bereidwillige lierman en een vriendelijke boer, die z’n weiland een paar uur ter beschikking zou stellen om te starten, zou het moeten lukken.
Dus niet. De IVW heeft gemakshalve het complete luchtruim gesloten, zodat er niets of niemand mag vliegen. Ook geen ongemotoriseerde activiteiten, en ook niet onder de tweeduizend meter waar geen asdeeltje te bekennen is.
Zo’n sluiting heeft weinig met veiligheid te maken. Het is ontzettend gemakzuchtig om niet na te denken over de gevaren en risico’s en passende maatregelen te nemen. Geen wonder dat de KLM bijna hysterisch is, dat Schiphol woedend is, dat Eurlings zich beklaagt over overreacties.
Het totaal verbieden van iedere vorm van luchtvaart betekent inderdaad wel een absolute veiligheidsgarantie, maar de kosten zijn enorm. Niet alleen in geld, maar ook in leed. Passagiers die voor hen belangrijke reizen niet kunnen maken, transitpassagiers die dagenlang opgesloten zitten op een pier. Verkeersongelukken door de enorme extra drukte op de weg. Spullen, soms van levensbelang, die niet kunnen worden geleverd omdat er geen luchtvracht wordt vervoerd.
De gevaren van het vliegen door een wolk van vulkanische as zijn bekend: verglazing in de motoren en ‘zandstralen’ van de ramen. Die gevaren doen zich natuurlijk alleen voor bij gemotoriseerde toestellen, die met enorme snelheid op de hoogte vliegen waar de as is. Hoe groot het risico dan is zou ik niet weten, maar de impact van een incident is natuurlijk enorm. Een neerstortende boeing is geen grap.
Om dat risico te beheersen moet je dus analyseren waar de gevaren zitten: meten waar de aswolk precies is, vaststellen welke type toestellen aan de gevaren blootstaan en waar precies. Je kan dan dat type vliegtuigen verbieden op te stijgen, of misschien kunnen ze verplicht een alternatieve route of een alternatieve hoogte vliegen. Allemaal moeilijk moeilijk moeilijk, dus de IVW kondigt gewoon een totaal vliegverbod af. Niet goed voor de legitimiteit van de luchtvaartautoriteit, niet goed voor het vertrouwen in de overheid. Maar ja, wel veilig.
Overigens heeft de inspectie ter elfder ure ongemotoriseerde luchtvaart alsnog uitgezonderd van het vliegverbod.
Dus niet. De IVW heeft gemakshalve het complete luchtruim gesloten, zodat er niets of niemand mag vliegen. Ook geen ongemotoriseerde activiteiten, en ook niet onder de tweeduizend meter waar geen asdeeltje te bekennen is.
Zo’n sluiting heeft weinig met veiligheid te maken. Het is ontzettend gemakzuchtig om niet na te denken over de gevaren en risico’s en passende maatregelen te nemen. Geen wonder dat de KLM bijna hysterisch is, dat Schiphol woedend is, dat Eurlings zich beklaagt over overreacties.
Het totaal verbieden van iedere vorm van luchtvaart betekent inderdaad wel een absolute veiligheidsgarantie, maar de kosten zijn enorm. Niet alleen in geld, maar ook in leed. Passagiers die voor hen belangrijke reizen niet kunnen maken, transitpassagiers die dagenlang opgesloten zitten op een pier. Verkeersongelukken door de enorme extra drukte op de weg. Spullen, soms van levensbelang, die niet kunnen worden geleverd omdat er geen luchtvracht wordt vervoerd.
De gevaren van het vliegen door een wolk van vulkanische as zijn bekend: verglazing in de motoren en ‘zandstralen’ van de ramen. Die gevaren doen zich natuurlijk alleen voor bij gemotoriseerde toestellen, die met enorme snelheid op de hoogte vliegen waar de as is. Hoe groot het risico dan is zou ik niet weten, maar de impact van een incident is natuurlijk enorm. Een neerstortende boeing is geen grap.
Om dat risico te beheersen moet je dus analyseren waar de gevaren zitten: meten waar de aswolk precies is, vaststellen welke type toestellen aan de gevaren blootstaan en waar precies. Je kan dan dat type vliegtuigen verbieden op te stijgen, of misschien kunnen ze verplicht een alternatieve route of een alternatieve hoogte vliegen. Allemaal moeilijk moeilijk moeilijk, dus de IVW kondigt gewoon een totaal vliegverbod af. Niet goed voor de legitimiteit van de luchtvaartautoriteit, niet goed voor het vertrouwen in de overheid. Maar ja, wel veilig.
Overigens heeft de inspectie ter elfder ure ongemotoriseerde luchtvaart alsnog uitgezonderd van het vliegverbod.
maandag 12 april 2010
Privacy
Privacy gaat over persoonsgegevens, en over een persoonlijke levenssfeer. Het gaat over anoniem en ongezien kunnen zijn.
Voor zover het over persoonsgegevens gaat maken we ons altijd weer druk over de tweede wereldoorlog en het risico dat groepen met bepaalde persoonskenmerken zomaar uit hun huis geplukt en vermoord kunnen worden. Die gedachtenlink met de jodenvervolging helpt wel om mensen te alarmeren, om duidelijk te maken dat het wel degelijk een probleem kan zijn als machthebbers over uitstekende registratiesystemen beschikken. Maar het helpt helemaal niet bij het bedenken wat nú de gevaren en problemen met persoonsgegevens, uitgebreide registraties en geavanceerde koppelingsmethoden kunnen zijn.
En die problemen zijn er. Van het mislopen van leuke kortingen tot het niet kunnen afsluiten van een hypotheek omdat je op een bepaalde manier in de registraties voorkomt. Van het niet naar de VS kunnen reizen tot het jarenlang doorbrengen in Guantanomo bay omdat je aan specifieke kenmerken voldoet. En hoe prettig is het om een op maat vormgegeven polis aangeboden te krijgen als je verzekeraar precies blijkt te weten hoeveel drank en sigaretten je bij Albert Heijn koopt, of je lid bent van een sportschool en hoe vaak je daar ook werkelijk komt, of je misschien wel eens veroordeeld bent wegens betrokkenheid bij voetbalrellen of belastingontduiking? Hoe komt mijn ziektekostenverzekeraar eigenlijk aan mijn digid?
Iedereen wil ook privacy in de zin van niet gezien, niet gehoord kunnen worden. Niet alleen als je zit te knetteren op de wc of als je seks hebt, als je in je neus peutert of als je je doucht, maar ook als je een avondje ongedwongen keuvelt met vrienden aan de eettafel. Je wil niet dat iemand je dagboek leest, of je brieven, of dat iemand met je meeluistert terwijl je aan het bellen bent. Het gaat niet alleen om situaties waarin je je zou schamen als iemand je zag, het gaat er vooral om dat je er thuis geen rekening mee hoeft te houden dat je bekeken wordt.
Risico’s van het verlies van privacy zijn er in overvloed. Bedrijven en overheden kunnen verkeerde conclusies trekken op basis van de kennis die ze hebben over iemand, mensen kunnen van allerlei diensten en rechten uit worden gesloten, individuele burgers kunnen makkelijk vermalen worden door ondoordringbare bureaucratische molens. Maar zelfs zonder die risico’s hoort het bij onze basale menselijke waardigheid dat we privacy hebben en dat we ons terug kunnen trekken in ons eigen domein, waar we zelf bepalen wie wat van ons te zien krijgt.
Voor zover het over persoonsgegevens gaat maken we ons altijd weer druk over de tweede wereldoorlog en het risico dat groepen met bepaalde persoonskenmerken zomaar uit hun huis geplukt en vermoord kunnen worden. Die gedachtenlink met de jodenvervolging helpt wel om mensen te alarmeren, om duidelijk te maken dat het wel degelijk een probleem kan zijn als machthebbers over uitstekende registratiesystemen beschikken. Maar het helpt helemaal niet bij het bedenken wat nú de gevaren en problemen met persoonsgegevens, uitgebreide registraties en geavanceerde koppelingsmethoden kunnen zijn.
En die problemen zijn er. Van het mislopen van leuke kortingen tot het niet kunnen afsluiten van een hypotheek omdat je op een bepaalde manier in de registraties voorkomt. Van het niet naar de VS kunnen reizen tot het jarenlang doorbrengen in Guantanomo bay omdat je aan specifieke kenmerken voldoet. En hoe prettig is het om een op maat vormgegeven polis aangeboden te krijgen als je verzekeraar precies blijkt te weten hoeveel drank en sigaretten je bij Albert Heijn koopt, of je lid bent van een sportschool en hoe vaak je daar ook werkelijk komt, of je misschien wel eens veroordeeld bent wegens betrokkenheid bij voetbalrellen of belastingontduiking? Hoe komt mijn ziektekostenverzekeraar eigenlijk aan mijn digid?
Iedereen wil ook privacy in de zin van niet gezien, niet gehoord kunnen worden. Niet alleen als je zit te knetteren op de wc of als je seks hebt, als je in je neus peutert of als je je doucht, maar ook als je een avondje ongedwongen keuvelt met vrienden aan de eettafel. Je wil niet dat iemand je dagboek leest, of je brieven, of dat iemand met je meeluistert terwijl je aan het bellen bent. Het gaat niet alleen om situaties waarin je je zou schamen als iemand je zag, het gaat er vooral om dat je er thuis geen rekening mee hoeft te houden dat je bekeken wordt.
Risico’s van het verlies van privacy zijn er in overvloed. Bedrijven en overheden kunnen verkeerde conclusies trekken op basis van de kennis die ze hebben over iemand, mensen kunnen van allerlei diensten en rechten uit worden gesloten, individuele burgers kunnen makkelijk vermalen worden door ondoordringbare bureaucratische molens. Maar zelfs zonder die risico’s hoort het bij onze basale menselijke waardigheid dat we privacy hebben en dat we ons terug kunnen trekken in ons eigen domein, waar we zelf bepalen wie wat van ons te zien krijgt.
dinsdag 30 maart 2010
Loterijshow
Bij de post zit een uitnodiging om als klapvee naar de Van den Ende studio te komen, heel uniek met een winnend lotnummer! Kans op vijf miljoen en zeker een diner! Op naam. En adres. En of ik even wil inloggen en aanmelden.
Ik ben niet gediend van zo’n inbreuk op de privacy van mijn onbekende leven. Ik heb op geen enkele manier aanleiding gegeven: ik doe niet mee met de postcodeloterij, ik doe niet mee met belspelletjes, ik sta in het bel-me-niet-register en er zit een sticker op m’n deur om aan te geven dat verkopers niet welkom zijn.
Ik krijg steeds meer begrip voor de mevrouw in Culemborg die een rechtzaak tegen de postcodeloterij voerde, omdat ze geheel ongevraagd meespeelde, en verloor.
Laat me met rust! Ik kom zelf wel naar buiten als ik iets wil.
Ik ben niet gediend van zo’n inbreuk op de privacy van mijn onbekende leven. Ik heb op geen enkele manier aanleiding gegeven: ik doe niet mee met de postcodeloterij, ik doe niet mee met belspelletjes, ik sta in het bel-me-niet-register en er zit een sticker op m’n deur om aan te geven dat verkopers niet welkom zijn.
Ik krijg steeds meer begrip voor de mevrouw in Culemborg die een rechtzaak tegen de postcodeloterij voerde, omdat ze geheel ongevraagd meespeelde, en verloor.
Laat me met rust! Ik kom zelf wel naar buiten als ik iets wil.
Ger Groot, De gelukkigste illusies
Zo’n titel kon ik niet laten liggen, en volgens de flap ging het ook nog over goed en kwaad. Beter dan de bijbel zou je zeggen. Nou gaat het boek zeker over het kwaad, over de aard ervan en over de aantrekkelijkheid ervan. Maar de beloofde verlossing blijft uit. Misschien heb ik er overheen gelezen, het is ook zo’n verschrikkelijk vol boek. Groot herhaalt zichzelf over ieder belangrijk idee een keer of vijf, om er zeker van te zijn dat de lezer de boodschap niet kàn missen. Het had op mij echter het effect van een tiktakkende slinger die me in slaap hypnotiseert.
Ik heb overigens geen spijt van aanschaf of lezen, want ik heb wel degelijk meer vat op het kwaad nu. Het kwaad, dat is de afwezigheid van orde en rede, het is het onbegrijpelijke, het ondenkbare en het onzegbare. Over dat laatste, de taal, geeft Groot een fijne toegift waarin hij zowel principieel als logisch laat zien dat taal en denken beperkt en beperkend zijn.
Toch een aanrader.
http://studium.hosting.rug.nl/2008_Activiteiten/selexyz-gerGroot.htm
Ik heb overigens geen spijt van aanschaf of lezen, want ik heb wel degelijk meer vat op het kwaad nu. Het kwaad, dat is de afwezigheid van orde en rede, het is het onbegrijpelijke, het ondenkbare en het onzegbare. Over dat laatste, de taal, geeft Groot een fijne toegift waarin hij zowel principieel als logisch laat zien dat taal en denken beperkt en beperkend zijn.
Toch een aanrader.
http://studium.hosting.rug.nl/2008_Activiteiten/selexyz-gerGroot.htm
Hadewijch
Prachtige décors, perfecte cast, een intrigerend thema: hoe extase en extremisme in elkaar overlopen. De subtiele verwijzingen klopten allemaal zonder opdringerig te zijn: Hadewijch betekent bijna zoiets als jihad, het jongetje in de armen van z’n vader leek sprekend op de lijdende jezus, het straatschoffie verlost Hadewijch uit het (vrucht?)water en is nog een metselaar ook, een verwijzing naar een interpretatie van het islamitisch gebed, de extase van muziek enzovoort. Een sympathieke film, maar niet geloofwaardig. Je maakt mij niet wijs dat dat maffe wicht een liefdesrelatie met god heeft die in de buurt komt van die van Hadewijch. Het is onnavolgbaar wat maakt dat ze ineens ‘klaar’ is om de prediker uit de banlieu te volgen. Hoezo raakt ze overtuigd van het perspectief van het geweld? En als uitsmijter is er een uitgebreide scène ná de bom, waarvan zo onduidelijk is of het een flashback of een epiloog is, dat de toeschouwers het onderaan de bioscooptrap nog in heftige discussies bij elkaar moest reconstrueren.
Als troost de echte:
Ic groete dat ic minne
Met miere herten bloet.
Mi dorren mine sinne
Jnder minnen oerwoet.
Ay, hertelike suete minne,
Volwasse na dijn wesen,
So moghen mine sinne
Vander doet ghenesen.
Ay, here over kare,
Waerdi dat ghi sijt
Jn uwer natuere, so ware
Jet mijn gheduerens tijt.
Ay, over suete raste,
Haddi al dat uwe vercreghen,
So waren mine laste
Verlicht die nu so weghen.
Ay, over suete natuere,
Hoe ghedoet die herte dijn?
Jc en can ghedueren ene ure,
Jc moet al der minnen sijn.
Ay, hertelike ioffrouwe,
Dat ic co vele te u spreke,
Dat doet mi nuwe trouwe
Van dieper minnen treke.
Ay, hadden wij dat wij hebben,
So waren wij beide so rike,
So soudemen luttel venden
Jewerinc onse ghelike.
Ay, ic woede in moede met spoede
Na tgoede dat ic der minnen volsi;
Ay, in woet zijn vroet dats spoet,
ja in woet van minnen vri,
Jc hake, ic wake, ic smake
Die sake die mi dunct soete;
Jc kinne met sinne daer es inne
Die minne mijns evels boete.
Jc doge, ic poghe omt hoghe,
Jc soghe met minnen bloede;
Jc groete dat soete, dat moete
Boeten mine orewoede.
Jc beve, ic cleve, ic gheve,
Jc leve op hoghen waen,
Dat mine pine die fine
Jn de sine sal al ontfaen.
Ay, lief, hebbic lief een lief,
Sidi lief mijn lief,
Die lief gavet omme lief,
Daer lief lief mede verhief.
Ay, minne, ware ic minne
Ende met minnen minne u minne!
Ay, minne, om minne ghevet dat minne
Die minne al minne volkinne.
Als troost de echte:
Ic groete dat ic minne
Met miere herten bloet.
Mi dorren mine sinne
Jnder minnen oerwoet.
Ay, hertelike suete minne,
Volwasse na dijn wesen,
So moghen mine sinne
Vander doet ghenesen.
Ay, here over kare,
Waerdi dat ghi sijt
Jn uwer natuere, so ware
Jet mijn gheduerens tijt.
Ay, over suete raste,
Haddi al dat uwe vercreghen,
So waren mine laste
Verlicht die nu so weghen.
Ay, over suete natuere,
Hoe ghedoet die herte dijn?
Jc en can ghedueren ene ure,
Jc moet al der minnen sijn.
Ay, hertelike ioffrouwe,
Dat ic co vele te u spreke,
Dat doet mi nuwe trouwe
Van dieper minnen treke.
Ay, hadden wij dat wij hebben,
So waren wij beide so rike,
So soudemen luttel venden
Jewerinc onse ghelike.
Ay, ic woede in moede met spoede
Na tgoede dat ic der minnen volsi;
Ay, in woet zijn vroet dats spoet,
ja in woet van minnen vri,
Jc hake, ic wake, ic smake
Die sake die mi dunct soete;
Jc kinne met sinne daer es inne
Die minne mijns evels boete.
Jc doge, ic poghe omt hoghe,
Jc soghe met minnen bloede;
Jc groete dat soete, dat moete
Boeten mine orewoede.
Jc beve, ic cleve, ic gheve,
Jc leve op hoghen waen,
Dat mine pine die fine
Jn de sine sal al ontfaen.
Ay, lief, hebbic lief een lief,
Sidi lief mijn lief,
Die lief gavet omme lief,
Daer lief lief mede verhief.
Ay, minne, ware ic minne
Ende met minnen minne u minne!
Ay, minne, om minne ghevet dat minne
Die minne al minne volkinne.
zaterdag 20 maart 2010
woensdag 3 maart 2010
Marokkanen
‘Geen wet voor Marokkaanse reljongeren’
‘Pak Marokkaanse overlast hard aan’
‘Marokkaan bedreigt krant’
Hele gebruikelijke koppen boven krantenartikelen tegenwoordig. Ik begrijp nog steeds niet wat de toevoeging ‘Marokkaans’ voor informatieve meerwaarde heeft. Ik ben nog zo naief dat ik denk dat je nadenkt over wetgeving voor relschoppers, dat je overlast aanpakt en dat het nieuws is als iemand een krant bedreigt, ongeacht de etnische achtergrond van de betrokkenen. Sterker nog, ik mag toch hopen dat ook overlast door witneuzen, bejaarde vrouwen en Antilliaanse snollen wordt bestreden. Zelf heb ik het meeste last van een dove buurvrouw die de tv keihard zet, van oer-Hollandse truckers die hun reuzenhonden grote drollen laten draaien voor mijn deur en van een hindustaanse buurman die de hele straat laat meegenieten van zijn ruzies.
Het voortdurend communicatief verbinden van ‘Marokkaans’ met allerlei vormen van criminaliteit, maakt het publiek vanzelf overtuigd dat er daadwerkelijk een verband ìs. Daar komt dan nog bij dat menselijke hersenen notoir slecht zijn in het toepassen van statistiek. Correlaties worden al snel causaliteiten, verbanden die één richting op wijzen worden voor het gemak naar twee kanten gelegd, hoge percentages van kleine groepen worden eenvoudig vertaald naar grote totalen.
Er is een correlatie tussen etniciteit en criminaliteit, maar het is onwaarschijnlijk dat etniciteit een oorzaak is van criminaliteit.
Er zijn meer Marokkaanse jongens crimineel dan witte jongens, maar criminaliteit wordt niet voor het overgrote deel door Marokkanen begaan.
Als 44% van alle verdachten allochtoon is, zijn er geen honderdduizenden allochtonen verdacht.
Toen ik de ombudsman van mijn krant vroeg wat de relevantie was van de nationaliteit van een bepaalde crimineel, kreeg ik als antwoord dat de redactie die nationaliteit relevant vond. En ja, dan is het vanzelf relevant. Als wij elkaar er maar flink van doordringen dat etniciteit een relevante variabele is in het kader van criminaliteit, dan wordt het vanzelf wetenswaardig. Maar dan draaien we ook als een hond die zichzelf in de staart wil bijten, want het enkel voortdurend noemen van de Marokkaanse achtergrond van criminelen en verdachten, veroorzaakt de overtuiging dat het hier om een relevante variabele zou gaan.
‘Pak Marokkaanse overlast hard aan’
‘Marokkaan bedreigt krant’
Hele gebruikelijke koppen boven krantenartikelen tegenwoordig. Ik begrijp nog steeds niet wat de toevoeging ‘Marokkaans’ voor informatieve meerwaarde heeft. Ik ben nog zo naief dat ik denk dat je nadenkt over wetgeving voor relschoppers, dat je overlast aanpakt en dat het nieuws is als iemand een krant bedreigt, ongeacht de etnische achtergrond van de betrokkenen. Sterker nog, ik mag toch hopen dat ook overlast door witneuzen, bejaarde vrouwen en Antilliaanse snollen wordt bestreden. Zelf heb ik het meeste last van een dove buurvrouw die de tv keihard zet, van oer-Hollandse truckers die hun reuzenhonden grote drollen laten draaien voor mijn deur en van een hindustaanse buurman die de hele straat laat meegenieten van zijn ruzies.
Het voortdurend communicatief verbinden van ‘Marokkaans’ met allerlei vormen van criminaliteit, maakt het publiek vanzelf overtuigd dat er daadwerkelijk een verband ìs. Daar komt dan nog bij dat menselijke hersenen notoir slecht zijn in het toepassen van statistiek. Correlaties worden al snel causaliteiten, verbanden die één richting op wijzen worden voor het gemak naar twee kanten gelegd, hoge percentages van kleine groepen worden eenvoudig vertaald naar grote totalen.
Er is een correlatie tussen etniciteit en criminaliteit, maar het is onwaarschijnlijk dat etniciteit een oorzaak is van criminaliteit.
Er zijn meer Marokkaanse jongens crimineel dan witte jongens, maar criminaliteit wordt niet voor het overgrote deel door Marokkanen begaan.
Als 44% van alle verdachten allochtoon is, zijn er geen honderdduizenden allochtonen verdacht.
Toen ik de ombudsman van mijn krant vroeg wat de relevantie was van de nationaliteit van een bepaalde crimineel, kreeg ik als antwoord dat de redactie die nationaliteit relevant vond. En ja, dan is het vanzelf relevant. Als wij elkaar er maar flink van doordringen dat etniciteit een relevante variabele is in het kader van criminaliteit, dan wordt het vanzelf wetenswaardig. Maar dan draaien we ook als een hond die zichzelf in de staart wil bijten, want het enkel voortdurend noemen van de Marokkaanse achtergrond van criminelen en verdachten, veroorzaakt de overtuiging dat het hier om een relevante variabele zou gaan.
stemrecht
Stemmen is een burgerrecht, en daarmee een morele plicht. Het is de basis van de werking van de democratie. Als burgers niet de moeite nemen om een keuze te maken tussen hun vertegenwoordigers, maken ze zichzelf, en hun medeburgers, kwetsbaar voor machtsmisbruik en willekeur. Raadsleden en Kamerleden zonder mandaat en zonder enige informatie over de wensen van burgers zijn geen volksvertegenwoordigers, en als de macht niet bij volksvertegenwoordigers ligt is er geen sprake van democratie.
Er zijn (veel) mensen gesneuveld in een strijd tegen dictatuur, voor democratie. De achteloosheid waarmee verwende en gemakzuchtige niet-stemmers hun recht op invloed, hun recht om gehoord te worden, verwerpen, is ook een kwalijke ontkenning van die strijd.
Wees volwassen, wees burger, ga stemmen.
Er zijn (veel) mensen gesneuveld in een strijd tegen dictatuur, voor democratie. De achteloosheid waarmee verwende en gemakzuchtige niet-stemmers hun recht op invloed, hun recht om gehoord te worden, verwerpen, is ook een kwalijke ontkenning van die strijd.
Wees volwassen, wees burger, ga stemmen.
zaterdag 13 februari 2010
Toneel
Gisteravond ‘De uitverkorene’ van Toetssteen in theater Pierrot. Erg goed gespeeld, precies goed decor. Het tempo lag misschien een pietsie hoog en mij stoorde de achtergrondmuziek nogal, maar van anderen hoorde ik dat ze het wel passend vonden.
Maar wat een gek verhaal. Ik herinner me wel dat Baan een nogal zwaar gristelijk bedrijf was en dat het de boel belazerde, maar ik kan me toch nauwelijks voorstellen dat de bizarre geloofswereld die in het stuk wordt neergezet echt bestaat. Het is een gemiste kans van het toneelstuk dat de link tussen dat rare geloof en de ondergang van het bedrijf niet gelegd wordt. Het is meer een inkijkje in de absurde wereld van bevindelijken, maar het roept op geen enkele manier begrip op. Zonde.
Maar wat een gek verhaal. Ik herinner me wel dat Baan een nogal zwaar gristelijk bedrijf was en dat het de boel belazerde, maar ik kan me toch nauwelijks voorstellen dat de bizarre geloofswereld die in het stuk wordt neergezet echt bestaat. Het is een gemiste kans van het toneelstuk dat de link tussen dat rare geloof en de ondergang van het bedrijf niet gelegd wordt. Het is meer een inkijkje in de absurde wereld van bevindelijken, maar het roept op geen enkele manier begrip op. Zonde.
maandag 1 februari 2010
Mobiliteit
Er is te weinig zout, dus er moet gekozen worden op welke wegen gestrooid wordt. Heel voordehandliggend kiezen ze dan voor de snelwegen, geen groter nationale ramp tenslotte dan dat directeuren en vertegenwoordigers de bedrijven niet meer kunnen bereiken. Ondertussen knallen fietsers met hun hoofd tegen de stoeprand, breken bejaarden hun polsen op de stoep en glibberen de auto’s in de stedelijke straten van portier naar portier.
Een snelweg die te glad is om er honderdtwintig te rijden, dwingt het verkeer om stapvoets te gaan en misschien zelfs te overwegen een dag thuis te blijven. Een gladde stoep of fietspad verandert de dagelijkse boodschappen in een gevaarlijke onderneming. Rare prioriteiten, die provincies.
Een snelweg die te glad is om er honderdtwintig te rijden, dwingt het verkeer om stapvoets te gaan en misschien zelfs te overwegen een dag thuis te blijven. Een gladde stoep of fietspad verandert de dagelijkse boodschappen in een gevaarlijke onderneming. Rare prioriteiten, die provincies.
Abonneren op:
Posts (Atom)