dinsdag 30 maart 2010

Hadewijch

Prachtige décors, perfecte cast, een intrigerend thema: hoe extase en extremisme in elkaar overlopen. De subtiele verwijzingen klopten allemaal zonder opdringerig te zijn: Hadewijch betekent bijna zoiets als jihad, het jongetje in de armen van z’n vader leek sprekend op de lijdende jezus, het straatschoffie verlost Hadewijch uit het (vrucht?)water en is nog een metselaar ook, een verwijzing naar een interpretatie van het islamitisch gebed, de extase van muziek enzovoort. Een sympathieke film, maar niet geloofwaardig. Je maakt mij niet wijs dat dat maffe wicht een liefdesrelatie met god heeft die in de buurt komt van die van Hadewijch. Het is onnavolgbaar wat maakt dat ze ineens ‘klaar’ is om de prediker uit de banlieu te volgen. Hoezo raakt ze overtuigd van het perspectief van het geweld? En als uitsmijter is er een uitgebreide scène ná de bom, waarvan zo onduidelijk is of het een flashback of een epiloog is, dat de toeschouwers het onderaan de bioscooptrap nog in heftige discussies bij elkaar moest reconstrueren.

Als troost de echte:

Ic groete dat ic minne
Met miere herten bloet.
Mi dorren mine sinne
Jnder minnen oerwoet.

Ay, hertelike suete minne,
Volwasse na dijn wesen,
So moghen mine sinne
Vander doet ghenesen.

Ay, here over kare,
Waerdi dat ghi sijt
Jn uwer natuere, so ware
Jet mijn gheduerens tijt.

Ay, over suete raste,
Haddi al dat uwe vercreghen,
So waren mine laste
Verlicht die nu so weghen.

Ay, over suete natuere,
Hoe ghedoet die herte dijn?
Jc en can ghedueren ene ure,
Jc moet al der minnen sijn.

Ay, hertelike ioffrouwe,
Dat ic co vele te u spreke,
Dat doet mi nuwe trouwe
Van dieper minnen treke.

Ay, hadden wij dat wij hebben,
So waren wij beide so rike,
So soudemen luttel venden
Jewerinc onse ghelike.

Ay, ic woede in moede met spoede
Na tgoede dat ic der minnen volsi;
Ay, in woet zijn vroet dats spoet,
ja in woet van minnen vri,

Jc hake, ic wake, ic smake
Die sake die mi dunct soete;
Jc kinne met sinne daer es inne
Die minne mijns evels boete.

Jc doge, ic poghe omt hoghe,
Jc soghe met minnen bloede;
Jc groete dat soete, dat moete
Boeten mine orewoede.

Jc beve, ic cleve, ic gheve,
Jc leve op hoghen waen,
Dat mine pine die fine
Jn de sine sal al ontfaen.

Ay, lief, hebbic lief een lief,
Sidi lief mijn lief,
Die lief gavet omme lief,
Daer lief lief mede verhief.

Ay, minne, ware ic minne
Ende met minnen minne u minne!
Ay, minne, om minne ghevet dat minne
Die minne al minne volkinne.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten