De amerikanen hebben gelijk, for once. Diplomatie, dat is is bijna synoniem met vertrouwelijk, discreet. Diplomatieke betrekkingen zijn de belangrijkste vorm van communicatie tussen landen, essentieel om met internationale conflicten en belangentegenstellingen om te gaan zonder oorlog te voeren. Diplomatieke communicatie openbaar maken dient geen enkel doel, het beschadigt juist de mogelijkheden om spanningen te verminderen, conflicten te de-escaleren.
Wikileaks is een fantastisch instrument om machthebbers de maat te nemen, verantwoording af te dwingen, te zorgen dat burgers informatie krijgen waar ze recht op hebben. Door wikileaks te gebruiken om enkel machthebbers dwars te zitten, zonder de rechtvaardiging dat daarmee het functioneren van de democratische rechtsstaat wordt gediend, verliest de klokkeluiderssite gezag en legitimiteit. Het gaat dus niet alleen ten koste van de diplomatieke betrekkingen, maar ook ten koste van oprechte klokkeluiders.
In de NRC een stukje dat mij dan toch weer op het andere been zet:
Roger Vleugels, NRC 30-11-2010
De Amerikaanse regering doet haar best de aandacht af te leiden van de WikiLeaks-onthullingen. Ze zet in op schadebeperking voor het diplomatieke verkeer en benadrukt de strafbaarheid van lekken.
Beide strategieën zijn van belang en doen het goed in de pers en bij de publieke opinie, maar zijn toch vooral bedoeld om de echte pijn te maskeren. Het probleem is dat nu is gedocumenteerd dat de Amerikaanse geheime politiek ook in belangrijke dossiers niet in lijn is met regeringsverklaringen en afspraken met het parlement.
Zo is het officiële beleid dat de Koerdische PKK wordt bestreden, maar blijkt deze organisatie door de VS te worden gesteund. En zo is een van de argumenten tegen een aanval op Iran dat de Arabische wereld zich dan nog meer tegen de VS zal keren, maar blijkt in elk geval Saoedi-Arabië om zo’n aanval te hebben gevraagd. Enzovoorts.
Het is normaal in een democratie dat een parlement een mandaat geeft aan zijn regering. Geheime politiek en geheime diplomatie kunnen daarbij horen. Een absoluut gebod en cruciaal voor de legitimiteit van een regering is dat die geheime operaties stroken met dat mandaat. WikiLeaks toont aan dat er vragen te stellen zijn bij de rechtmatigheid van het Amerikaanse buitenlandse beleid.
Pijnlijk is dat WikiLeaks hiermee en passant aantoont dat de normale waakhonden van de democratie, zoals het parlement en de pers, nooit weten door te dringen tot deze geheime laag. Zij geraken nooit tot het niveau waar zichtbaar is dat het echte beleid op hoofdpunten soms haaks staat op wat in de democratie is afgesproken of in het publieke domein wordt gecommuniceerd.
Er komen natuurlijk onderzoeken, naar het lekken en naar de systemen van informatieveiligheid. Dat is logisch. De Amerikaanse regering zal deze onderzoeken met graagte aangrijpen om te voorkomen, of de kans te minimaliseren, dat zal worden onderzocht waar het echt om gaat: de onrechtmatigheid van delen van het geheime buitenlandse beleid.
Intussen mogen we weten dat de Amerikanen minister Verhagen beschouwden als vriend. En intussen wordt ons verteld dat Bradley Manning, een 22-jarige militair, de informatie heeft gelekt en dat dit zeer strafbaar is. Dat is interessant, ongeloofwaardig en een wel zeer beperkt deel van de waarheid.
Opmerkelijk is dat de Amerikaanse regering nog niet ingrijpt. Ook opmerkelijk is dat het fabeltje dat alles via Manning zou zijn verlopen, bewust overeind wordt gelaten. Een lagere militair heeft niet zomaar toegang tot systemen van Buitenlandse Zaken.
Over het feit dat er geen aangifte is gedaan inzake deze lekken, tegen Manning of tegen anderen, zijn grote vragen te stellen. Maar van grotere orde is het gegeven dat nu bewezen lijkt dat de Amerikaanse regering in hoofddossiers zich gedraagt als een illegale staat.
maandag 29 november 2010
vrijdag 26 november 2010
wereldverbeteraars
Bijna dagelijks krijg ik via facebook, email of linkedin wel een verzoek van een vriend of kennis, om bij te dragen aan een piepklein initiatiefje om de wereld te verbeteren. Het gaat altijd om bijzonder sympathieke projectjes zoals het ontwikkelen van zonnepanelen in Jemen, de aanschaf van speelgoed voor Bulgaarse wezen of een bijdrage aan onderzoek naar kanker. En de sociale druk om mee te doen is groot, je vrienden zien hoe goed je wel bent voor de misdeelden van de wereld.
Ik vrees dat zulke particuliere initiatieven afbreuk doen aan grotere, publieke pogingen om de wereld te verbeteren. Mensen hebben meer sympathie voor, en meer vertrouwen in, de kleine herkenbare bestemmingen voor hun donaties die op internet worden gepresenteerd met fotoos van gehandicapte bejaarden op vakantie of blije Ecuadoriaanse kindertjes in hun nieuwe schoolgebouw. Helemáál als die vakantieboot geverfd is door je eigen sportvereniging, of dat schoolgebouw in elkaar is getimmerd door vrienden op reis in Zuid-Amerika.
Dat vertrouwen lijkt me onterecht. Er is een hoop aan te merken op overheidsbeleid en op grote hulporganisaties, maar ze worden wel onderworpen aan betrouwbaar toezicht. Geld dat via publieke instanties loopt moet worden verantwoord, er zijn instanties die controleren of dat correct gebeurt en er is verplichte openheid naar pers en publiek.
Bovendien is beleidsmatige hulp, zorg en bescherming waarschijnlijk veel doelmatiger dan spontane, op goede bedoelingen en hevige emoties gefundeerde, particuliere projecten. Aan de professionele besteding van euros in het kader van publiek beleid is waarschijnlijk onderzoek en afweging vooraf gegaan: welke doelen hopen we te bereiken, hoe kan je die doelen zo goed en goedkoop mogelijk bereiken, en wat gaan we dan dus niet doen met diezelfde euros?
Om de wereld echt te verbeteren zijn er sterke instituties van goed bestuur, en van een democratische rechtsstaat nodig. Algemeen kiesrecht, bescherming van mensenrechten, publieke verantwoording, corruptiebestrijding, onafhankelijke rechtspraak, beleidsonderzoek, vrije media en onafhankelijke journalistiek, gelijke behandeling enzovoort. Geen enkel goedbedoeld particulier hulpinitiatiefje krijgt het voor elkaar om zulke instituties op te bouwen of te versterken. Daarvoor is druk op regeringen nodig, van binnenuit hun eigen samenleving en van buitenaf door internationale organisaties, andere regeringen en handelspartners.
Dus verbeter de wereld, stem voor meer belasting betalen.
Ik vrees dat zulke particuliere initiatieven afbreuk doen aan grotere, publieke pogingen om de wereld te verbeteren. Mensen hebben meer sympathie voor, en meer vertrouwen in, de kleine herkenbare bestemmingen voor hun donaties die op internet worden gepresenteerd met fotoos van gehandicapte bejaarden op vakantie of blije Ecuadoriaanse kindertjes in hun nieuwe schoolgebouw. Helemáál als die vakantieboot geverfd is door je eigen sportvereniging, of dat schoolgebouw in elkaar is getimmerd door vrienden op reis in Zuid-Amerika.
Dat vertrouwen lijkt me onterecht. Er is een hoop aan te merken op overheidsbeleid en op grote hulporganisaties, maar ze worden wel onderworpen aan betrouwbaar toezicht. Geld dat via publieke instanties loopt moet worden verantwoord, er zijn instanties die controleren of dat correct gebeurt en er is verplichte openheid naar pers en publiek.
Bovendien is beleidsmatige hulp, zorg en bescherming waarschijnlijk veel doelmatiger dan spontane, op goede bedoelingen en hevige emoties gefundeerde, particuliere projecten. Aan de professionele besteding van euros in het kader van publiek beleid is waarschijnlijk onderzoek en afweging vooraf gegaan: welke doelen hopen we te bereiken, hoe kan je die doelen zo goed en goedkoop mogelijk bereiken, en wat gaan we dan dus niet doen met diezelfde euros?
Om de wereld echt te verbeteren zijn er sterke instituties van goed bestuur, en van een democratische rechtsstaat nodig. Algemeen kiesrecht, bescherming van mensenrechten, publieke verantwoording, corruptiebestrijding, onafhankelijke rechtspraak, beleidsonderzoek, vrije media en onafhankelijke journalistiek, gelijke behandeling enzovoort. Geen enkel goedbedoeld particulier hulpinitiatiefje krijgt het voor elkaar om zulke instituties op te bouwen of te versterken. Daarvoor is druk op regeringen nodig, van binnenuit hun eigen samenleving en van buitenaf door internationale organisaties, andere regeringen en handelspartners.
Dus verbeter de wereld, stem voor meer belasting betalen.
donderdag 18 november 2010
Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt
Op een heldere en bedachtzame manier onderzoekt Achterhuis de vooronderstellingen en redeneringen van het neoliberalisme. Bovendien laat hij zien hoe het neoliberale gedachtegoed overal, en bij bijna iedereen, ingang gevonden heeft. Ieder maatschappelijk goed wordt een verhandelbaar product, alle waarden van de mensheid worden privé-eigendom, en het geld staat centraal.
De gevolgen zijn desastreus, vooral voor de armen van deze wereld. Als water, zorg, cultuur, onderwijs, veiligheid, zekerheid, binnenkort vast ook de lucht, geprivatiseerd worden, wordt hen eenvoudig de toegang ontzegd tot de meest basale middelen van bestaan.
Maar ook voor mensen die minder arm zijn, zijn de gevolgen ingrijpend. Niemand is meer gast, patient, buur of burger, iedereen is altijd klant; niemand is meer hulpverlener, zorgverlener, steun en toeverlaat, maar altijd leverancier, producent.
Op systeemniveau zijn de gevolgen ook al niet mals. Het invoeren van neoliberale concepten in de werkelijke wereld van politiek en samenleving leidt onvermijdelijk tot dwang en geweld, omdat de verliezers, degenen die hun levenswijze kapot gemaakt zien, zich verzetten tegen de diefstal van hun grondstoffen. Achterhuis behandelt het voorbeeld van Chili, waar Milton Friedman en de Chicago boys van Pinochet de gelegenheid kregen om met hun ideeën te experimenteren, ten koste van tienduizenden levens.
Het is de vraag hoe zo’n perfide ideologie zo populair kan zijn. Dat heeft te maken met de verpakking ervan als ‘wetenschap’. Achterhuis fileert de stellingen en veronderstellingen van neoliberalen, en laat zien hoe weinig empirische of zelfs theoretische onderbouwing er is voor de gedachte dat vrije verhandeling van goederen altijd vanzelf leidt tot optimale maatschappelijke uitkomsten. Ook de economen en filosofen waarop neoliberalen zich beroepen, zoals Adam Smith en John Locke, blijken toch niet eenvoudig in neoliberale zin geïnterpreteerd te kunnen worden.
Een deel van de verklaring lijkt gevonden te kunnen worden in de associatie met vrijheid en in de Amerikaanse frontier-romantiek van het recht van de sterkste, op zichzelf al een eigenaardige interpretatie van de evolutieleer. De vrijheid om je capaciteiten optimaal in te zetten om maximaal winst te maken, zou een voorwaarde zijn voor de beste resultaten, iets waar de hele maatschappij wel bij zou varen. En een vrije werking van de markt zou altijd leiden tot evenwicht tussen vraag en aanbod.
Dat beide veronderstellingen èn niet altijd waar zijn, èn geloof, hoop en liefde verontachtzamen, wordt door neoliberalen onder het kleed geveegd.
De wereld ziet er na lezing van dit boek uit als een woestenij.
De gevolgen zijn desastreus, vooral voor de armen van deze wereld. Als water, zorg, cultuur, onderwijs, veiligheid, zekerheid, binnenkort vast ook de lucht, geprivatiseerd worden, wordt hen eenvoudig de toegang ontzegd tot de meest basale middelen van bestaan.
Maar ook voor mensen die minder arm zijn, zijn de gevolgen ingrijpend. Niemand is meer gast, patient, buur of burger, iedereen is altijd klant; niemand is meer hulpverlener, zorgverlener, steun en toeverlaat, maar altijd leverancier, producent.
Op systeemniveau zijn de gevolgen ook al niet mals. Het invoeren van neoliberale concepten in de werkelijke wereld van politiek en samenleving leidt onvermijdelijk tot dwang en geweld, omdat de verliezers, degenen die hun levenswijze kapot gemaakt zien, zich verzetten tegen de diefstal van hun grondstoffen. Achterhuis behandelt het voorbeeld van Chili, waar Milton Friedman en de Chicago boys van Pinochet de gelegenheid kregen om met hun ideeën te experimenteren, ten koste van tienduizenden levens.
Het is de vraag hoe zo’n perfide ideologie zo populair kan zijn. Dat heeft te maken met de verpakking ervan als ‘wetenschap’. Achterhuis fileert de stellingen en veronderstellingen van neoliberalen, en laat zien hoe weinig empirische of zelfs theoretische onderbouwing er is voor de gedachte dat vrije verhandeling van goederen altijd vanzelf leidt tot optimale maatschappelijke uitkomsten. Ook de economen en filosofen waarop neoliberalen zich beroepen, zoals Adam Smith en John Locke, blijken toch niet eenvoudig in neoliberale zin geïnterpreteerd te kunnen worden.
Een deel van de verklaring lijkt gevonden te kunnen worden in de associatie met vrijheid en in de Amerikaanse frontier-romantiek van het recht van de sterkste, op zichzelf al een eigenaardige interpretatie van de evolutieleer. De vrijheid om je capaciteiten optimaal in te zetten om maximaal winst te maken, zou een voorwaarde zijn voor de beste resultaten, iets waar de hele maatschappij wel bij zou varen. En een vrije werking van de markt zou altijd leiden tot evenwicht tussen vraag en aanbod.
Dat beide veronderstellingen èn niet altijd waar zijn, èn geloof, hoop en liefde verontachtzamen, wordt door neoliberalen onder het kleed geveegd.
De wereld ziet er na lezing van dit boek uit als een woestenij.
dinsdag 16 november 2010
Vierde macht
Er is geen goede reden te bedenken waarom ambtenaren niet uit zouden moeten sterven. Net als dodo’s of reuzepanda’s zijn ze een voor de harde wereld ongeschikte soort.
Ze maken zich keurig ondergeschikt aan regels en hiërarchie, en hun leidinggevenden walsen over hun ruggen heen. Ze zijn vèrgaand loyaal aan hun politieke bazen, en politici gebruiken hen als kop van jut voor falend beleid, begrotingsoverschrijdingen en overregulering. Ze worden gemotiveerd door algemeen belang en burgerrechten, en iedereen mag hen beschimpen en verachten.
Het verdwijnen van de oprechte, integere, vakkundige ambtenaar heeft niet het effect van een massale staking. Het gebeurt met duizenden tegelijk, maar op een typische ambtelijke manier: onzichtbaar, anoniem, zonder protest. De lege plaats in het politieke ecosysteem wordt opgevuld door cynische managers die hun eigen belang vóór dat van politieke meesters of burgers stellen. Zodat die burgers hun eigen profetie hebben vervuld: ambtenaren zijn dom, lui en gemeen.
Ze maken zich keurig ondergeschikt aan regels en hiërarchie, en hun leidinggevenden walsen over hun ruggen heen. Ze zijn vèrgaand loyaal aan hun politieke bazen, en politici gebruiken hen als kop van jut voor falend beleid, begrotingsoverschrijdingen en overregulering. Ze worden gemotiveerd door algemeen belang en burgerrechten, en iedereen mag hen beschimpen en verachten.
Het verdwijnen van de oprechte, integere, vakkundige ambtenaar heeft niet het effect van een massale staking. Het gebeurt met duizenden tegelijk, maar op een typische ambtelijke manier: onzichtbaar, anoniem, zonder protest. De lege plaats in het politieke ecosysteem wordt opgevuld door cynische managers die hun eigen belang vóór dat van politieke meesters of burgers stellen. Zodat die burgers hun eigen profetie hebben vervuld: ambtenaren zijn dom, lui en gemeen.
donderdag 11 november 2010
religie vs ideologie
Er woedt een discussietje over de vraag of islam een religie of een ideologie is. Een non-discussie, niet alleen omdat het geloof in Allah evident een godsdienst is, maar vooral omdat het onderscheid er niet toe doet.
Ideologieën houden zich doorgaans wat meer bezig met vraagstukken van economie en politiek systeem, religies zijn meer gericht op directe sociale betrekkingen en goed leven, in alle gevallen gaat het om referenties waarmee mensen beoordelen of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is. Voor de individuele politieke rechten om je geloof te belijden, je overtuigingen te uiten en met gelijkgestemden te delen maakt het niet uit. Moslims, communisten, christenen, liberalen en fascisten hebben in de rechtsstaat allen dezelfde burgerrechten.
Alleen voor de christelijk gefundeerde scheiding tussen kerk en staat, en de van oorsprong christelijke achtergrond van het non-discriminatiebeginsel, doet het er toe of iemand zich bekent tot een geloof, of een politieke overtuiging. Ideologieën hebben betrekking op collectieve normen, op de inrichting van de samenleving, en zullen daarom zelden leiden tot individuele tekens en kleding- of gedragsvoorschriften.
De discussie zou dan ook niet moeten gaan over religie versus ideologie, maar over de gronden, en vooral de toepassing, van het gelijkheidsbeginsel.
Overigens, het is geen wonder dat Wilders islamofoob is. Voor iemand die al jaren bedreigd wordt is wel begrip op te brengen. Het is wel jammer dat hij niet zo sterk in z’n schoenen staat als Salman Rushdie, die de vrijheid van meningsuiting voor iedereen is blijven verdedigen.
Ideologieën houden zich doorgaans wat meer bezig met vraagstukken van economie en politiek systeem, religies zijn meer gericht op directe sociale betrekkingen en goed leven, in alle gevallen gaat het om referenties waarmee mensen beoordelen of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is. Voor de individuele politieke rechten om je geloof te belijden, je overtuigingen te uiten en met gelijkgestemden te delen maakt het niet uit. Moslims, communisten, christenen, liberalen en fascisten hebben in de rechtsstaat allen dezelfde burgerrechten.
Alleen voor de christelijk gefundeerde scheiding tussen kerk en staat, en de van oorsprong christelijke achtergrond van het non-discriminatiebeginsel, doet het er toe of iemand zich bekent tot een geloof, of een politieke overtuiging. Ideologieën hebben betrekking op collectieve normen, op de inrichting van de samenleving, en zullen daarom zelden leiden tot individuele tekens en kleding- of gedragsvoorschriften.
De discussie zou dan ook niet moeten gaan over religie versus ideologie, maar over de gronden, en vooral de toepassing, van het gelijkheidsbeginsel.
Overigens, het is geen wonder dat Wilders islamofoob is. Voor iemand die al jaren bedreigd wordt is wel begrip op te brengen. Het is wel jammer dat hij niet zo sterk in z’n schoenen staat als Salman Rushdie, die de vrijheid van meningsuiting voor iedereen is blijven verdedigen.
maandag 1 november 2010
leven en dood
Als ik de fiets pak zie ik iedere keer het bed van de buurman achter hun raam. Laf vermijd ik om oogcontact te maken. Sterven is zo intiem. Een paar maanden geleden hielp hij mij nog m’n vleugel naar binnen te sjouwen.
“Het is hard” zegt de buurvrouw. Ze komt langs om parkeerkaarten te verzamelen, voor het bezoek. Ik ben blij dat ik iets kan doen.
“Het is hard” zegt de buurvrouw. Ze komt langs om parkeerkaarten te verzamelen, voor het bezoek. Ik ben blij dat ik iets kan doen.
Abonneren op:
Posts (Atom)