maandag 23 december 2024

Karen Stenner, The authoritarian dynamic (2005)

Het leek me helemaal een boek voor mij, sociaal-psychologische politicologie over de autoritaire dynamiek. Maar dat viel een tikje tegen, het bleek toch meer een pittig studieboek waaruit ik veel kon bijleren over de methoden en technieken van politicologisch onderzoek. Al was het zo moeilijk, ook doordat het niet reuzetoegankelijk geschreven is, met zo ontzettend veel bladzijden vol details over de onderzoeksopzetten en onderzoeksresultaten en daar dan weer de interpretaties van, dat ik hele stukken niet echt in me opgenomen heb. Sowieso kan ik de wetenschappelijke kwaliteit niet beoordelen. Wat overblijft is ontzag voor de grondige aanpak van het onderzoek en voor de uitvoerige verantwoording van de interpretaties. En een beter begrip van de autoritaire dynamiek:

Mensen met een autoritaire dispositie (gemeten aan de hand van vragen over opvoeding) reageren op de perceptie dat er conflict in de samenleving is over morele normen, of op vermeende zwakte van politieke leiders, met allerlei vormen van intolerantie. Ze schrikken enorm van alle afwijkingen van moreel of cultureel absolutisme, van elke afwijking van kritiekloos conformisme aan extern gezag. Ze kijken in de eerste plaats naar leiders en instituties om de normatieve orde te herstellen en te verstevigen en ze willen het gezag van de staat inzetten om fatsoen en morele waarden vast te stellen. Ze willen (moreel) conformisme en éénheid in de samenleving afdwingen met strenge straffen en onderdrukking van allerlei vormen van diversiteit. Bovendien geloven ze, veel meer dan libertariërs en liberalen, dat sociaal gedrag gereguleerd kan worden door angst voor straf, externe belemmeringen en fysieke dwang.

Daarmee ondermijnen mensen met een autoritaire dispositie de essentie van de liberale democratie, waarin nou  juist diversiteit alle ruimte krijgt door het recht op vrije meningsuiting, door het stelsel dat is georganiseerd rond politiek debat en waarin leiders van alle kanten beperkt worden in hun machtsuitoefening. "All the available evidence indicates that exposure to difference, talking about difference, and applauding difference - the hallmarks of liberal democracy - are the surest ways to aggravate those who are innately intolerant, and to guarantee the increased expression of their predispositions in manifestly intolerant attitudes and behaviors (p. 330)
." Op die manier zijn autoritaire neigingen sterk gerelateerd aan politieke invloeden; ze hebben zowel politieke oorzaken als politieke gevolgen.

Stenner gaat uitvoerig in op de experimentele surveys waarmee ze aantoont dat autoritarisme niet hetzelfde is als racisme of als conservatisme, en dat autoritaire mensen zich heel 'gewoon' en ogenschijnlijk democratisch opstellen zolang er geen sprake is van normatieve dreiging door andersdenkenden. Ze toont aan dat intolerantie het beste, voor wel 17%, verklaard wordt door autoritaire disposities terwijl conservatisme er niet beter dan 7% mee samenhangt (p. 167). In haar ogen kunnen politiek conservatieven dan ook bijdragen aan de verdediging van de democratie tegen autoritarisme: "zo zijn wij niet".

Ondertussen zegt ze niks over hoeveel mensen een autoritaire dispositie hebben en ook niet over de oorzaken van zo'n dispositie. Ze maakt wel heel duidelijk dat polarisatie en identiteitspolitiek de autoritaire dynamiek op psychologisch niveau in gang zetten.

Daarom pleit ze op de laatste bladzijden voor matiging van toon in het politieke debat en vooral voor gemeenschapsontwikkeling, sociale cohesie, maatschappelijk vertrouwen. Zolang er 'wij-zij'-tegenstellingen bestaan binnen een politieke gemeenschap wordt de autoritaire dynamiek aangezwengeld. En hoe maak je het beste duidelijk dat we allemaal tot dezelfde in-group horen? Juist, door de natie af te zetten tegen een out-group. In haar onderzoek bestaat de out-group uit marsmannetjes (intelligent buitenaards leven dat op korte termijn de aarde aan zal doen) maar in de alledaagse wereld gaat het natuurlijk om buitenlanders. Stenners aanbeveling om de democratie te beschermen is een helder, en vooral gedeeld, onderscheid tussen 'eigen volk' - iedereen met burgerschap, en anderen.

Ik snap haar wel en ik ben er dan ook al jaren van overtuigd dat de taal een voorwaarde moet zijn voor burgerschap. Taal en commitment aan de democratische rechtsstaat, ook al weet ik nog niet hoe je dat laatste moet vaststellen. Sinds de opkomst van extreem-rechts is het verdacht geworden om zulke voorwaarden te stellen aan Nederlanderschap maar ik denk dat we zonder iets wat ons cultureel bindt, de taal dus, allemaal zullen verliezen.

1 opmerking:

  1. Vrijheid van meningsuiting is enorm belangrijk, net als goede taalbeheersing. Inderdaad: voorwaarde voor het burgerschap. We moeten we er echter ook oog voor hebben dat mensen de betekenis van woorden leren in verschillende (culturele) contexten. Ook al spreken we dezelfde zinnen, we bedoelen daarmee niet (altijd / exact / soms helemaal niet) hetzelfde. Wittgenstein: “Als een leeuw kon spreken, wij zouden hem niet verstaan”. Mensen die elkaar vaak spreken begrijpen elkaar soms ‘met half woord’ of zelfs ‘met een blik van verstandhouding’ of hebben in ieder geval die illusie en dat geeft een prettig gevoel. Mensen uit verschillende culturele bubbels kunnen, ongeacht uitstekende beheersing van een gemeenschappelijke taal, prima langs elkaar heen praten. Ons ‘gesprek’ tot nu is daarvan mogelijk een goede illustratie.
    Deze eigenschap van taal is voor mij een extra reden om erop tegen te zijn de vrijheid van meningsuiting onder curatele te stellen door het weren van nepnieuws van het internet (zoals jij in een eerdere post bepleitte). Wie gaat zich daarmee bezig houden? Het ministerie van waarheid? Dat lijkt mij geen goede zaak voor de rechtstaat.
    Het is beter het rioolnieuws te mijden of er tegen bestand te zijn. Opvoeding en onderwijs moeten, meer dan nu, gericht zijn op het aankweken van een kritische instelling en het ontwikkelen van incasseringsvermogen.

    BeantwoordenVerwijderen