dinsdag 21 mei 2013

Rik Peeters, The preventive gaze

Peeters stelt dat we van een rechtsstaat (waarin de staat reageert op wetsovertredingen) via de verzorgingsstaat (waarin het noodlot wordt gecompenseerd) naar een preventiestaat zijn ontwikkeld. Dit betekent een fundamentele transformatie van de staat, van het burgerschaps-ideaal en van beleidslogica en de verhouding tussen overheid en burgers. Het betekent ook een nieuwe visie op vrijheid en verantwoordelijkheid: individuele verantwoordelijkheid is niet langer een vorm van ex post (juridische) aansprakelijkheid, maar het is het vermogen van burgers om ex ante de gevolgen van hun keuzes te overdenken.


De mens wordt geacht vrij te zijn als hij zelf nadenkt en verantwoordelijkheid voor zijn keuzes draagt. Vrijheid is in de preventiestaat niet meer tegengesteld aan staatsmacht, maar het is er juist een instrument van. De preventiestaat doet een beroep op individuele autonomie, en introdu-ceert tegelijkertijd gedragsinterventies om ‘vrijwillige gehoorzaamheid’ te ontlokken.
Ook de betekenis van solidariteit verandert: binnen het sjabloon van de verzorgingsstaat werd solidariteit gevraagd van de belastingbetaler met het slachtoffer van een willekeurig en onvermijde¬lijk noodlot; in de preventiestaat wordt juist solidariteit gevraagd van de burger die door vermijdbaar gedrag onnodige aanspraken op collectieve middelen maakt.

De rechtvaardiging voor overheidsinterventies is verschoven van een inbreuk op de wet of een individuele zorgvraag, naar het mitigeren van risico’s.
Het interventierepertoire dat voortvloeit uit het preventiedenken is gericht op het sturen, beïnvloeden, faciliteren en managen van verantwoordelijkheid en solidariteit. De ontwikkeling van dit nieuwe repertoire vindt plaats langs drie organisatieprincipes: nabijheid, coördinatie en tijdigheid.
Nabijheid: preventie wordt georganiseerd in de directe leefomgeving van burgers.
Coördinatie: een pakket maatregelen, en een samenwerkingsverband van organisaties, wordt ingezet om gedrag te beïnvloeden. Wat vanuit disciplinair, rechtsstatelijk of bureaucratisch perspectief logische scheidslijnen zijn, blijken vanuit preventieperspectief juist barrières.
Tijdigheid: preventie is het meest effectief als het zo vroeg mogelijk wordt ingezet. De staat moet zorgen voor anticiperend vermogen, door vroegsignalering. Dat betekent in de praktijk surveillance van de publieke ruimte, screening van de bevolking, monitoring van risicoburgers en nieuwe rolopvattingen van professionals.
Het preventiedenken verandert ook de selectie van objecten van interventie. In criminaliteits-preventie bijvoorbeeld, is niet de delinquent, maar de gehele bevolking het aangrijpingspunt. De grondgedachte is dat in principe iedere burger zowel dader als slachtoffer kan worden.

Peeters geeft aan waardoor de transformatie naar een preventiestaat in gang is gezet. Met de toegenomen welvaart, en de toegenomen kennis over risico’s en gedragsbeinvloeding, gecombineerd met een neergang van sociale instituties en erosie van sociale controle, treedt de staat naar voren als compensatie voor een gebrek aan maatschappelijke zelfregulering en zelfcorrectie. Daarbij volstaat een reactief handelingsrepertoire niet.


Hoewel de preventiestaat mogelijk veel goeds brengt, zijn er ook nadelen en risico’s aan verbonden. Het gaat met name om het risico van willekeur, en de instrumentalisering van burgerschap. Peeters hoopt dat er tegenwicht geboden zal worden door institutionele en maatschappelijke checks and balances en door burgers die risico’s blijven nemen in ondernemerschap, verkeer, sport en ongezonde gewoonten.
Het is de vraag of de verworvenheden van rechtsstaat, verzorgingsstaat en preventiestaat behouden kunnen blijven. Een verzorgingsstaat was nog steeds een rechtsstaat, en mogelijk fungeren de waarden van rechtsstaat en verzorgingsstaat evengoed als basis voor de preventiestaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten