Een hele roman over het dilemma van links activisme. Gebruik je de mogelijkheden binnen bestaande systemen om te protesteren tegen onrecht en verspilling, of zie je die systemen als oorzaak en ga je over tot revolutie? Dat gaat onvermijdelijk met illegaliteit en geweld gepaard. Is dat legitiem om de wereld te redden? Aan de andere kant: is het legitiem om vervuiling en uitbuiting en onderdrukking te tolereren en er zelfs van mee te profiteren omdat je het economische of politieke systeem wil behouden?
Ik kies zelf duidelijk voor het laatste, maar in Le roi-nu-pieds wordt dat uiteindelijk als hypocriet of opportunistisch weggezet. Het is juist de extreem principiële zoon die elke vorm van niet-duurzame productie afwijst en die dan ook in een houten hut in een bos leeft. De vader ziet in de loop van het verhaal het licht en eindigt in mateloze bewondering voor zijn zoon.
Toch ben ik meer gecharmeerd van het eerste deel van het boek, waarin juist aan de kaak gesteld wordt dat de zoon nogal rücksichtlos met z’n naasten omgaat. Hij heeft kennelijk zo’n morele superioriteit dat hij geen rekening met anderen hoeft te houden. Aan inlevende omgangsvormen doet hij niet. Dat vind ik dan weer hypocriet: je wil de wereld verbeteren en gaat daarvoor desnoods over lijken. Medemenselijkheid alleen als abstracte waarde. Ik denk terug aan een van de liedjes in de musical Hair, over hoe het de hipste hippies zijn die hun zogenaamd ‘burgerlijke’ vrouw en kinderen in de kou laten staan. Especially people who care about strangers, who care about evil, and social injustices...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten