vrijdag 28 maart 2014

Geruststelling

Rutte die Marokkaanse kindertjes geruststelt... het klinkt als een katholieke priester in een weeshuis, brrr.

"Geen angst dat je dit land wordt uitgezet" - tenzij je op de dag van het regeerakkoord net iets korter dan 5 jaar in NL was
- tenzij je ouders destijds geen asiel hebben aangevraagd maar een ander soort vergunning
- Tenzij je vader in een ver verleden iets heeft misdaan (of we dat vermoeden) 
- tenzij jouw gezin wel onder gemeentetoezicht maar niet onder rijkstoezicht stond
- aanvraag kinderpardon afgewezen. (een serie tweets van ene Wil Eikelboom)

dinsdag 25 maart 2014

Ze staan vooraan

Gezaghebbende en vooraanstaande politici stappen uit de PVV... hoezo zijn de ratten die het zinkende schip verlaten ineens gezaghebbend en vooraanstaand? Voor de slijmerige journalisten zeker, die al jaren doodsbenauwd zijn om voor links of politiek correct uitgemaakt te worden. Geen ernstiger verwijten tenslotte.

Natuurlijk ben ook ik blij dat de rotting van de PVV wat meer zichtbaar wordt, en dat andere partijen hun onderdanigheid nu durven loslaten. Maar ik ben er niet gerust op, het monster is nog bepaald niet uitgeroeid. Als je in sprookjes een kop van een draak afhakt komt er minstens één bij. Als eerst de LPF en vervolgens de PVV ontbindt, kon er wel eens iets nog verschrikkelijkers ontstaan.

Iedereen doet net alsof het om de ‘uitspraken’ van Wilders gaat, of om zijn Goebbels-imitatie. Nu ineens gaat hij te ver?! Wilders is al jaren en jaren racist, al heeft ie zich nog nooit tegen groepen gekeerd om hun ras of huidskleur. De juiste benaming voor iemand die mensen groepsgewijs uitscheldt, vernedert en maatschappelijke problemen aanwrijft, is fascist. Dat Wilders hoogstpersoonlijk een scheidslijn aanbrengt tussen geloof en gelovigen, tussen ideologie en aanhangers, helpt niet. Als je vindt dat islam een achterlijke religie is dan impliceer je dat moslims achterlijk zijn.

Toen Wilders nog voor de VVD lid was van de vaste Kamercommissie voor sociale zaken, insinueerde hij stelselmatig dat zieken, gehandicapten en werklozen hun problemen simuleerden, te lui waren om te werken, en alleen door ze te straffen gedwongen konden worden om aan de slag te gaan. Blaming the victim: zo hoeft de politiek geen maatschappelijke problemen op te lossen.

Dat is in mijn ogen het meest kwalijke aan de PVV, politiek zonder ideeën en zonder verantwoordelijkheid. Alleen maar tegen, tegen, tegen. Tegen mensen die door de PVVers in de categorie ‘anders’ zijn gestopt. Tegen de liberale rechtsstaat, die grenzen stelt aan onmaatschappelijk gedrag. Tegen bestuurders, die met compromissen en lastige besluiten afwegingen maken en zo proberen om de waarden van onze open samenleving zo goed mogelijk te behouden. Tegen politici, die de Grote Wilders niet naar de mond praten en naar de ogen zien.

Als de PVV beweert ergens vóór te zijn, gaat het – sinds een paar jaar, want oorspronkelijk namen ze het tegenovergestelde standpunt in – om eisen: de PVV eist meer geld, meer zorg, meer geluk voor de categorieën die ze tot Het Nederlandse Volk rekenen. Aangezien de analyse van de PVV over tekorten aan geld, zorg en geluk is dat die zijn veroorzaakt door kwade machten zoals buitenlanders, de EU, linksen, politici, geloven de simpele zielen dat er eenvoudig meer geld, zorg en geluk uit de hemel zal vallen zodra al die kwade machten bestreden en verslagen zijn.

De wapens die ze voor die strijd gebruiken zijn schelden en zetels veroveren om zo andere partijen te beletten politiek te bedrijven.
En dat lukt nog steeds, ontbinding of niet. De Grote Leider Wilders, de vooraanstaande en gezaghebbende PVVers, slimme discipelen als Bosma en gestoorde sekteleden als Graus, weten nog steeds groot enthousiasme te genereren bij types waarvan je je afvraagt wat zíj dan voor bijdrage leveren aan een welvarende en vrije samenleving. Het monster is gewekt. En het gaat voorlopig niet meer slapen.

vrijdag 21 maart 2014

Weg met Wilders

e feestelijke stemming was in één klap voorbij. Om half twee ’s nachts kroop ik m’n bed in, en het eerste wat ik hoorde toen ik de radio aanzette was het racistische gebral van Wilders en het debiele gescandeer van het plebs.
De nazis rukken op, en alleen ons, de tegenstanders van de PVV, wordt de maat genomen. Terwijl Wilders de achterlijke horden mobiliseert, de dommen en haatdragenden, en ook zonder geweld of bestuursmacht schade aanricht aan wat ooit een vrije, welvarende, vriendelijke samenleving was, wordt ons verzekerd dat het zinloos is om met Godwins te smijten, dat een vergelijking met fascisten niet klopt want de PVV heeft helemaal geen gaskamers op het programma staan, dat we het vuurtje alleen maar opstoken en dat we de grieven van het volk niet onderkennen.
Het is waar: ik kan niet begrijpen hoe het bestaat dat mensen die bestaanszekerheid, onderwijs en gezondheidszorg, redelijke kansen en grondrechten genieten in een vrij land, zó rancuneus, haatdragend en vervreemd kunnen zijn, en zó ongeïnformeerd, ongeïnteresseerd in feiten, ongecivilizeerd, dat ze PVV stemmen.  Onzindelijk laten ze hun instincten de vrije loop: ‘weg met de anderen’ dan is er meer voor ons. Zonder te weten wat PVVers schrijven, zeggen of doen, met enkel belangstelling voor de onderbroekenlol van het bruin café waarin ze zat achter elkaar aan hossen, vieren ze wullie tegen zullie. Te beperkt van geest om zich rekenschap te geven van een toekomst, van de wereld buiten hun eigen straatje, gedragen ze zich als Russische boeren die denken dat een plee er is om je haren in te wassen: nog nooit gezien.
Maar ja, ik kan ook niet begrijpen hoe varkens hun neus in de stront kunnen steken, hoe tv-kijkers zichzelf ziek kijken hersenloze sprookjes, hoe hooligans niks liever doen dan vechten en breken. Dat ik het niet kan begrijpen maakt het nog niet onwerkelijk.
Tegen de PVV tekeer gaan helpt geen barst. Wilders provoceert uit alle macht, en wat zijn volgelingen nou juist ontzettend leuk vinden is als er iemand als door een wesp gestoken reageert. Ongeveer hetzelfde soort humor als wanneer je iemand van de trap ziet vallen. Je ziet de kampbeulen al lachen gieren en brullen, als ze iemand op een gloeiende plaat laten dansen.
Sadistisch entertainment is wat Wilders biedt, slapstick met leedvermaak. Wilders en de zijnen beleven niet alleen platte lol aan hun vandalisme, ze kunnen ook nog eens lekker zwelgen in hun verongelijkte underdoggevoel. Hoe meer tegenstand ze krijgen, hoe meer ze ervan overtuigd raken dat ze geuzen zijn, messias die aan het kruis genageld wordt. Dat dat een spelletje met alleen maar verliezers is, doet er niet toe, het geeft instant bevrediging en werkt verslavend. De enige effectieve manier zal zijn om ze belachelijk te maken, laten zien hoe sneu PVVers zijn. Maar dat kunnen wij Nederlanders slecht, we zijn niet geestig en ad rem.
Niet te bestrijden dus. Tegenstand versterkt de PVV, meewind ook. Er blijft maar één optie over: blijven beschaven. Dat wil zeggen: een norm stellen, niet accepteren dat de PVV bepaalt wat ‘normaal’ is: schelden, kwetsen, lasteren en vernederen. Als staat, als politieke samenleving, is de  duidelijkste manier om dat te doen: verbieden. Ik aarzel om het op te schrijven, want het verbieden van uitingen, of van vereniging/partijvorming, is wel het allerlaatste middel dat ingezet zou moeten worden om de rechtsstaat te beschermen. Ik heb ook geen idee of het juridisch zou kunnen. Maar moreel zijn we het aan onszelf verplicht om een grens te trekken.

donderdag 20 maart 2014

Gemeenteraadsverkiezingen

1116 stemmen, om 1 uur 's nachts klaar met tellen



maandag 17 maart 2014

Inspraak privacy

Belangrijk om in te spreken: hier.



In de nota wordt niet krachtig duidelijk gemaakt dat respect voor privacy en het beschermen van beroepsgeheim uitgangspunten zijn. Er wordt geprobeerd om kool en geit te sparen, door te gaan reguleren of protocolleren hoe persoonsinformatie gedeeld mag worden in situaties waarin dat nu niet mag of duidelijk is. Terwijl fundamentele rechten zoals privacy nou juist grenzen stellen aan overheidsoptreden, ook of juist in situaties waar de overheid het nodig vindt om fundamentele rechten terzijde te schuiven.
Het verlangen om alle maatschappelijke problemen op te lossen, om 'integraal' te werken en om optimaal diensten te verlenen is prachtig, maar het fundament onder de rechtsstaat is niet dienstverlening maar burgerrechten. M.i. zou de visie veel nadrukkelijker aan moeten geven dat er geen informatie over mensen wordt gedeeld, tenzij (in precies omschreven situaties, op basis van wettelijke taken en bevoegdheden, gemotiveerd aan de hand van precies omschreven doelen met onderbouwde effectinschatting, verantwoord ten overstaan van de betrokkene en de hele samenleving).
Een ander element: de doelbinding impliceert niet alleen dat er precies wordt aangegeven voor welk doel welke informatie nodig is, en wat er dan met die informatie gebeurt, en waarom er geen alternatieve manieren zijn om datzelfde doel te bereiken (ongeacht de vraag of ze betaalbaar zijn want dat is in de privacywetgeving niet relevant); doelbinding en proportionaliteit impliceren ook dat het gebruik van de informatie daadwerkelijk effectief is. Als de gebruikte persoonsinformatie niet leidt tot het doel, was het immers kennelijk niet noodzakelijk om dat doel te bereiken.
Mijn suggestie zou zijn om te beginnen met een hoofdstuk waarin wordt uiteengezet wat privacy is en wat persoonsgegevens zijn, waarom privacy van iedereen gerespecteerd dient te worden (omdat het een mensenrecht is, omdat het voorwaarde is voor veiligheid, gelijkheid, waardigheid en vrijheid) en wat de persoonlijke en maatschappelijke risico's zijn van het (ongeoorloofd) delen van persoonsinformatie (stigmatisering, hulpeloosheid/onmacht, foute beslissingen gebaseerd op foute veronderstellingen of op foute data).
Tenslotte ontbreekt in de visie aandacht voor bewustwording, training en intern en extern toezicht op professionals. De hele visie gaat uit van regulering en protocollering, waarmee of het werk voor hulpverleners aanzienlijk ingewikkelder wordt, of de rechten van burgers worden uitgehold.
 

vrijdag 14 maart 2014

Geen verantwoording hoeven afleggen



Privacy is een fundamenteel recht, dat in geen enkele juridische opsomming van fundamentele rechten wordt genoemd. In de Universele Verklaring[1], het EVRM[2] en de Grondwet[3] is sprake van de persoonlijke levenssfeer die gerespecteerd en beschermd dient te worden, en van gegevensbescherming.

Het fundamentele recht op een persoonlijke levenssfeer en andere rechten, zijn in feite middelen om een doel: privacy, te garanderen. Maar als privacy geen juridisch begrip is, wat is het dan wel?

Op die vraag zijn vele antwoorden mogelijk, maar ze leiden allemaal tot een idee in dezelfde sfeer: privacy is voorwaarde voor vrijheid en gelijkheid en/dus voor een menswaardig bestaan. Je hebt privacy nodig om je eigen gedachten, meningen en overtuigingen te koesteren en uit te dragen, om niet op grond van willekeurige criteria als je etniciteit, geloof of voorkeuren te worden lastiggevallen, om je net als ieder ander te mogen bewegen in de publieke ruimte.

Privacy is het recht om met rust gelaten te worden, het is de zelfbeschikking over informatie die jezelf betreft, het is in wezen: je niet hoeven verantwoorden. Zodra je privacy geschonden is, kunnen er vragen komen: Wat deed jij daar? Waarom denk je dat? Hoe is je relatie met die persoon? Zolang zaken over jou onbekend zijn, is er voor niemand aanleiding om een uitleg te vragen.

Als privacy zelfbeschikking is, heeft het niks met privacy te maken als je zelf de openbaarheid zoekt. Zelf bekend maken hoeveel je verdient of waar je je geld aan uitgeeft kan je reputatie schaden, maar het is geen inbreuk op je privacy.

Privacy is een mensenrecht; het is geen recht dat instanties, bedrijven of clubs toekomt. Het is heel goed mogelijk dat de veiligheid van een organisatie gevaar loopt doordat er informatie bekend is gemaakt, maar dat is geen privacyprobleem. Ook reputatieschade door laster of onthulling kan onrechtmatig zijn, maar niet op grond van privacyrechten.
Privacy hangt nauw samen met identiteit, en met informatie. Het is een stuk makkelijker om je privacy te beschermen als je identiteit onbekend is. Desondanks kan ook de privacy van een anoniem persoon geschonden worden: er kan iemand je woning binnentreden, een gesprek afluisteren, je kan gefouilleerd of betast worden, je kan in verlegenheid worden gebracht. Anonimiteit is een handig middel om je privacy te beschermen, maar het is niet genoeg.

In de moderne informatiesamenleving is alles informatie, en alle informatie kan worden gedigitaliseerd en dus bewerkt. De kleur van je haar is informatie, de emoties die je voelt bij het zien van je partner ook. Als informatie wordt gedigitaliseerd kan het worden vastgelegd in bestanden. Informatie in bestanden kan worden gekoppeld aan andere informatie, en er kunnen statistische analyses op worden uitgevoerd zodat verbanden zichtbaar worden. Zulke verbanden zijn ‘nieuwe’ informatie die nog meer over een persoon bekend maken. Persoonsgegevens in verband met andere informatie vormen een profiel.
Het is niet erg dat bedrijven en overheden profielen van burgers maken, al kan je je wel ongemakkelijk voelen bij de wetenschap dat anderen meer over je weten dan jijzelf. Er ontstaan wel problemen als profielen eigenlijk onjuiste interpretaties zijn van correlaties tussen jouw kenmerken en gedrag (als gevolg van verlies aan contextuele integriteit, of simpelweg als gevolg van fouten in de data) of als je wordt geconfronteerd met beslissingen op basis van je profiel, in plaats van je burgerschap. Een simpel voorbeeld: als burger kan je de grens oversteken om naar het buitenland te gaan mits je een geldig paspoort kan overleggen. Als jij echter het profiel van een potentiële terrorist hebt, of van iemand die illegaal werk zoekt, is het paspoort niet voldoende en kan je worden tegengehouden.
Tenslotte zit er iets onrechtvaardigs in dat bedrijven goed geld verdienen met jouw data, terwijl je zelf hooguit profiteert van gerichte aanbiedingen. Niet alleen zijn er mensen die een andere keuze zouden willen maken, namelijk iets meer betalen voor diensten en hun persoonsinformatie voor zichzelf houden, of zelf verhandelen en er aan verdienen. Er zijn ook mensen die op grond van hun profielen geen aanbiedingen meer krijgen, omdat ze bijvoorbeeld te arm zijn of te laag opgeleid.


[1] Art. 12
[2] Art. 8
[3] Art. 10

zaterdag 8 maart 2014

Kommaneuken



Een academicus die geen lid van een vereniging werd, omdat hij ‘zich niet wilde confirmeren’. Volgens een rechter heeft een vrouw ‘zich van het leven willen benemen’. Een journalist beschrijft ‘improvisorische tentjes’ en een politieman heeft met z’n handtekening ‘zwijgplicht beloofd’.
Deze zijn allemaal nog erger dan het inmiddels ingeburgerde ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en ‘zich irriteren’. En dommer dan ‘het soort die een rol spelen’ en ‘het aantal gaan’.
Dagelijks lees ik hoe hoogopgeleide ambtenaren, journalisten, secretarissen, standaard ‘hij bedoeld’ en ‘je beleefd’ schrijven zonder met hun ogen te knipperen. Als lezer moet ik dat allemaal vol begrip negeren, niet zeuren, het is een kommaneuker die er op let. M’n eigen schrijfsels zijn immers ook niet foutloos.

Ondertussen lukt het me niet om teksten en schrijvers serieus te nemen als de auteurs kennelijk onvoldoende opleiding of ontwikkeling hebben, of niet voldoende respect voor hun publiek op kunnen brengen om een foutloze tekst aan te bieden. Spelfouten zijn net zoiets als vlekking op je kleding; grammaticale fouten lijken toch wel erg op scheuren in je broek. Niet erg verzorgd, het doet er niet toe hoe je overkomt want je hebt niets nodig van je publiek. Arrogant.

Tot nu toe kom ik nog weinig taalfouten tegen in boeken of in de ondertiteling van tv-programma’s. Er zijn nog genoeg collega’s die wel hun werk verstaan. Maar ik vrees dat ik al hard op weg ben om een ouwe zeur te worden, dat er minder en minder taal onderwezen wordt. Het is wel erg gemakkelijk om het te wijten aan communicatie per toetsenbord. Natuurlijk, daar worden we allemaal slordig van. Maar half Nederland heeft gewoon niet geleerd hoe het moet. Misschien kunnen we ons laten opleiden door de officieel ingeburgerde vreemdelingen, die tenminste nog echt de Nederlandse taalregels hebben geleerd.