Schitterend citaat: George Orwell's 1984 was never meant to be an instruction manual.
Onder het artikeltje in webwereld over privédetectives die graag ongelimiteerde toegang tot onze gegevens willen, via overheidsdatabases die steeds meer informatie over ons verzamelen en dat ook steeds dienstiger ontsluiten voor Jan-en-alleman, zonder onze persoonlijke instemming uiteraard en zonder rechtsbescherming voor individuele burgers.
donderdag 31 mei 2012
vrijdag 25 mei 2012
De verantwoordelijke burger
Verantwoordelijkheid is een begrip dat zwaar beladen is met betekenissen en associaties. Het heeft betrekking op het moeten uitvoeren van een taak, het moeten nemen van beslissingen: responsibility. Daar hoort bij dat iemand de capaciteit heeft om de taak uit te voeren: competenties, bevoegdheden, vaardigheden en middelen.
Het heeft ook betrekking op het afleggen van verantwoording, rekenschap geven, aan de buitenwereld uitleggen: accountability.
Het gaat vaak over schuld of verwijtbaarheid, over de oorzaken van onheil of succes: “wie is hiervoor verantwoordelijk?”. Het geassocieerde begrip is dan aansprakelijkheid.
Deze drie aspecten hangen wel samen. Alleen van iemand die de opdracht heeft om een bepaalde taak uit te voeren, wordt rekenschap gevraagd over wat hij heeft gedaan en hoe hij dat heeft gedaan, en aan die persoon wordt het succes of falen daarvan toegeschreven.
Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ is niet alleen met betekenissen geladen, maar ook met emotionele associaties. Als iemand verantwoordelijk gevonden wordt, wordt dat gewaardeerd als een teken van volwassenheid. Andersom wordt veel vaker iemand onverantwoordelijk gevonden. Een ouder of onderwijzer zal hoofdschuddend vaststellen dat een kind zich onverantwoordelijk gedraagt, en dus nog niet zelfstandig kan zijn.
In het politieke discours wordt de laatste jaren de term verantwoordelijkheid gebruikt als eufemisme voor het dragen van lasten en kosten. Dat is niet zo gek, omdat het openbaar bestuur zo is ingericht dat taken, en de middelen om die taken uit te voeren, één op één met elkaar verbonden zijn. Als een functionaris of een organisatie door de wetgever of door een bewindspersoon een taak krijgt opgelegd, worden daar bevoegdheden, budget en personeel bij geleverd. Dat werkt ook logisch omdat publieke functionarissen altijd in een hierarchische verhouding staan tot de instantie die politieke verantwoording af moet leggen.
Maar nu wint de opvatting steeds meer terrein, dat allerlei publieke taken niet door de overheid zouden moeten worden uitgevoerd omdat we liever niet zoveel geld via de overheid uitgeven, en omdat we wel door hebben dat de overheid niet in staat is om al die taken succesvol uit te voeren. Voor mensen binnen de overheid is het een logische gedachten om die publieke taken nog wat verder buiten de publieke sector te beleggen. Het is een doorgaande beweging: eerst werden alle publieke taken door de centrale rijksoverheid, door ministeries, uitgevoerd. Vervolgens werden allerlei diensten en afdelingen van die ministeries naar buiten verplaatst en verzelfstandigd, en werd er een strikte scheiding tussen beleidsformulering en beleidsuitvoering aangebracht. Maar die uitvoeringsorganisaties zijn nog steeds publieke organisaties, gefinancierd met publiek geld, en functionerend volgens een ambtelijke logica.
Politici en ambtenaren die ‘verantwoordelijkheid’ bij burgers willen ‘beleggen’, of verantwoordelijkheid aan burgers willen ‘geven’, doen iets wat altijd al in hun logica paste. In feite beleggen ze taken en opdrachten bij burgers, en de rekening voor die taakuitvoering, maar ze blijven wel zelf het beleid maken. Dat wil zeggen, ze blijven vooral de regels en voorschriften maken waaraan de publieke taakuitvoering moet voldoen. Dat is immers hun ‘kerntaak’.
Dit heeft wel ongewenste gevolgen. Burgers worden onderhorig aan de overheid. Ze worden immers in dezelfde hiërarchische lijn van openbaar bestuur geplaatst die past in onze democratische rechtsstaat: ondergeschikt aan de minister, die verantwoording aflegt aan het parlement, over de eerlijke en gelijke manier waarop het beleid wordt uitgevoerd. De minister die gelijkheid moet waarborgen, bindt de uitvoerders van zijn taken aan protocollen en voorschriften, want anders kan hij niet garanderen dat aan alle rechtsstatelijke voorwaarden wordt voldaan.
Een ander probleem wordt veroorzaakt door de tegenzin om geld via de overheid te besteden. We willen minder belasting heffen en via de nationale begroting naar de maatschappij terugvoeren. Burgers die geacht worden ‘zelf’ verantwoordelijk te zijn voor het bereiken van allerlei publieke doelen, moeten dat dan ook ‘zelf’ betalen. Of, als ze toch geld van de overheid krijgen in de vorm van subsidies, moeten ze uitvoerig verantwoorden hoe ze dat besteden. Dat verantwoorden is op zichzelf geen probleem, maar wel het feit dat de bestedingen aan allerlei voorwaarden moeten voldoen en dat degene die geld uitgeeft niet wordt afgerekend op de vraag of die publieke doelen bereikt zijn, maar op het voldoen aan die voorwaarden.
De overheid die burgers verantwoordelijk ‘maakt’ voor het bereiken van publieke doelen, trekt zich op deze manier niet terug, maar breidt juist haar invloed uit. Ze beperkt zich niet bescheiden tot díé taken die ze kan en moet uitvoeren, maar schrijft tot in detail voor hoe de samenleving verbeterd moet worden, hoe iedereen zich dient te gedragen, en waar burgers hun energie, tijd en geld aan dienen te besteden.
Deze ingrijpende aantasting van de privacy van mensen maakt serieus burgerschap onmogelijk. Burgerschap betekent immers het nemen van verantwoordelijkheid, en dat veronderstelt de competenties, middelen en zelfstandigheid om beslissingen te nemen. Zowel beslissingen over wat iemands doelen zijn, als over de manier waarop iemand die doelen nastreeft.
Burgers aan wie van bovenaf allerlei taken en regels worden opgelegd, onder het mom van ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘burgerschap’, worden niet erg serieus genomen. Niet alleen worden ze als een soort werknemers behandeld, kennelijk denkt de overheid ook nog dat hen wijsgemaakt kan worden dat ze hier meer burger van worden, dat dit hun vrijheid bevordert. Het toppunt van newspeak, van totalitaire eufemismen.
De burgers, die niet zo dom zijn als de overheid kennelijk meent, verliezen hierdoor het vertrouwen in die overheid, in alles wat staat voor het publieke domein. En omdat hen dit wordt aangedaan op grond van de democratische rechtsstaat, op grond van de logica dat publiek handelen aan regels gebonden moet zijn, dat er toezicht moet worden gehouden op de naleving van regels en dat daar publiekelijk rekenschap van moet worden afgelegd, verliezen ze het vertrouwen in de rechtsstaat.
Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ is niet alleen met betekenissen geladen, maar ook met emotionele associaties. Als iemand verantwoordelijk gevonden wordt, wordt dat gewaardeerd als een teken van volwassenheid. Andersom wordt veel vaker iemand onverantwoordelijk gevonden. Een ouder of onderwijzer zal hoofdschuddend vaststellen dat een kind zich onverantwoordelijk gedraagt, en dus nog niet zelfstandig kan zijn.
In het politieke discours wordt de laatste jaren de term verantwoordelijkheid gebruikt als eufemisme voor het dragen van lasten en kosten. Dat is niet zo gek, omdat het openbaar bestuur zo is ingericht dat taken, en de middelen om die taken uit te voeren, één op één met elkaar verbonden zijn. Als een functionaris of een organisatie door de wetgever of door een bewindspersoon een taak krijgt opgelegd, worden daar bevoegdheden, budget en personeel bij geleverd. Dat werkt ook logisch omdat publieke functionarissen altijd in een hierarchische verhouding staan tot de instantie die politieke verantwoording af moet leggen.
Maar nu wint de opvatting steeds meer terrein, dat allerlei publieke taken niet door de overheid zouden moeten worden uitgevoerd omdat we liever niet zoveel geld via de overheid uitgeven, en omdat we wel door hebben dat de overheid niet in staat is om al die taken succesvol uit te voeren. Voor mensen binnen de overheid is het een logische gedachten om die publieke taken nog wat verder buiten de publieke sector te beleggen. Het is een doorgaande beweging: eerst werden alle publieke taken door de centrale rijksoverheid, door ministeries, uitgevoerd. Vervolgens werden allerlei diensten en afdelingen van die ministeries naar buiten verplaatst en verzelfstandigd, en werd er een strikte scheiding tussen beleidsformulering en beleidsuitvoering aangebracht. Maar die uitvoeringsorganisaties zijn nog steeds publieke organisaties, gefinancierd met publiek geld, en functionerend volgens een ambtelijke logica.
Politici en ambtenaren die ‘verantwoordelijkheid’ bij burgers willen ‘beleggen’, of verantwoordelijkheid aan burgers willen ‘geven’, doen iets wat altijd al in hun logica paste. In feite beleggen ze taken en opdrachten bij burgers, en de rekening voor die taakuitvoering, maar ze blijven wel zelf het beleid maken. Dat wil zeggen, ze blijven vooral de regels en voorschriften maken waaraan de publieke taakuitvoering moet voldoen. Dat is immers hun ‘kerntaak’.
Dit heeft wel ongewenste gevolgen. Burgers worden onderhorig aan de overheid. Ze worden immers in dezelfde hiërarchische lijn van openbaar bestuur geplaatst die past in onze democratische rechtsstaat: ondergeschikt aan de minister, die verantwoording aflegt aan het parlement, over de eerlijke en gelijke manier waarop het beleid wordt uitgevoerd. De minister die gelijkheid moet waarborgen, bindt de uitvoerders van zijn taken aan protocollen en voorschriften, want anders kan hij niet garanderen dat aan alle rechtsstatelijke voorwaarden wordt voldaan.
Een ander probleem wordt veroorzaakt door de tegenzin om geld via de overheid te besteden. We willen minder belasting heffen en via de nationale begroting naar de maatschappij terugvoeren. Burgers die geacht worden ‘zelf’ verantwoordelijk te zijn voor het bereiken van allerlei publieke doelen, moeten dat dan ook ‘zelf’ betalen. Of, als ze toch geld van de overheid krijgen in de vorm van subsidies, moeten ze uitvoerig verantwoorden hoe ze dat besteden. Dat verantwoorden is op zichzelf geen probleem, maar wel het feit dat de bestedingen aan allerlei voorwaarden moeten voldoen en dat degene die geld uitgeeft niet wordt afgerekend op de vraag of die publieke doelen bereikt zijn, maar op het voldoen aan die voorwaarden.
De overheid die burgers verantwoordelijk ‘maakt’ voor het bereiken van publieke doelen, trekt zich op deze manier niet terug, maar breidt juist haar invloed uit. Ze beperkt zich niet bescheiden tot díé taken die ze kan en moet uitvoeren, maar schrijft tot in detail voor hoe de samenleving verbeterd moet worden, hoe iedereen zich dient te gedragen, en waar burgers hun energie, tijd en geld aan dienen te besteden.
Deze ingrijpende aantasting van de privacy van mensen maakt serieus burgerschap onmogelijk. Burgerschap betekent immers het nemen van verantwoordelijkheid, en dat veronderstelt de competenties, middelen en zelfstandigheid om beslissingen te nemen. Zowel beslissingen over wat iemands doelen zijn, als over de manier waarop iemand die doelen nastreeft.
Burgers aan wie van bovenaf allerlei taken en regels worden opgelegd, onder het mom van ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘burgerschap’, worden niet erg serieus genomen. Niet alleen worden ze als een soort werknemers behandeld, kennelijk denkt de overheid ook nog dat hen wijsgemaakt kan worden dat ze hier meer burger van worden, dat dit hun vrijheid bevordert. Het toppunt van newspeak, van totalitaire eufemismen.
De burgers, die niet zo dom zijn als de overheid kennelijk meent, verliezen hierdoor het vertrouwen in die overheid, in alles wat staat voor het publieke domein. En omdat hen dit wordt aangedaan op grond van de democratische rechtsstaat, op grond van de logica dat publiek handelen aan regels gebonden moet zijn, dat er toezicht moet worden gehouden op de naleving van regels en dat daar publiekelijk rekenschap van moet worden afgelegd, verliezen ze het vertrouwen in de rechtsstaat.
woensdag 23 mei 2012
Vertrouwen in burgers
Ik hoopte op nieuwe inzichten, een verhelderende kijk. En ik vond het wel gaaf om in het Ado stadion te zitten, in de zon, op de middenstip. Maar gedurende de lange, lange uren aanhoren van volstrekt oninteressante klets die over ons werd uitgestort, werden m’n tenen al krommer en krommer. En dan kan je niet ontsnappen, van zo’n middenstip over dat enorme grasveld.
Anderhalf uur werden we getrakteerd op een onsamenhangende parade van casus en ‘leuke dingetjes’, ervaringen die voor de spreker kennelijk nieuw waren. Zelfs de term dwarsdenker werd trots als nieuwe uitvinding gepresenteerd… Op het podium stonden te teamleden te stralen tussen de tien jaar oude open deuren. We weten allemaal wel dat burgers graag serieus genomen worden, dat democratie participatie vereist en dat problemen veel doelmatiger opgelost kunnen worden als er naar betrokkenen wordt geluisterd. Een wethouder van een gemeente van blije burgers, de afgelopen jaren in verschillende rapporten beschreven, probeerde nog tevergeefs een lans te breken voor een krachtige overheid náást zelfstandige burgers.
Het pijnlijkst vond ik het over één kam scheren van alles en iedereen die aan de overheid verbonden is. Als we niet meer zouden moeten spreken van ‘de’ burger, als er een beetje vertrouwen gesteld zou moeten worden in burgers, die ieder op hun eigen manier zaken aanpakken, zou je dan ook geen oog moeten hebben voor de verschillen tussen individuele politici, en ambtenaren? Je zou je om te beginnen af kunnen vragen welke mensen in je gehoor zitten, wat die al weten, bedacht hebben, en doen om burgers serieus te betrekken bij beleid. Her en der werd ervoor gepleit om bij wet te verordonneren dat burgers vertrouwd moeten worden.
Deze misstap schuurde nog het meest omdat nou juist de premier nadrukkelijk ook gewoon burger is. Hij kent Laak, hij zet z’n vuilnis netjes na tien uur op de stoep, hij is liberaal-democraat die vindt dat de overheid van iedereen is. Ik ben geen aanhanger van hem of zijn partij, maar in het stadion had ik grote bewondering voor de manier waarop hij zich niet verdedigde tegen impliciete verwijten, en soepeltjes een positieve toon zette. Tussen neus en lippen door kwam daar méér inhoud uit dan uit de twee uur semi-intellectuele gedachten van daarvoor.
De clou zit erin, naar mijn onbescheiden mening, dat je mensen als mensen zou moeten zien. Niemand is een burger, of een ambtenaar, of een politicus. Dat zijn rollen, geen eigenschappen. Van iemand in een bepaalde rol mag je competenties verwachten, voorspelbaar gedrag, en rollen worden gespeeld op een specifiek toneel met eigen regels, randvoorwaarden en tegenspelers. De dubbele betekenis van competenties: vaardigheden en bevoegdheden, is relevant voor rollen, een rol is altijd ingebed in een systeem waarin bevoegdheden toebedeeld zijn op basis van vaardigheden en functie.
Mensen zijn verschillend. Ieder mens kiest er steeds voor hoe en wanneer hij deelneemt aan de samenleving, en daarmee een min of meer publieke rol als burger op zich neemt. De samenleving wordt grotendeels georganiseerd, gereguleerd, door ‘de overheid’, het politiek-bestuurlijke domein van de samenleving. De rollen die daarin vervuld worden, kunnen maar beter aan strenge voorwaarden en controles gebonden worden, want de mensen die dat beroepsmatig of uit idealisme doen krijgen in die rollen enige macht, over anderen.
Die regulering van overheidsrollen maakt de betreffende functionarissen net zo min geboren ambtenaren, als dat een bouwvakker een geboren burger is.
maandag 21 mei 2012
Dibi
Toch wel kras, hoe Dibi bijna op z'n eentje Groenlinks de das om doet. Als er ooit een duidelijk gebrek aan strategisch inzicht en leiderschapscompetenties was, dan is het hier wel. Zó ijdel zijn dat hij totaal verblind niet ziet hoe desastreus z'n kinderachtige podiumrun zal uitpakken. Hij verliest altijd, of de leden nou op hem stemmen of niet: zonder de partij is de grond onder z'n voeten sowieso weg. Ondertussen hebben wij, ouwe groenlinksers, straks ook niks meer.
zondag 20 mei 2012
Nadler,Spinoza
Terwijl ik weinig om biografieën geef, vind ik dit toch wel een bijzonder goeie. Voor zover mogelijk leer je Spinoza kennen, en krijg je de essentie mee van z’n leer, goed geplaatst in de context. Een enorm spannende context, van een democratie in wording, van de moeizame scheiding van wetenschap los van geloof, van een heel voorzichtig denken over vrijheid van meningsuiting. Als introductie in Spinoza’s leer is dit boek veel toegankelijker dan de Ethica of het Tractaat, doordat Nadler citaten daaruit vooral gebruikt om z’n verhaal te illustreren.
Wel absoluut schokkend vind ik dat ik opnieuw, in de meest uitgebreide biografie die ik tot nu toe gelezen heb over Spinoza, zie dat er gewoon geen vrouwen in zijn wereld bestonden. Ze waren kennelijk volkomen afwezig, zo niet fysiek dan toch mentaal. Hij vond ze kennelijk niet de moeite waard om er aandacht aan te besteden. Niet sociaal en niet intellectueel. Intrigerend, ik kan me niet voorstellen dat vrouwen in het Nederland van die tijd zo totaal niet-bestaand waren.
donderdag 10 mei 2012
Rosanvallon, Counter-Democracy; Politics in an age of distrust
Politiek gaat er om een ‘volk’, dat per definitie niet bestaat maar een construct is, te transformeren in een vitale politieke gemeenschap. Het gaat om symboliek, collectieve reflectie.
Souvereiniteit is niet alleen de uitoefening van macht; het is ook zeggenschap over zichzelf en duiding van de wereld. (blz. 309)
Rosanvallon onderscheidt drie dimensies van democratie:
1. electoraal-representatieve regering
2. tegen-democratische activiteiten
3. vestiging van een burgerlijke maatschappij door middel van politiek
De drie dimensies hebben ieder hun eigen kenmerken. De eerste dimensie is uitvoerig bestudeerd, waarbij de aandacht met name uitgaat naar principes en procedures die burgerparticipatie, communicatie tussen overheid (= regering inclusief ambtelijk apparaat + politiek) en burgers, en vertegenwoordiging beheersen. Het gaat dan ook om de legitimering van autoriteit (= macht + gezag), en om mechanismen om de overheid zowel verantwoordelijk als responsief tegenover de samenleving te maken.
Geen enkele overheid wordt gezien als legitiem, tenzij ze bereid is debat aan te gaan over haar beleid, en haar beleid te rechtvaardigen.
De derde dimensie heeft betrekking op reflectieve en deliberatieve activiteiten, gericht op het uitwerken van regels die de gedeelde wereld definiëren: principes van rechtvaardigheid en recht, arbitrage van de verschillende belangen van verschillende groepen, bepalen van de grens tussen privaat en politiek. Het gaat dan ook om een politiek systeem waarvan de structuur kenbaar en navolgbaar is.
De tweede dimensie is het onderwerp van het boek. In de praktijk ontstaan parallelle vormen van autoriteit, ofwel corrigerende krachten.
Tegen-democratie; analyse
Democratie wordt van oudsher (ook) gedefinieerd als georganiseerd wantrouwen, als controle en begrenzing van macht. Dat impliceert toezicht op machthebbers en machtsgebruik, en dat vereist voortdurende alertheid.
Bovendien moet macht niet alleen ‘gezien’ worden, het moet ook gestuit kunnen worden. Besluiten moeten kunnen worden teruggedraaid; beleid kan worden voorkómen.
In een democratie hebben actoren, anders dan de procedureel correct tot stand gekomen regering, niet de macht om hun doelen te bereiken, om iets in gang te zetten (positieve macht). Ze hebben wel de macht om acties van de regering te stoppen, tegen te gaan (preventiemacht). Wisselende coalities, grote minderheden of sleutelfiguren kunnen acties tegenhouden door middel van protest, het onthouden van steun, dreigen met verlies van kiezersgunst enz.
Rosanvallon behandelt een aantal kenmerken van tegen-democratie, vormen van georganiseerd, actief wantrouwen en van preventiemacht:
1. toezicht en controle (surveillance)
Algemene uitdrukkingen hiervan zijn alertheid, beschuldiging, en evaluatie. Publiek debat, mobilisatie en ideologische en politiek-theoretische uitingen in allerlei vormen houden politici binnen de kaders van de legitieme machtsuitoefening. Het aan het licht brengen van schandalen bevestigt bovendien de collectieve normen waarop de democratie is gestoeld. Allerlei vormen van evaluatie, het beoordelen van machthebbers en machtshandelingen, verdiepen het publieke debat.
De verbreiding van toezichtsmacht (dankzij media, podia, organisatie, internet) leidt tot democratische competitie. Naast het electoraal-representatieve systeem zijn er verschillende vormen van tegen-democratie. Dat roept discussie op over representativiteit en legitimiteit.
Politieke legitimiteit is gebaseerd op algemeenheid, en het idee van algemeenheid, algemene geldigheid, het algemene vertegenwoordigend, is weer gebaseerd op een getalsmatige meerderheid, of op onafhankelijkheid, objectiviteit en neutraliteit, of op universele waarden.
2. preventiemacht
Het recht om besluiten te nemen en beleid uit te voeren is belegd bij de overheid. De samenleving behoudt het recht om zich te verzetten: negatieve macht. Rebel, tegenstander en dissident horen inherent bij democratie: zonder tegenstand wordt macht absoluut en totaal.
Georganiseerde vormen van preventiemacht zijn vetorecht, referendum e.d.
Het is eenvoudig om reactieve coalities te organiseren, omdat het er niet toe doet dat ze heterogeen zijn samengesteld. De deelnemers zijn met elkaar verbonden door weerstand, om totaal verschillende redenen misschien maar ze willen allemaal iets niet. Nu de wereld niet langer georganiseerd is rond ideologieën, ontstaan er steeds vaker reactieve politieke meerderheden.
Het gevolg hiervan is wel dat de overheid slagkracht verliest, de macht van positieve actie verliest. Dat geeft dan weer een algemeen gevoel van onmacht, wat frustratie en woede oplevert.
3. rechtspraak
Rechtspraak, de toepassing van algemene wetten in specifieke gevallen, is ook een vorm van tegen-democratie. Zelfs al varieert de mate waarin rechtspraak rechtstreeks politiek is (bijvoorbeeld door constitutionele toetsing, troonsafzetting of recall), en ook al varieert de mate waarin het volk rechter is (in jury of tribunaal), het gaat om andere macht dan de regeringsmacht. Ook rechtspraak behartigt en bepaalt het algemeen belang, niet door stemmen maar door oordelen. Ook door rechtspraak worden normen gecodificeerd, niet door wetgeving maar door jurisprudentie.
Pathologie
Degeneratie van tegen-democratie leidt tot populisme en anti-politiek. Dan wordt alle burgerlijke activiteit beperkt tot aanklacht en beschuldiging, zodat burger en overheid van elkaar vervreemden. Er worden geen positieve doelen geformuleerd, geen ambities of verbeteringen, iedere vernieuwing en verandering wordt tegengehouden. Beoordelen wordt veroordelen.
Aanbevelingen
Zonder de discussie over participatie en deliberatie te bagatelliseren, moet het blikveld toch verbreed worden in het denken over democratische vernieuwing. Essentieel is het beter organiseren van tegen-democratische krachten. Als dat niet gebeurt, kunnen die krachten degenereren in destructieve en reductieve vormen van populisme. Bovendien is er echt nieuwe inspiratie nodig om de ware aard van politiek te kunnen begrijpen.
Het organiseren van tegen-democratische krachten gaat dan om de verschillende types van toezichtsmacht. Er bestaan vijf types: parlementair toezicht op de uitvoerende macht, gecombineerd met onderzoeksbevoegdheden; publieke opinie, uitgedrukt en verspreid via de media; kritische interventies door oppositiepartijen; sociale en burgerlijke organisaties; ad hoc democratische instituties.
Het gaat ook om het organiseren van preventieve macht. Preventieve macht betekent pluralistische vormen van souvereiniteit, waarin verkiezingen niet de enige bron van legitimiteit zijn. Een voorbeeld van een geinstitutionaliseerde preventieve macht is juridische toetsing aan de grondwet.
Rousanvallon stelt dat de belangrijkste opgave niet institutioneel of structureel is, maar pedagogisch: de macht moet van het voetstuk afdalen en zijn handelingen rechtvaardigen. Dat gaat om een attitude, om het onderbouwen en uitleggen van besluiten en handelingen.
woensdag 9 mei 2012
This must be the place
De film maakte niet zo’n indruk, omdat er wel geweldige scenes in zitten maar het als geheel erg mager is. Sean Penn als kinderlijke rocker is volkomen overtrokken, ik weet niet of dat aan zijn acteren ligt of aan de regie. Hoe dan ook, wat me na een paar dagen nog wel goed bijblijft, en voor mij de kernherinnering aan de film is, is de ervaring dat wraak niet bevredigt. De wraak in de film is al heel wat beter dan het eenvoudig vermoorden van iemand, maar toch. De naakte oude man in de sneeuw roept vooral weerzin op tegen degene die hem dit aandoet. De wreker laat zich kennen als gelijke van de dader. Wraak verlaagt, en dat is in deze film – ook al is dat misschien helemaal niet de bedoeling – de sterkste boodschap.
maandag 7 mei 2012
Vegetarisch
In de drieëndertig jaar dat ik geen vlees of vis eet, is me tientallen keren belangstellend gevraagd waarom ik vegetariër ben (vegetarisch, zeggen er veel. Maar ik ben er van overtuigd dat mijn lichaam beslist niet vegetarisch is). Zelfs als de vraagstelling absoluut niet de bedoeling heeft om me ter verantwoording te roepen, doe ik er toch alles aan om een antwoord te vermijden. Meestal word ik geacht iets te zeggen op “is het uit principe of lust je gewoon geen vlees?”. Een nogal beperkt frame, vanuit het denkkader van iemand die zelf nog nooit over z’n nek is gegaan van de gewaarwording z’n tanden in een lijk te zetten.
zaterdag 5 mei 2012
avondje uit
Als je bevrijdingsdag moet vieren met Fisher Z, met het idioom van dertig jaar geleden toen we bang waren voor kernbommen en Armageddon hier. Als je een grote tekst op glas ziet over hoe de overheid zorgt voor rechtvaardigheid, en dat de kots dan omhoog komt zetten. Als je tussen de ministeries doorfietst en weet dat je er van bent, en dat je vooral niet meteen in de gracht moet springen dus snel naar huis fietst in de hoop op een paar trekjes verstandsvervaging. Dat je daarom probeert om niet alleen thuis te komen, om vooral niet bewust te zijn. En dat je dan thuis ziet dat de buurman z’n auto verplaatst heeft, om ruimte te geven voor m’n rare hobby. Dat je dan toch gewoon weer positief dronken kan zijn.
vrijdag 4 mei 2012
Pleonasmen
Kinderen in jeugdzorginstellingen worden vaak slachtoffer van seksueel misbruik. “Daarom moeten jeugdzorginstellingen alleen worden ingezet als tijdelijke noodoplossing” staat er in de Volkskrant. Denken ze dat kinderen nu nog voor de lol in instellingen worden geplaatst?
“Levenslang voor harteloos moordduo” kopt de Telegraaf. Hoeveel meelevende, hartelijke moordenaars zijn er eigenlijk?
Gebruiken journalisten hun kritisch vermogen nog wel eens?
Abonneren op:
Posts (Atom)