Met
deze roman heb ik meer over mezelf geleerd dan in talloze gesprekken met
vrienden. Door de ogen van Frances begrijp ik de onontkoombare subjectiviteit,
zoiets als je eigen stem niet kennen. Niet weten, en niet begrijpen, hoe
anderen jou ervaren. Niet zien wat je verleden met je doet. Niet voelen wat je
waard bent.
Of Frances geworden is
wie ze is door haar jeugd, haar talenten of haar endometriose doet er niet toe.
Wat er wel toe doet is dat ze anderen keer op keer verkeerd interpreteert,
voortdurend voor anderen invult wat zij denken of voelen. Die invulling wordt bepaald
door haar zelfbeeld en dat komt ook al niet overeen met het beeld dat anderen
van haar hebben. Wat ik vooral herken is de manier waarop bewondering en
verliefdheid zó vanzelfsprekend en logisch zijn, dat ze zich niet voor kan
stellen dat de persoon die ze bewondert zelf niet doorheeft hoe zij hem of haar
ziet. Zwaar verliefd komt ze kil en afstandelijk over. Uit angst om belachelijk
gevonden te worden, afhankelijk, of gewoon niet leuk. Ze wordt er niet leuker
van.
Het boek is ontzettend
knap geschreven, spiegels in spiegels. Terwijl je Bobbi, Nick en Melissa alleen
door Frances’ bril te zien krijgt, leer je ze toch een beetje kennen zoals ze
werkelijk zouden kunnen zíjn. Ook al zit je in Frances’ hoofd, je ziet wel
degelijk haar denkfouten. Af en toe wil je haar zeggen “kind, wees eens wat
minder hard voor jezelf”. Uiteindelijk ben je Nick en Bobbi dankbaar.