Op
twitter wordt woest gereageerd op de aankondiging van noodwetgeving die in de
plaats moet komen van de noodverordeningen met samenscholingsverboden en
afstandsbepalingen. De twitteraars menen dat zo’n wet het einde van de
rechtsstaat betekent.
Kennelijk hebben ze
weinig vertrouwen in het wetgevingsproces, of ze begrijpen niet helemaal hoe de
rechtsstaat functioneert, of allebei. Vermoedelijk wordt wetgeving als iets
heftigers en knellenders en meer rigide beschouwd dan noodverordeningen en handhavingsacties
van politie en BOA’s gebaseerd op aanwijzingen van hun superieuren.
Wetgeving is de basis van
de rechtsstaat. Het proces van wetgeving is zó ingericht dat de waarborgen voor
democratische controle en voor het respecteren van individuele vrijheidsrechten
maximaal zijn. Het parlement bespreekt een wetsvoorstel en
volksvertegenwoordigers kunnen al hun opvattingen en inzichten over een
wetsvoorstel naar voren brengen. Ze kunnen een voorstel wijzigen of afwijzen.
De Raad van State geeft advies over de consistentie van een wetsvoorstel met
andere wetten en rechten. Adviesorganen, wetenschappers en activisten kunnen
hun inbreng leveren. En als een wet éénmaal van kracht is, geeft het de zekerheid
dat de regels voor iedereen gelden. Het geeft burgers niet alleen verboden en
verplichtingen maar ook inzicht in de grenzen die daaraan zijn gesteld, en in
de bevoegdheden van handhavers om de verplichtingen af te dwingen. Het maakt
duidelijk welke rechten burgers hebben en het geeft ons een middel om een
beroep op die rechten te doen, of op de beperkingen van verboden of
verplichtingen, uiteindelijk bij een rechter. De Algemene Rekenkamer kan
onderzoeken of een wet werkt. De Tweede Kamer kan de regering ter
verantwoording roepen over de toepassing van een wet.
Eén en al
rechtsstatelijke waarborgen. Doe mij maar wetgeving, zodat ik zeker weet dat er
met verstand en vanuit alle mogelijke perspectieven bekeken is of de
maatregelen wel een goed idee zijn.
Als je regeert per
decreet, of per (nood)verordening, blijven de regels bijna volledig ambtelijk.
Voor burgers is het nogal ondoorzichtig hoe de regels tot stand komen, waar en
voor wie in welke situatie ze wel en niet gelden en wat de handhavers wel en
niet mogen. Je kan in discussie gaan met een BOA over de inbreuk op je
verenigingsrecht of je privacy als hij een boete van vierhonderd piek oplegt,
maar verder heb je weinig andere mogelijkheden dan naar de rechter stappen. Die
overigens vanwege de coronacrisis maar op halve kracht werkt.
Op twitter kan je goed
zien hoe dringend noodzakelijk staatsrecht, maatschappijleer en
burgerschapsonderwijs zijn. Als grote groepen mensen werkelijk gaan geloven dat
wetgeving gevaarlijker is voor hun vrijheid dan lagere regelgeving, verliest
het hele systeem z’n legitimiteit. Dàt is dan pas echt het einde van de
rechtsstaat.