Een matig boek met goeie bedoelingen: je wordt driehonderd pagina’s lang met je neus door de stront van het Australisch racisme gewreven. De auteur wil ieder gruwelijk detail van alle kanten belichten, en hoewel hij z’n best doet om dat een beetje onderhoudend te doen raak je verveeld na het zoveelste hoofdstuk waarin aboriginals kapot worden gemaakt, Japanners vernederd en andere Aziaten uitgebuit. Aan de andere kant, het is wel te begrijpen waarom hij maar blijft schrijven en schrijven en schrijven over het parelduiken in noordwest Australië in het begin van de Twintigste eeuw. Het is een absurd verhaal van vernietiging en domheid. Duikers werden overboord gemieterd om parelmoer te oogsten en af en toe eens een parel te vinden, zonder het minste benul van de ecologische vernietiging, de gigantische risico’s voor de duikers en zonder een begin van zorg voor de bemanning. Het was min of meer slavernij, ‘werknemers’ die er de brui aan probeerden te geven werden vervolgd wegens desertie en kregen een jaar zware arbeid (aboriginals kregen daarbij ook nog eens een metalen ring om hun nek, die er nooit afging). Het sterftecijfer onder de duikers lag rond de twintig procent, de overlevers raakten verlamd of kregen gewoon beriberi omdat ze niks te eten kregen.
Tijdens het white Australiabeleid werden er tien witte duikers uit Engeland gehaald, maar de parelmeesters wilden ze eigenlijk niet hebben want wit personeel moest je betalen. Tot hun opluchting stierven de witten nog sneller dan de Aziaten, of raakten verlamd, en binnen de kortste keren probeerden ze onder hun contract uit te komen. Uiteindelijk maakten de eerste wereldoorlog en plastic een einde aan de vraag naar parelmoer, en dat was dat. Zie? Daar heb je geen driehonderd pagina’s voor nodig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten