Twee VVD-ers proberen in een opiniestuk in de NRC de
suggestie te wekken dat dataverzameling door de overheid preventief werkt tegen
hele enge criminelen (Kop: ‘zonder digitaal spoor kan verkrachter zijn gang
gaan’). In het stuk zelf staat eigenlijk niks nieuws. Natuurlijk helpt ieder
spoor, ook data over waar iemand op enig moment was of met wie hij contact
heeft gehad, om bewijs tegen een crimineel te leveren. En soms helpen zulke
data om een dader op te sporen. Hoe massasurveillance van alle communicatie en
mobiliteit van alle Nederlanders moord en verkrachting kan voorkómen wordt ook
in hun betoog niet duidelijk.
Ook niet nieuw is de stelling dat veiligheid en privacy geen
tegengestelde grootheden zijn, al is het wel verrassend om de opmerking tegen
te komen in een artikel waarin tekeer wordt gegaan tegen ‘privacyfundamentalisten’. Best bijzonder dat juist liberalen
bezwaar maken tegen privacy, maar dat terzijde.
Echt nieuw is de omdraaiing die de schrijvers maken: zij
stellen dat veiligheid een voorwaarde
voor privacy is. Terwijl veiligheid doorgaans als een gevolg van recht en
beleid wordt beschouwd, en privacy een fundamenteel recht is dat gerespecteerd
dient te worden om van een rechtvaardige en veilige samenleving te kunnen spreken,
maken Tellegen en Van Wijngaarden er een soort product van dat door veiligheid
wordt geleverd. Ik ben benieuwd hoe die veiligheid er dan uitziet. Is
veiligheid in hun ogen synoniem met toezicht en controle door de staat, om
iedere misdaad in de kiem te smoren?
Moord en verkrachting zijn gruwelijke schendingen van
mensenrechten waaronder privacy. De staat dwingt horizontaal respect voor
mensenrechten af, onder andere door criminaliteit te bestrijden. Maar als de
staat dat doet door overheidsfunctionarissen ongelimiteerd macht over alle
burgers te laten uitoefenen – wat brede en onverantwoorde dataretentie in feite
is – wordt onze veiligheid met de ene hand gegeven en met de andere weer
weggenomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten