Ik praat Frans als een kleuter, ik begrijp nog geen kwart van wat mensen zeggen, maar van een goed frans boek kan ik toch echt genieten. Natuurlijk mis ik een hoop maar ik kan het verhaal en ook de grappen goed volgen. Bovendien wordt m’n spreekfrans er beter van.
Het verhaal gaat opnieuw over sappelaars, sukkelaars, de Hele Gewone Mensen voor wie het niet meevalt om echt gelukkig te zijn. Mensen die in een wat achterlijke regio leven en daar ook eigenlijk niet aan kunnen ontsnappen. Net als het vorige boek dat ik van Mathieu las, Leurs enfants apres eux, was het ook hier weer één grote herkenning. Ik ben een vergelijkbare regio opgegroeid met vergelijkbare evenementen en vergelijkbare levenslopen van m’n klasgenoten en mezelf. Wij hadden geen ijshockey maar voetbal en paardrijden en onze economie hing niet af van een paar fabrieken maar van intensieve veeteelt en de DAF. Ook in ons dorp zat je vast als je geen auto kon rijden omdat je teveel gedronken had.
Het is allemaal treurig maar tegelijk weten de figuren in het boek zich toch wel te redden. Ze worden verliefd, houden van hun kinderen, zorgen voor hun ouders. Het is gewoon ‘het leven’, ‘de dingen gaan zoals ze gaan’, al die berustende formuleringen die steeds terug komen. Met af en toe een dans-en-zuipavond waar iedereen zich met hart en ziel in stort, zich verliest, in de wetenschap dat er een kater en een werkweek volgen.