In democratie is iedereen gelijk, elke vorm van
machtsuitoefening doet daar afbreuk aan. Maar een samenleving impliceert een
vorm van organisatie en overheid, dus specialisatie en ongelijke
machtsverhoudingen. Zoveel mogelijk democratie en gelijkheid betekent dan zo
min mogelijk machtsuitoefening: maximale subsidiariteit. Maar wat is ‘zo min
mogelijk’? Er is geen manier om te bepalen wat minimale machtsuitoefening,
overheid, is voor een functionerende samenleving. Het is een kwestie van
keuzes, van politiek, wat als een functionerende samenleving wordt beschouwd.
Er zijn wel minimale eisen aan overheid te stellen. Minimaal
dient iedere vorm van machtsuitoefening rechtmatig te zijn. Alleen in een
rechtsstaat, dus een samenleving waar dezelfde regels en normen voor iedereen
gelijkelijk gelden en waarin macht beperkt wordt door recht, kan sprake zijn
van democratie.
Het principe van subsidiariteit, minimale overheid,
veronderstelt effectiviteit. Overheidshandelen moet zin voor de samenleving
hebben, zinloos handelen kan nooit subsidiair zijn. Een ‘democratische’
overheid (eigenlijk een contradictie) heeft de morele plicht om naar maximale
effectiviteit te streven (en naar volledige rechtmatigheid, zuinigheid,
efficiëncy, inclusiviteit etc). Als beleid ineffectief is, worden burgers
onnodig belemmerd of gedwongen of gestuurd, wordt er onnodig macht uitgeoefend.
Subsidiariteit betekent alléén machtsuitoefening waar nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten