woensdag 13 september 2017

Van der Graaf, Is nergens ergens?



Toen ik klein was had ik veel last van de vragen die Iris van der Graaf behandelt: waarom leef ik, wat is god, wat is dood, waarom is de wereld niet rechtvaardig, wat is de zin van het bestaan? Er was nog geen kinderfilosofie en uit de reacties van mensen kreeg ik de indruk dat ik heel erg zonderling moest zijn om zulke onzinnige vragen te stellen. Ik heb me er dan ook altijd een beetje voor geschaamd, het was iets genants om met de verkeerde vragen te worstelen. Met kinderlijke logica besloot ik dat als er geen antwoord op wezensvragen is, het wezen er dus niet zou moeten zijn.
Ik vraag me af hoe ik geredeneerd zou hebben als ik vijfenveertig jaar geleden Van der Graafs boekje had gehad. Zij maakt duidelijk dat het hele universele vragen zijn, en tegelijk wekt ze de indruk dat het niet zo erg is dat er geen absolute antwoorden zijn. Ze zet de lezer op het spoor van de zin van vragen blijven stellen, blijven denken en blijven verwonderen.
Het is goed met me gekomen, misschien wel dankzij kinderbijbel, kindergeschiedenis en kinderpolitiek. Mijn vragen hebben zich toegespitst op rechtvaardigheid: hoe kan je verschillende, stuk voor stuk unieke mensen toch eerlijk behandelen, hoe zorg je voor gelijkheid als je toch leiderschap nodig hebt, als verschillende mensen in verschillende goden geloven wie heeft er dan gelijk? Vragen die wel antwoorden hebben en waar je wel praktisch  mee aan de slag kan.

dinsdag 12 september 2017

Keen, The internet is not the answer



Bovenop alle ellende die internet met zich mee heeft gebracht – privacyverlies, alt-right, fake news, bubbles, cybercrime, kinderporno, wapenhandel, terroristenclubs, cyberpesten, datalekken, identiteitsdiefstal, illegaal kopiëren, smartphoneverslaafde kinderen, gameverslaving, seksisme en racisme, dictatoriale surveillance en onderdrukking, spionage en staatsondermijning, facebook activism enzovoort enzovoort enzovoort – benadrukt Keen de destructieve effecten op economie, cultuur en democratie van ongebreidelde monopolievorming door Google, Facebook, Amazon, Apple en dergelijke (waarbij er dus steeds minder ‘en dergelijke’ zijn omdat de Big Four alles opslurpen). Waar de RMO met De nieuwe regels van het spel de problematische effecten op het publieke debat en daarmee op de politiek blootlegde, onthult Keen vooral de sociale nadelen. Grote delen van het internet stimuleren een ‘winner-takes-all’ economie, waarin extreem libertarische investeerders schijt hebben aan de samenleving, miljarden aan belastingen ontduiken en alles wat ooit van ontastbare waarde was tot verhandelbaar product reduceren. (Minder dan) 1% van de wereldbevolking wordt schathemeltje rijk dankzij publiek geld – publiek geld dat is geïnvesteerd in scholen en universiteiten, publieke subsidies en belastingvoordelen voor startups, publieke investeringen door overheden die innovatie proberen te stimuleren en natuurlijk de megadiefstal van niet-betaalde belastingen. Immoreel en destructief en dan ook nog met de overtuiging dat ze een soort übermenschen zijn, veel hipper, creatiever, slimmer en moderner dan al die sukkels in het precariaat die zich niet weten te redden in de vernetwerkte gig economy. Ze kopen hun geestelijke en morele armoede af met dure organic boodschappen en elitaire yogaklasjes, maar vooral isoleren ze zich zo ver mogelijk van het onaangename grauw in afgezonderde compounds waar de verzorging compleet is. Voor Franse revoluties hoeven ze niet te vrezen want dankzij Big Data en slimme nudges via social media manipuleren ze informatie, beeldvorming en organisatie die tot krachtige oppositie zouden kunnen leiden.

Wat Keen schrijft is herkenbaar, maar hij hamert zo door dat ik toch een beetje skeptisch word. Pas in het laatste hoofdstuk komt hij op politiek en recht, terwijl het vanaf bladzijde 1 duidelijk is dat het vooral de laissez faire houding van overheden is en de extreem neoliberale, utilitaristische en libertaire ideologieën van Ayn Rand-aanhangers die moraal, samenleving, cultuur en egalitarisme ondermijnen en de cynische uitbuiting van flexwerkende consumenten mogelijk maken. Democratie en rechtsstaat zijn ook op internet geldig, respect voor mensenrechten moeten alleen effectief worden afgedwongen en gehandhaafd. Daar zijn overheden laks en traag mee, maar misschien begint het in Europa dan toch een beetje te kantelen. Misschien wel omdat wij hier wat minder machtige multinationals te verliezen hebben.

Naast m’n politiek geöriënteerde skepsis speelt m’n privébeleving een rol. De manier waarop ik mijn baan invul is grotendeels te danken aan internet. Mijn leven en mijn vliegen zijn oneindig veel makkelijker en mogelijker geworden dankzij internet. Ik heb breder toegang gekregen tot kennis, literatuur en nieuws dan ik zonder internet zou hebben gehad. En social media hebben m’n sociale leven mee gevormd – zonder skype, facebook en twitter geen mondiale community van wedstrijdpiloten en vriendschappen met mensen die ver buiten mijn stad wonen. Voor mij is internet dus niet alleen maar slecht. Maar waar Keen volledig gelijk in heeft: internet is not the answer voor alle maatschappelijke problemen waar regeringen en verenigingen mee om moeten gaan.