zondag 1 juni 2025

De vierde macht; Reflecties op een goede overheid

In mijn rekenkamertijd werd wel eens de vraag opgeworpen of beleid effectief kon zijn als de bestedingen niet rechtmatig waren gedaan. Dat vond ik een rare vraag want welk onrechtmatig effect zou een democratische overheid kunnen beogen? Achteraf gezien was het een voorbode van het neoliberale dilemma waar De Jongh in deze bundel naar verwijst: is de staat er om doelen te bereiken? Als dat je beeld is ligt het voor de hand dat je 'de markt' z'n werk laat doen want het prijsmechanisme leidt tot optimale afstemming van vraag en aanbod. Maar de verplaatsing van staatstaken naar markten maakt van burgers klanten. Klanten stellen eisen, die eisen kunnen door een overheid zonder gezag en zelfvertrouwen - markten doen het immers beter - niet worden ingewilligd, klanten stellen vast dat de overheid hen niet bedient en roepen dat die nalatige overheid beter naar hen moet 'luisteren', wat een nette manier is om te zeggen dat de overheid hun wensen in moet willigen. Democratie verwordt door die logica tot plebisciet waarbij het niet meer gaat om het al delibererend bereiken van consensus over het algemeen belang. Leiders worden volgers en politiek is niet meer dan (deel)belangenbehartiging waarin het recht van de sterkste geldt. Instituties die niet 'leveren' wat de meerderheid eist zijn kennelijk incapabel of corrupt.
De auteurs van de bundel zijn het er over eens dat democratie gebaseerd is op solidariteit en morele betrokkenheid. Noties als duurzaamheid, rechtvaardigheid of gelijkheid zijn geen doelen maar voorwaarden voor het uitoefenen van macht. Om zulke voorwaarden 'hard' te maken zijn er instituties nodig die de rechtsstaat maken - Luyten heeft het over de 'regelgestuurde staat' in plaats van de doelgerichte staat. Als alle burgers, meerderheden en minderheden, politiek gelijkwaardig zijn dan is het algemeen belang, de doelen die de staat nastreeft, nooit iets wat als een gegeven vaststaat. Keer op keer, bij verkiezingen, adviezen, debatten, overleggen en stemmingen, wordt opnieuw bepaald wat het algemeen belang is. Het is immers algemeen en niet een digitaal, technocratisch, buiten deliberatie om, vast te stellen grootheid. Algemeen betekent dat het iedereen aangaat, niet alleen een meerderheid.

Dat heeft belangrijke implicaties voor ambtenaren en de vraag wat een goede ambtenaar is. De bundel heeft betrekking op de publieke verhoudingen, als een soort ingewikkelde iq-test opgave:  staat : politiek : overheid : samenleving : ambtelijk apparaat : rechtsstaat : democratie. Hoe moet een ambtenaar zich opstellen ten opzichte van politiek, ten opzichte van beleid, en ten opzichte van wet en regel? Aan wat of wie dient een ambtenaar loyaal te zijn?

Het is een oud vraagstuk waarin nog niemand de plaats van Max Weber heeft ingenomen. Een ambtenaar moet politiek neutraal en loyaal aan diegenen die politiek verantwoordelijk zijn zo goed mogelijk uitvoering geven aan politieke besluiten. De mitsen en maren worden alleen, mede door decennia van neoliberalisme, steeds lastiger te negeren. Oplossingen van het dilemma van de ambtenaar die loyaal aan populistische politiek meewerkt aan het ondergraven van rechtsstaat en democratie worden in dit boekje gezocht in ambtelijke deskundigheid en in ambtseed en ethische programma's in een gerichtheid op 'de bedoeling', 'het algemeen belang' of 'publieke waarden'. Wat pas een oplossing kan zijn als iedereen het er over eens is wat de bedoeling dan is - als er echte democratie is kortom.

Dat is zeker in dit gesprek niet het geval. Boudewijn wijst er op dat het denken over ambtelijke deugden en publieke verhoudingen volkomen geprofessionaliseerd is. Gewone burgers praten niet mee, niet met elkaar, over wat publiek goed en wenselijk is. Het is de vraag of in bubbels levende consumenten nog wel burgers zijn. En zonder verantwoordelijk burgerschap kan er geen democratie zijn.