Ik wilde altijd al ambtenaar worden. Vooral uit tegendraadsheid natuurlijk, er was geen beroep zo onhip als ambtenaar dus dat leek mij wel geinig. Maar serieuzer: om het bijdragen aan het publiek belang. Om mee te doen met een prettig draaiende samenleving, om een steentje bij te dragen aan zoveel mogelijk geluk. Heel erg groot, en heel erg klein tegelijk. Dat het groots, ambitieus, misschien wel pretentieus is, dat is evident. Het kleine, dat is voor moderne carrièrejagers, prima donna’s, bekende Nederlanders en bazen niet goed te begrijpen.
Een samenleving als de onze kan alleen zo vredig en welvarend zijn met behulp van een overheid. Geen machines, maar mensen, een paar duizend mensen, vormen samen het apparaat dat een essentiële component van de samenleving is. Juist het ambtelijk apparaat functioneert bij de gratie van talloze anonieme medewerkers die ieder een heel klein deelrolletje spelen. Ze zijn allemaal individueel nog misbaar ook. Het verdwijnen van een functie uit het ambtelijk apparaat is als een slag met vlindervleugeltjes, onmerkbaarder dan een zucht.
Daar moet je tegen kunnen, onbelangrijk en anoniem zijn. Het is dezelfde paradox als die van verkiezingen: één stem op de tien miljoen is onbetekenend, heeft één-tien-miljoenste invloed. Maar het is wel essentieel dat tien miljoen mensen allemaal hun stem uitbrengen, en het kan leiden tot politieke aardverschuivingen.
Ik hou van het kleine, en van mijn plaats in die paradox. Als ik vanaf nu alleen nog maar uit het raam ga kijken zal het geen Nederlander opvallen dat het overheidsbeleid ineens anders uitpakt. Maar ik kijk niet uit het raam, ik stel m’n domme vragen aan collega’s en ik strooi eens een verslagje rond. Ik voel me als een tuinman die ergens een handje zaden werpt, hier wat onkruid uittrekt en daar wat mest bijschoffelt. Een mooie tuin is niet mijn verdienste, de planten groeien toch echt zelf en worden gevoed door regen en grond die ik niet geleverd heb. Toch ben ik er trots op. Maar net als een trotse tuinman hoeft ook een ambtenaar niet op het podium te worden toegejuicht. Daar hebben we politici voor.
maandag 12 juli 2010
kat
vanmorgen had ik de deuren tegen elkaar open gezet om het huis een beetje door te luchten. Een kat struinde door de gang, wierp een hautaine blik op mij en verdween de straat in.
zaterdag 3 juli 2010
Reunie
Tijdens de reunie van de zeeverkennertjes, na 28 jaar, bedenk ik dat je hele repertoire aan relaties waarschijnlijk op die leeftijd ontstaan is. De onweerstaanbaarheid van een man waar ik nu voor val, zie ik terug in de blik van het jochie dat toen zo spannend was. De liefdevolle kordaatheid van een vrouw waar ik me een jongere zus van voel, in de gebaren van een leidster die ik toen blindelings vertrouwde.
Na al die schoolklassen, clubs, oud-collega’s, vliegmaten zie ik bijna alleen nog maar look-a-likes. Sympathie is gebaseerd op een gelijkenis met een vriendje van dertien, verwantschap op de motoriek van een ander.
Wat waren die verkennertjes geweldig! We waren ruig, ongedisciplineerd, zochten altijd de grenzen op en gingen daar flink overheen. Ik denk nu dat we daardoor op een heel acceptabele manier onze puberteit door konden komen. De leiding durfde ons forse risico’s te laten nemen, vonden een balans tussen kaderen en loslaten. Tja we zijn bijna allemaal gaan roken in die tijd, gebruikten vanalles wat niet gezond voor ons was, braken af en toe eens een botje of hielden er hier en daar een litteken aan over. Terugkijkend naar de foto’s van ontgroeningen en kampvuren vol oliedrums snappen we nauwelijks dat er nooit doden zijn gevallen. Maar wij zijn niet in het gareel gedwongen, wij hebben voor het gareel gekozen.
Na al die schoolklassen, clubs, oud-collega’s, vliegmaten zie ik bijna alleen nog maar look-a-likes. Sympathie is gebaseerd op een gelijkenis met een vriendje van dertien, verwantschap op de motoriek van een ander.
Wat waren die verkennertjes geweldig! We waren ruig, ongedisciplineerd, zochten altijd de grenzen op en gingen daar flink overheen. Ik denk nu dat we daardoor op een heel acceptabele manier onze puberteit door konden komen. De leiding durfde ons forse risico’s te laten nemen, vonden een balans tussen kaderen en loslaten. Tja we zijn bijna allemaal gaan roken in die tijd, gebruikten vanalles wat niet gezond voor ons was, braken af en toe eens een botje of hielden er hier en daar een litteken aan over. Terugkijkend naar de foto’s van ontgroeningen en kampvuren vol oliedrums snappen we nauwelijks dat er nooit doden zijn gevallen. Maar wij zijn niet in het gareel gedwongen, wij hebben voor het gareel gekozen.
Abonneren op:
Posts (Atom)