Martha Quest groeit op in een door-en-door racistische en seksistische klassemaatschappij. Koloniaal Brits kortom. Haar verzet is niet modern ‘antiracistisch’ of ‘feministisch’ – dat zijn concepten van een ander tijdperk. Ze verzet zich tegen onrecht, beperking, dwang. Minder uit morele verontwaardiging dan uit persoonlijke behoefte aan vrijheid en avontuur en intellectuele uitdaging en ontwikkeling. Dat wordt haar ontzegd omdat ze vrouw is en opgroeit in een arm boerengezin.
Martha is niet aardig. Ze is lastig, tegendraads, onredelijk. Maar ja, wat wil je? Een intelligente en ambitieuze vrouw die aan alle kanten klein wordt gehouden, dat kan niet goed gaan. Ze wil geen buitenstaander worden, ze wil niet vertrekken of als deviant door het leven. Ze wil zich kunnen ontplooien en volwassen worden op een ‘normale’, gezonde manier en dat vergt verandering van de maatschappij, niet van haar. Ondertussen is de druk vanuit die maatschappij op haar om zich te voegen naar de heersende normen enorm. Ze schopt krabt en bijt als het ware om zich niet te laten verpletteren onder die druk, maar dat helpt maar heel beperkt.
Uiteindelijk voegt ze zich dan maar bij de communisten, de enige club die zich in ieder geval niet conformeert aan de heersende moraal. Opnieuw, niet omdat ze een overtuigd communist is volgens mij, maar bij gebrek aan alternatief. Ze weet zo ongeveer niks van de wereld en dan lijken politieke activisten al gauw de enigen waarmee ze zich kan vereenzelvigen.
Uit The golden notebook weet ik dat Lessing dat toch ook niet heeft volgehouden, omdat ook (juist) de communisten een sekte bleken te vormen waar kritiek of nonconformisme niet werd geduld. Maar toen was ze inmiddels ouder en wijzer en ook de wereld was na de oorlog veranderd, zodat ze minder een eenzame éénling werd door haar eigen weg te zoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten