Sinds een jaar of tien voel ik mij steeds minder thuis in m’n eigen land. Ik heb het idee dat ik tot een minderheid behoor; dat mijn cultuur en normen en waarden overspoeld worden door iets wat daar volstrekt niet mee strookt. Dat is een erg bedreigend gevoel, ik kan nergens heen en ik voel me onmachtig om er op m’n eentje iets tegen te beginnen. Om iets tegen het racisme, de intolerantie, de onbeschoftheid en het gebrek aan solidariteit te beginnen. Het cynisme van ultrarechts, dat homo’s en vrouwenrechten misbruikt om moslims uit te kafferen. Alle terminologie van rechtsstaat en liberalisme zijn gekaapt door populisten die hun gat afvegen met de basis: de gelijkheid van alle burgers. Ik voel me niet meer thuis in een land waar politiek entertainment geworden is en waar mensen zich laten entertainen met sentimentalistische, romantische noties. In een sfeer waar iedereen overal tegen is: tegen intellectuelen, tegen politiek, tegen rijken, tegen buitenlanders, tegen moslims, tegen jongeren, tegen ambtenaren. Waar repressie de norm is, en de blinddoek van vrouwe Justitia dient om corruptie en uitbuiting te negeren. Waar Anil Ramdas zich voortaan nederig moet opstellen tegenover elke hufter in uniform, en waar iedereen het grappig vind dat politieagenten een gedetineerde pesten, omdat het een Duitser is.
Er is geen respect meer voor instituties en omgangsvormen en er is geen ruimte meer voor diversiteit.
Dáárom voel ik me niet meer thuis in m’n eigen land. Maar ook ik kan niet ontsnappen aan de polarisatie tussen links/globalistisch/antiracistisch enerzijds en rechts/angstig/anti-islam anderzijds. Uiteindelijk maakt dat keurslijf zo wanhopig, zo onmogelijk om nog te argumenteren en waarden te verdedigen.
Die dwang partij te kiezen gebeurde gisteravond weer, bij een door GroenLinks georganiseerd ‘debat’ over tolerantie. De organisatie was natuurlijk zeer te waarderen, maar allejezus wat een slechte ‘gespreksleider’ is die Alaye van Empel-Aderemi. Volstrekt willekeurig gaf hij mensen het woord, zonder enige leiding, zodat urenlang iedereen die dat wilde iets kon zeggen, zonder een punt te maken en zonder een poging anderen ergens van te overtuigen. Door niemand werd naar niemand geluisterd, Baukje Prins werd niet begrepen (ze probeerde het begrip tolerantie vorm te geven) en Paul Lieben werd aangevallen omdat hij Paul Lieben was, niet om wat hij zei (een valide punt: de Turkse dienstplicht belemmert integratie van Turken in Nederland).
Van pure ergernis hield ik het niet langer uit. Aangezien iedereen toch alleen maar druk met zichzelf bezig was, hoefde ik me niet bezwaard te voelen om middenin al die verbale uitingen gewoon weg te lopen (naar m’n onleesbare boek van Dewey, van de regen in de drup…)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten