Wij leven in een liberaal regime, een democratische rechtsstaat gebaseerd op het ideaal van een samenleving van vrije burgers. De staat heeft macht en individuen moeten tegen misbruik van die macht beschermd worden door de machtsuitoefening aan banden te leggen. Dat lukt door de regering te laten controleren door de volksvertegenwoordiging (democratie), door wetten die op de juiste, democratische, manier tot stand zijn gekomen boven elke procedure en elke functionaris te plaatsen en door onafhankelijke rechtspraak (recht). Wie zichzelf boven de wet plaatst is corrupt of crimineel en wordt door de staat bestraft. Daarmee is recht in een liberale democratie de voorwaarde voor vrijheid, hoe je die vrijheid verder ook definieert.
Het liberalisme van J.S. Mill draaide om gewetensvrijheid, uitingsvrijheid, persvrijheid als voorwaarden voor een kwalitatief stevig publiek debat. Een andere voorwaarde was burgerschap en dat impliceerde bij Mill autonomie en verantwoordelijkheid. Goed geinformeerde, verstandige volwassenen zouden in een openbare ideeënstrijd tot de meest rationele besluiten komen.
Voor neoliberalen draait het vooral om de economie, om vrije concurrentie en om de vrijheid om te ondernemen en vrijheid om je kapitaal aan te wenden zoals jou goeddunkt. Neoliberalen geloven dat vrije markten dankzij de onzichtbare hand van het prijsmechanisme tot optimale verhoudingen van prijs en kwaliteit leiden zodat er genoeg is van alles voor iedereen. De taak van de overheid is vooral om die werking van markten te waarborgen. Daarnaast biedt de overheid bescherming tegen marktfalen, externaliteiten, onevenwichtigheden in machtsverdelingen.
Sociaal-liberalen zien meer risico’s in een kapitalistische economie doordat ze meer oog hebben voor scheve machtsverdeling, dus zij leggen meer nadruk op rechtvaardige (her)verdeling van kansen en inkomens. Dat vraagt om een actieve staat die niet alleen sociaal beleid voert maar vooral gelijke behandeling verzekert door middel van het borgen van fundamentele (mensen)rechten. Ieder mens, ongeacht zijn of haar inkomen of vermogen, gezag of kennis, overtuigingen of geloof, heeft dezelfde rechten en de staat is er om ervoor te zorgen dat ieders rechten daadwerkelijk worden gerespecteerd. Door de staat en ook door anderen – bedrijven, werkgevers, buren.
Er zijn ook nog libertariërs, voor wie vrijheid een kwestie is van de afwezigheid van belemmeringen om dat te doen wat hem of haar goeddunkt. Voor libertariërs vormt de staat een bedreiging van individuele vrijheid omdat zij uitgaan van een zero sum game: meer vrijheid voor de één betekent minder vrijheid voor de ander. Een staat is er dan ook alleen maar om de begrenzing van al die individuele koninkrijkjes te markeren – jouw vrijheid reikt tot daar waar het de mijne in de weg gaat zitten.