Gisteravond La grande Bellezza, met een al even kleine man. Ook al heeft hij zich z'n hele leven groot proberen te maken, hij eindigt toch met lege handen.
Luisterend naar Otterspeer, de biograaf van één van m’n
favoriete schrijvers W.F. Hermans, moet ik denken aan de vliegen die ik
doodmep. Ik sla ze tot moes, en soms gaat er dan nog eentje driftig rondzoemen
en proberen te lopen of te vliegen. Ik kijk met verbazing naar die futiele
pogingen om een piepklein en volledig onbetekenend leven nog een beetje te
rekken. Wat is nou een vlieg? Een vies en irritant beest, hooguit goed om als
voer te dienen.
Otterspeer legt uit dat Hermans z’n wanhoop in agressie
omzette. Hermans’ wanhoop, en die van Jep, Stoner, de kleine
man, heeft te maken met die futiliteit waarmee een vlieg rondjes zoemt. Met de
‘alles is ijdel’ uitspraak van Prediker. Met de kleine man in het oneindig
universum in de oneindige tijd, uit talloos veel miljoenen.
Bij het volgende item op de radio voel ik weer de duizend
jaar eenzaamheid, wanhoop, agressie die voortkomt uit de onmogelijkheid maar meer nog de futiliteit, om
werkelijk jouw blik op de wereld met een ander te delen. Een niet te harden
historicus vergoelijkt de racistische grapjes van Gordon. Terwijl Gordon zijn
onmetelijke domheid etaleert door niet zichzelf te relativeren maar een ander te vernederen, valt half Nederland over slachtoffers van racisme
heen. Hoe durven ze zich gekwetst te voelen? Dat toont maar weer eens aan hoe
minderwaardig ze zijn.
Zoveel achterlijkheid, zo’n ondoordringbare zelfvoldaanheid,
daar word je wanhopig van. En je probeert, agressief schrijvend, als een tumor in de
hersens van het publiek te wroeten. Niet om je te uiten, maar om je blik, je
waarheid, te delen. Domheid kàn toch niet de norm zijn?