woensdag 20 mei 2015

Twijfels



Als puber was ik niet zozeer op zoek naar m’n identiteit, maar vooral naar de principes die voor mij heilig zouden zijn. Uiteraard gaat dat ook over identiteit, maar meer nog gaat het over simpele handvatten, morele richtsnoeren, die als vanzelf zouden leiden tot heldendom of heiligheid. Indien noodzakelijk natuurlijk, liever blijven we gewoon mens en laten we moed of opoffering zo lang mogelijk voor wat het is.

Helaas, het lukte niet om m’n hoogstpersoonlijke handleidingkje voor een goed leven samen te stellen, erger nog ik ontdekte dat dat nou juist principieel niet kan. De waarden die we hoog hebben, en waar we geen onderlinge rangorde voor kunnen aangeven, zijn vaak bijna synoniem maar soms botsen ze hevig. Ze zijn in ieder geval niet tegen elkaar af te wegen. Dat geldt zowel voor individuen, op psychologisch niveau, als voor de maatschappij op politiek niveau. Neem vrijheid en veiligheid, die impliceren elkaar en sluiten elkaar uit. Zonder veiligheid is er duidelijk geen vrijheid en ook andersom: onvrijheid is niet veilig. Hoe vrij kan je zijn als je je uit angst moet opsluiten achter muren en sloten? Hoe veilig zal je je voelen als een baas je op elk willekeurig moment geweld aan kan doen?

We sluiten bondgenootschappen, we offeren een deel van onze vrijheid op, om meer veiligheid te krijgen. ‘Bond’ is gewoon binding, beloftes en regels zijn prettige vormen van onvrijheid.
Sowieso het leven in een maatschappij, samenleven met anderen, doet per definitie afbreuk aan ieders vrijheid en het brengt veilgheidsrisico’s met zich mee. Maar als de sociale dieren die we zijn zouden we niet erg vrij of veilig zijn als we kluizenaars werden.

Ik lees graag Graham Greene, en ik zie graag films als Doubt, die over zulke dilemma’s op het persoonlijke vlak gaan, in de taal van de katholieke geloofsleer. Het is hoogmoed om een ander te be- en veroordelen, maar als je verantwoordelijk bent voor de bescherming van een ander ontkom je niet aan het oordelen over mensen. Liefde en compassie zijn absolute deugden, maar de meeste liefde voor een persoon sluit anderen uit, maakt afhankelijk of eenzaam en kan leiden tot jaloezie en frustratie. Iemand liefhebben kan hoogst onrechtvaardig zijn.

Was ik maar weer een puber, verontwaardigd over onrecht en domheid. Dan kon ik overtuigd van mijn gelijk de wereld gaan verbeteren.

dinsdag 19 mei 2015

Werk



Ik ben een wandelende scheurkalender. Ik blog en tweet en mail en yammer grote hoeveelheden food for thought. Dat levert gedachten op. Dat is niet zo spectaculair, misschien net zo irrelevant als tegeltjeswijsheden en scheurkalenderzinnetjes. Maar ach, gedachten vormen wel de grondstof en het product van ambtenaren. Als ik daar voedsel aan kan geven ben ik best tevreden.

zaterdag 9 mei 2015

Nepal en Jemen



Ooit heb ik m’n hart verpand aan Nepal, en aan Jemen. Nepal was de mooiste naam voor een land die ik ooit had gehoord. Het bleek ook nog eens een mooi land met lieve mensen die in een soort voor-middeleeuwse armoede leefden. Schitterende bergen, schitterende tempels, idyllische dorpjes. Tientallen etniciteiten, duizenden goden en rituelen. Er was veel onrecht en uitbuiting, ik heb er mensen gesproken die in slavernij waren geboren, verkocht werden, en in slavernij stierven. De hindoes in de Kathmanduvallei discrimineerden de buddhistische en shamanistische boertjes. Vluchtelingenkampen in het oosten, Tibetanen die werden gearresteerd of zelfs vermoord. Meisjes liepen grote risico’s, om als Kumari te dienen en na afloop, nadat ze begonnen te menstrueren, onaanraakbaar te worden. Of om aan de bordelen van Bombay te worden verkocht. Het was ongehoord zwaar, maar toch wekten de mensen niet de indruk dat ze kapot waren.
Nu weet ik het niet. Zoveel huizen en akkertjes kapot, zoveel mensen die toch al niet veel hadden die moeten zien te overleven als beesten, zonder beschutting, zonder kleding, zonder eten.
Jemen was het land met de allermooiste steden en dorpen die je in een mooi geillustreerd sprookjesboek zou verwachten. Trotse mannen, vrolijke vrouwen die in een soort wilde-westen-primitiviteit en armoede leefden. Waanzinnig mooie landschappen van kale rotsen in alle kleuren van de regenboog. Tientallen stammen, verschillende nogal exotische islamitische stromingen en nog overal de symbolen van een verdwenen joodse gemeenschap. Jemen was behalve deels door de Turken nooit gekoloniseerd geweest en dat leverde een open, gastvrije sfeer op – ondanks de gijzelingen die het gebruikelijke drukmiddel waren om iets van de regering in Sana’a gedaan te krijgen. Alle mannen in Noord-Jemen hadden behalve hun djambia, het kromme mes in hun riemen, een kalasjnikov en soms zelfs een pistool. Het leverde een hoop schotwonden op. ’s Middags kauwde de halve bevolking qat, niet alleen een licht opwekkend middel maar ook een sociaal en politiek gebruik dat overleg en onderhandeling makkelijk maakte. Het bestaan was er hard, vooral voor vrouwen, die al het zware werk deden. Mensen hadden geld doordat een familielid in Saoedi-ArabiĆ« werkten. Van de wereld wist niemand iets, behalve dat er in Nederland water in overvloed was en dat Saddam Hussein een krachtig leider was, voorbeeld voor ieder stamhoofd.
Ik besef dat er dagelijks bommen ontploffen, dat de machtige eeuwenoude vestinghuizen (“de hoogste woongebouwen ter wereld” wisten de meeste Jemenieten) tot stof en puin worden vernietigd, dat er mensen uit elkaar worden gereten of levend verbranden.

Op de achtergrond de Syrische vluchtelingenkampen, de Griekse werkloosheid, de Mexicaanse angst. En nog tientallen, honderden rampen, drama’s, catastrofes. Voor hen. Ik voel me als de domme blondjes die in hun badpak met een sjerp om ernstig pleiten voor wereldvrede. Lachwekkende onzin.
Ik weet dat Nepal, Jemen, geen paradijzen waren. Maar de mensen daar waren geen slachtoffers, of gedroegen zich in elk geval niet als slachtoffers. Nu wel. Ze zijn niet alleen hun huizen en hun voedsel en hun veiligheid kwijt, maar ook hun waardigheid. Daar komen militante jongeren van.

vrijdag 1 mei 2015

Nepal




De fotootjes die ik in ’92 met een pocketcameraatje maakte en in Kathmandu zo goedkoop mogelijk liet ontwikkelen helpen nauwelijks om herinneringen boven te halen. Op de fotoos zijn we zo jong, ik en Mina (de discussies over de engelse spelling van haar naam!) en Pramod, zo ver weg van wie we nu zijn. Maar ik weet nog hoe fijn de geluiden waren als je in de bergen was, en hoe fris de vroege ochtendlucht. Wat vee, geruis van bladeren, soms een fluitje van iemand die geiten hoedde. Dat is wat het woord vreedzaam betekent, zulke geluiden.
Ik heb er veel geleerd, over mezelf, m’n beperkingen. Die bleken niet zozeer fysiek te zijn, ik heb maar weinig nodig al had ik er wel schreeuwende behoefte aan om me te kunnen wassen en schone kleren aan te trekken na zweterige dagen lopen door Nuwakot. De dal-bhat kwam me soms de neus uit maar ik had al gauw een samosastalletje in het oude centrum van Kathmandu ontdekt zodat ik m’n frituurbehoefte kon bevredigen. En Mina liet me zien waar je mithai kon krijgen, snoep van buffelmelk met veel suiker en kardemom, ik ben er nog steeds verslaafd aan. De kou, het moeizame lopen of dagen aan een stuk opgepropt in een tjokvolle jeep over wegen vol potholes hobbelen, zelfs het net te kleine bed kwam ik allemaal wel te boven. Alle ellende die ik zag was vooral studie-object en zo exotisch dat ik er emotioneel voldoende afstand voor had om het op te nemen. Kleine meisjes die als seksslavinnen verkocht werden, vrouwen met aids die uit hun gemeenschap werden verstoten, kleine kumari’s die voorbestemd werden voor een eenzaam en onmenselijk leven, Tibetaanse vluchtelingen die werden vermoord en de slavernij in de tapijtweverijen en ver weg in de westelijke Terai. Ik had veel te weinig kaas gegeten van de Nepalese wereld om het allemaal te kunnen duiden, het is een wonder dat het me lukte toch af te studeren. Het was frustrerend om Nepali te praten als een peuter, maar gelukkig leidde het vooral tot hilariteit.
M’n persoonlijke beperkingen hadden heel onverwacht te maken met m’n culturele hangups. Ik had veel privacy nodig. Ik werd ontzettend ongeduldig van het totale gebrek aan planning. Ik wist niet om te gaan met de familieverhoudingen in m’n gastgezin. En ik moest af en toe fietsen.
Wat een prachtig, schitterend, wonderbaarlijk land. Wat hebben de Nepalezen die ik ontmoette me ongelooflijk goed ontvangen, gastvrij en tolerant voor mijn vreemdheid. En wat waren ze extreem arm en primitief. Dat zag er toen nog wel romantisch uit, nu weet ik hoe onbeschrijflijk de ellende moet zijn voor mensen die al bijna niks hadden en die dat dan ook nog verliezen.