Het eerste wat mij opvalt aan de kabinetsnotulen (met een staatssecretaris erbij was het toch geen ministerraad?) is dat de notulist geen groot literair talent is. Direct daarna valt me vooral de zorgvuldigheid op, en de onderlinge loyaliteit. Dit is een kabinet dat niet direct in de gaten heeft hoe ernstig de fouten van de belastingdienst zijn, een kabinet dat meer oog heeft voor de bestuurlijke kant van zaken dan voor de politieke verantwoording – laten we het oplossen in plaats van aan waarheidsvinding te doen. Het belang van vertrouwen in de coalitie weegt kennelijk zwaarder dan electorale profilering. De spanningen van een gematigd dualisme gaan ze te lijf door lastige fractiegenoten terecht te wijzen. Niet bewonderenswaardig maar wel logisch. Je zou denken dat de fractievoorzitters in de Kamer daar wel tegenwicht aan bieden, om een machtsbalans te behouden.
Uit de notulen stijgt voor mij een beeld op van competente mensen die zo goed mogelijk proberen te regeren. Ze bespreken uitvoerig de timing van brieven en rapporten aan de Kamer – Snel zegt steeds dat hij de Kamer graag zo volledig en snel mogelijk wil informeren, en de andere bewindslieden zijn het daar mee eens, maar ze weten goed hoe er schadelijke beelden kunnen ontstaan als je het onhandig aanpakt. Ze beschermen ambtenaren, niet alleen uit loyaliteit en verantwoordelijkheid maar ook omdat het bijzonder schadelijk uit zal pakken als je ambtenaren voor de bus gooit, of bang maakt om zich kritisch te uiten.
De flarden Kamer’debat’ die ik hoor klinken helemaal anders. Het klinkt niet als een debat maar als een aaneenschakeling van declamaties. Iedereen doet boos. Niemand lijkt de hand in eigen boezem te steken. Niet over het toeslagenstelsel, waartegen onder meer de Algemene Rekenkamer waarschuwde en vast nog wel een aantal beleidsambtenaren ook. Niet over het monisme of over eerdere pogingen van het CDA om Omtzigt op een onverkiesbare plaats op de lijst te zetten (en nu Chris van Dam trouwens). Niet over het gebrek aan zelfrespect van een parlement, waar het niet meer gaat om de regering te controleren maar om met permanente verontwaardiging aandacht in de media te genereren om zo stemmen te trekken. Waar parlementariërs geen leiderschap durven te tonen door uit te leggen dat ze betere ondersteuning nodig hebben zodat ze wets- en beleidsvoorstellen inhoudelijk kunnen beoordelen. Waar staatscommissies die adviseren over hervormingen die tot een nieuwe bestuurscultuur zouden kunnen leiden, worden genegeerd omdat het te ingewikkeld is en ook iets van de leden van de Tweede Kamer vraagt. Waar iedereen zich vol overgave stort op het ‘wie wist wat wanneer’ in plaats van een analyse over hoe het anders kan. Waar alleen boze burgers naar de mond worden gepraat, waar burgers niet worden beschermd.
Ben ik nou zo verschrikkelijk verambtelijkt dat ik langzamerhand meer begrip voor de regering heb dan voor het parlement? Mijn frustratie over al die doorwrochte adviezen en aanbevelingen, conclusies en geleerde lessen van al die raden, commissies, instituten en ambtenaren, die keer op keer op dorre grond vallen is alleen maar gegroeid de afgelopen jaren. Maar niet doordat bewindspersonen er weinig mee doen, of dat beleidsambtenaren er geen boodschap aan hebben, maar meer en meer doordat het parlement nalaat om die kennis te gebruiken voor controle en medewetgeving.
Ik was eerder deze maand verontwaardigd over de premier. Niet omdat hij gelogen had of om de ‘Ruttedoctrine’ maar omdat hij niet de verantwoording neemt voor de systematische problemen in de uitvoering en omdat hij met droge ogen meldde dat geen verantwoording hoeft te worden afgelegd, alsof hij daarover gaat. En omdat hij daar inmiddels inderdaad over gaat, doordat hij de Kamer in z’n zak heeft.
Nu ben ik eigenlijk kwaaier op de Kamer, die zich ondanks zelfreflecties en voorstellen tot stelselwijziging in de zak heeft laten naaien. Een Kamer waar weinig volksvertegenwoordigers leiderschap tonen, om daarmee de versnippering naar deelbelangen en subcategorieën tegen te gaan. Leiderschap in de zin van idealen uitdragen, vertellen hoe je denkt die idealen in realiteit om te zetten, uitleggen dat het algemeen belang van democratie en recht bóven partijbeloftes gaat en zo nodig compromissen sluiten en in vertrouwelijkheid naar oplossingen zoeken. En daarover eerlijk zijn.