woensdag 18 januari 2017

Van Staveren, Wat wij kunnen leren van economen die (bijna) niemand meer leest

Een ideaal boekje voor de geïnteresseerde krantenlezer die geen economie heeft gestudeerd en die wel beseft dat economische ontwikkelingen politiek zijn, is deze bundel essays. Veel wist ik toch wel, maar het kan geen kwaad om te lezen hoe de actualiteit zich verhoudt tot theorieën , en om te weten van wie die theorieën eigenlijk zijn. Bovendien is het geschreven door een vrouw en dat zou niet relevant moeten zijn, maar in de economie maakt het duidelijk wel veel uit of iemand man of vrouw is. Ergens in het boekje is zelfs sprake van ‘feministische economie’ en dat zou ik een onzinwoord hebben gevonden als ik de essays over seksisme in de financiële wereld, man-vrouwverschillen bij beleggen en vrouwelijke economen niet had gelezen.
Een paar springende punten uit het boek: niet alleen zagen veel wetenschappers de financiële crisis van 2007 aankomen, dezelfde mensen voorspellen dat het weer mis zal gaan. Er is volgens hen niks wezenlijks veranderd, zoals het strikt scheiden van spaarbanken en zakenbanken en verzekeringen. Belastingbetalers hebben miljarden moeten betalen om banken die too big to fail waren te redden, de banken zijn nog steeds too big to fail en verkopen nog steeds onbegrijpelijke en oncontroleerbare producten, dus binnenkort moeten we weer dokken. Als we met z’n allen blijven stemmen op politici die zich door de bankenlobby laten sturen, omdat we het gewoon niet goed begrijpen, zullen we dus voor onze intellectuele luiheid moeten boeten.

Net zo iets, ook al lang bekend en ook al lang aanleiding voor miljoenen burgers om zich kwaad te maken maar helaas ook een fenomeen waar we geen raad mee weten: de commercialisering van gezondheidszorg en andere publieke diensten (onderwijs, water en natuur, enz.). Door de tientallen jaren volgehouden neoliberale ideologie van privatiseringen en blind geloof in ‘het marktmechanisme’ is het doel van publieke diensten verschoven van maatschappelijke waarde naar winsten maken en kosten drukken. De overheid doet niks meer, grijpt niet meer in waar de markt perverse effecten heeft of waar commerciële belangen strijdig zijn met publieke belangen. Keer op keer leggen economen uit dat overheidsregulering essentieel is, niet alleen om marktfalen te compenseren maar vooral omdat veel economisch verkeer juist niet vanzelf, als door een onzichtbare hand, goed gaat. Adam Smith was de eerste om dat uit te leggen. Hij stelde vast dat overheidsregulering (justice), het prijsmechanisme van de markt (prudence en liberty) en sociale cohesie (benevolence) alle drie noodzakelijke voorwaarden zijn voor evenwichtige economische ontwikkeling.

Een andere bekende econoom waarvoor Van Staveren mijn belangstelling (nog meer) heeft gewekt is Sen. Zoals Van Staveren hem beschrijft lijkt hij de ware opvolger van Adam Smith, en de belangrijkste tegenhanger van fantasyschrijver Ayn Rand. Sen legt uit dat een rechtvaardige inkomensverdeling en serieuze armoedebestrijding niet alleen politiek belangrijk is, maar vooral ook economisch. En nog veel meer; ik zal eerst zijn boeken moeten lezen. Maar wat me nu al aanspreekt is de gedachte dat mensen echt niet alleen werken omdat ze zonder werk geen inkomen zouden hebben – een opvatting waar het snoeiharde bijstandsbeleid uit voortkomt bijvoorbeeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten