Dieren hebben geen rechten. Dat klinkt maf, zeker als het van een levenslange vegetariër komt zoals ik, maar toch is het zo. Rechten zijn een morele categorie, en dieren hebben geen moraal. Ze kennen geen goed en kwaad, je hebt geen ‘slechte’ dieren. Dieren hebben net zomin plichten als rechten.
Mensen daarentegen hebben niet alleen mensenrechten (het ‘mensen’ in dat woord doelt niet op mensen naast andere dieren, maar heeft betrekking op het universele aspect: rechten voor alle mensen). Mensen hebben ook plichten, ook jegens dieren. Mensen zijn morele wezens, een bijzondere versie van sociale dieren. Voor mensen gelden normen als goed en kwaad, als zonde en goede daden. Mensen die slecht met dieren omgaan, die dieren mishandelen of cynisch gebruiken voor economisch gewin, die dieren het leven onmogelijk maken of ze opsluiten in kleine hokjes, zijn slecht. Ze verzaken hun verplichtingen. De verplichting om respectvol met levende wezens en met de natuur om te gaan, de verplichting om bij te dragen aan vrede en welzijn en om van de wereld een betere plaats te maken.
Mensen die immoreel handelen tasten vooral de mensheid aan. Moraliteit is datgene wat ons allen tot mens maakt, wat het mogelijk maakt om het goede te kiezen en wat ons dus de vrijheid geeft om een goed leven te leiden. Mensen die dieren mishandelen tasten mijn vrijheid aan.
april 2010, kinderen hebben ook geen rechten
Mijn punt is eigenlijk dat mensenrechten/burgerrechten echt exclusief voor mensen/burgers zijn, niet om allerlei andere wezens van de goede dingen des levens uit te sluiten maar omdat grondrechten nadrukkelijk gekoppeld zijn aan de politieke sfeer. De mens als homo politicus zeg maar.
Ik vind het een misvatting dat mensenrechten een beschermingsinstrument zijn, het zijn rechten, en die dienen wel beschermd te worden maar je hebt die rechten op grond van je mens-zijn. Een moreel politiek fenomeen dus. Mensen met die rechten zijn actor, niet onderwerp van bescherming en beleid. Ze zijn in de eerste plaats volwassen, onafhankelijk, zelfstandig enz.
Dat neemt helemaal niet weg dat dieren en kinderen, om morele redenen, goed behandeld moeten worden. Dat is m.i. niet een recht van die kinderen en dieren, want zij zijn geen politieke wezens met rechten, maar het is een plicht voor volwassenen en instanties. Een mooi gebouw heeft ook geen recht op schone muren en regelmatig onderhoud, maar het is wel een plicht voor voorbijgangers om de muren schoon te houden.
(grond)rechten zijn niet de enige manier om iets te beschermen.
De figuur van de onschendbaarheid lijkt mij het eenvoudigst, en is typisch van toepassing op onmondigen (vandaar de eeuwige discussie over de koningin die uitgesloten is van grondrechten). Als je in wetten en verdragen opneemt dat kinderen onschendbaar zijn, mag niemand meer kinderen mishandelen, opsluiten, tot arbeid dwingen, uithongeren enz. Maar de sociale rechten, zorg en onderwijs enzo, zijn dan rechten die zich op de ouders (instanties met ouderlijke macht) richten, en het zijn die ouders die er belang bij hebben hun kind van alle zorg te voorzien.
Waar ouders een bedreiging voor hun eigen kinderen vormen, heb je jeugdbescherming net als dierenbescherming. De overheid heeft m.i. wel een plicht kinderen en dieren te beschermen tegen iedereen die die onschendbaarheid overtreedt.
Haarkloverij, maar daar hou ik erg van ;-)
woensdag 24 juni 2009
woensdag 17 juni 2009
dienstverlening
Krijg nou wat een envelop van het centraal incassobureau op de mat, jeetje alweer te hard gereden? Maar nee het is een keurige brief met de mededeling dat een eerdere meting fout was en de toen betaalde boete zal automatisch terug worden overgemaakt.
Ik loop middenin de nacht langs het busstation te balen dat m’n fiets kapot is. Net rijdt lijn 24 langs, die zou ik moeten hebben maar ik sta dus niet aan de halte. Ik zwaai, hij stopt toch en de chauffeur stempelt vriendelijk m’n al jaren verlopen strippenkaart af.
Het is niet allemaal kommer en kwel.
Ik loop middenin de nacht langs het busstation te balen dat m’n fiets kapot is. Net rijdt lijn 24 langs, die zou ik moeten hebben maar ik sta dus niet aan de halte. Ik zwaai, hij stopt toch en de chauffeur stempelt vriendelijk m’n al jaren verlopen strippenkaart af.
Het is niet allemaal kommer en kwel.
zondag 14 juni 2009
paspoort
Burgerschap impliceert zelfbeschikking, vrijheid, verantwoordelijkheid, eigen keuzes en beslissingen kunnen nemen. Mensen kunnen geen burger zijn zonder dat hun grondrechten en politieke vrijheden worden gewaarborgd.
De laatste jaren zijn onze individuele burgerrechten en vrijheden sterk geërodeerd, in naam van de veiligheid. We worden overal bekeken en beoordeeld, we worden gecensureerd en als we ons niet conformeren aan de normen van de gemeenschap lopen we het risico strafrechtelijk te worden lastiggevallen. Informatie over onszelf wordt vrijelijk uitgedeeld aan bedrijven, overheden en instanties zonder dat ons wordt gevraagd of we ons bekend willen maken aan zulke instanties. We zijn geen burgers meer, maar onderdanen van een betuttelende overheid die éénzijdig bepaalt of ze ons vertrouwt.
De druppel die een definitief einde maakt aan het burgerschap in Nederland is de centrale registratie van onze complete identiteit, en de onmogelijkheid om je daaraan te onttrekken. Ik heb er weinig vertrouwen in dat de overheid ons kan beschermen tegen hackers en identiteitsfraude, of dat er geen fouten gemaakt zullen worden in de persoonsregistratie waardoor mensen slachtoffer worden van Kafkaeske bureaucratische molens. Ik heb ook niet zoveel vertrouwen in AIVD en politie en hun zorg voor de grondrechten van de mensen voor wie universele rechten niet automatisch door iedereen worden erkend. Met de centrale registratie zullen nog meer mensen ten onrechte als verdachte worden aangemerkt, met alle gevolgen van dien.
Een paar jaar geleden kon je er bij registraties nog voor kiezen om informatie over je etnische achtergrond, godsdienst of andere zaken niet te geven. Voor mij betekende burgerschap dat ik niet meehielp met het categoriseren van mensen, dus ik gaf geen gegevens over mezelf waar statistici en risicoanalisten mee aan de haal konden.
Nu is er geen keuze meer. De overheid heeft bepaald dat naam en geboortedatum, adres en sofinummer, vingerafdrukken en uiterlijke kenmerken vrijgegeven moeten worden. Weigeren kan niet, want zonder je te identificeren kan je niet autorijden, naar het buitenland reizen, een bankrekening hebben, aan baan aannemen, stemmen, je verkiesbaar stellen of andere basale activiteiten ondernemen. Geen keuze, geen burgerschap.
In de week dat het kabinet een campagne lanceert om te praten over burgerschap, haalt het parlement de bescherming van burgerrechten en vrijheden definitief onderuit. In machteloze woede verliezen we het laatste restje vertrouwen in democratie en volksvertegenwoordiging.
De laatste jaren zijn onze individuele burgerrechten en vrijheden sterk geërodeerd, in naam van de veiligheid. We worden overal bekeken en beoordeeld, we worden gecensureerd en als we ons niet conformeren aan de normen van de gemeenschap lopen we het risico strafrechtelijk te worden lastiggevallen. Informatie over onszelf wordt vrijelijk uitgedeeld aan bedrijven, overheden en instanties zonder dat ons wordt gevraagd of we ons bekend willen maken aan zulke instanties. We zijn geen burgers meer, maar onderdanen van een betuttelende overheid die éénzijdig bepaalt of ze ons vertrouwt.
De druppel die een definitief einde maakt aan het burgerschap in Nederland is de centrale registratie van onze complete identiteit, en de onmogelijkheid om je daaraan te onttrekken. Ik heb er weinig vertrouwen in dat de overheid ons kan beschermen tegen hackers en identiteitsfraude, of dat er geen fouten gemaakt zullen worden in de persoonsregistratie waardoor mensen slachtoffer worden van Kafkaeske bureaucratische molens. Ik heb ook niet zoveel vertrouwen in AIVD en politie en hun zorg voor de grondrechten van de mensen voor wie universele rechten niet automatisch door iedereen worden erkend. Met de centrale registratie zullen nog meer mensen ten onrechte als verdachte worden aangemerkt, met alle gevolgen van dien.
Een paar jaar geleden kon je er bij registraties nog voor kiezen om informatie over je etnische achtergrond, godsdienst of andere zaken niet te geven. Voor mij betekende burgerschap dat ik niet meehielp met het categoriseren van mensen, dus ik gaf geen gegevens over mezelf waar statistici en risicoanalisten mee aan de haal konden.
Nu is er geen keuze meer. De overheid heeft bepaald dat naam en geboortedatum, adres en sofinummer, vingerafdrukken en uiterlijke kenmerken vrijgegeven moeten worden. Weigeren kan niet, want zonder je te identificeren kan je niet autorijden, naar het buitenland reizen, een bankrekening hebben, aan baan aannemen, stemmen, je verkiesbaar stellen of andere basale activiteiten ondernemen. Geen keuze, geen burgerschap.
In de week dat het kabinet een campagne lanceert om te praten over burgerschap, haalt het parlement de bescherming van burgerrechten en vrijheden definitief onderuit. In machteloze woede verliezen we het laatste restje vertrouwen in democratie en volksvertegenwoordiging.
dinsdag 2 juni 2009
Nationalisme
Alle mensen zijn gelijk maar sommige een beetje meer dan anderen.
De universele verklaring van de rechten van de mens is makkelijk te onderschrijven, natuurlijk heeft iedereen dezelfde mensenrechten. Een mens die in Bihar of Patagonië woont is net zoveel mens als m’n buurvrouw en het kost niets om hun rechten te erkennen.
Maar heb ik ook een zorgplicht voor de hele wereld? Moeten mijn stem, premies en belastingen, waarmee ik bijdraag aan allerlei collectief goeds, ingezet worden om overal te wereld noden te lenigen? Je zou in eerste instantie zeggen van wel, want een Siberisch boertje is mij niet vreemder dan een Zeeuwse tegelzetter. Het zijn allebei mensen, ik zal ze allebei nooit ontmoeten en hun leefstijl, geloofsovertuigingen en taal staan mijlenver van mij af.
Toch werkt het niet, dat universalisme. De spoeling wordt wel erg dun als wij, die paar rijken in de wereld, onze middelen gelijk verdelen over iedereen. Onze overheid heeft ook niks te vertellen over de manier waarop geld besteed wordt buiten de landsgrenzen, en houdt ook geen toezicht op een rechtmatige besteding. Die belastingen en premies worden ook alleen maar geheven binnen de kring van Nederlanders, het komt wat eerlijker over om de zorgen dan ook tot die kring te beperken.
Maar daarmee worden de erkenning van universele mensenrechten en mondiale solidariteit wel erg gratuit. Dat voelt niet lekker, zeker niet voor Nederlanders met ons geheven vingertje. Dus zoeken we naar een manier om de cognitieve dissonantie op te heffen. Dat lukt als we niet alleen strikt onderscheid maken tussen wullie en zullie, door onszelf een gezamenlijke identiteit aan te meten, maar ook als we gaan geloven dat wullie toch net iets meer gelijk zijn dan zullie. Wullie, wij Nederlanders, medeburgers, dat is net een soort grote familie. Wij zijn zo fijn en warm verbonden met elkaar, we hebben jegens elkaar toch een grotere morele zorgplicht dan jegens buitenstaanders, anderen, vreemden. Alle mensen zijn gelijk, maar de persoonlijke ervaring leert dat sommigen toch een beetje meer zijn dan anderen.
De universele verklaring van de rechten van de mens is makkelijk te onderschrijven, natuurlijk heeft iedereen dezelfde mensenrechten. Een mens die in Bihar of Patagonië woont is net zoveel mens als m’n buurvrouw en het kost niets om hun rechten te erkennen.
Maar heb ik ook een zorgplicht voor de hele wereld? Moeten mijn stem, premies en belastingen, waarmee ik bijdraag aan allerlei collectief goeds, ingezet worden om overal te wereld noden te lenigen? Je zou in eerste instantie zeggen van wel, want een Siberisch boertje is mij niet vreemder dan een Zeeuwse tegelzetter. Het zijn allebei mensen, ik zal ze allebei nooit ontmoeten en hun leefstijl, geloofsovertuigingen en taal staan mijlenver van mij af.
Toch werkt het niet, dat universalisme. De spoeling wordt wel erg dun als wij, die paar rijken in de wereld, onze middelen gelijk verdelen over iedereen. Onze overheid heeft ook niks te vertellen over de manier waarop geld besteed wordt buiten de landsgrenzen, en houdt ook geen toezicht op een rechtmatige besteding. Die belastingen en premies worden ook alleen maar geheven binnen de kring van Nederlanders, het komt wat eerlijker over om de zorgen dan ook tot die kring te beperken.
Maar daarmee worden de erkenning van universele mensenrechten en mondiale solidariteit wel erg gratuit. Dat voelt niet lekker, zeker niet voor Nederlanders met ons geheven vingertje. Dus zoeken we naar een manier om de cognitieve dissonantie op te heffen. Dat lukt als we niet alleen strikt onderscheid maken tussen wullie en zullie, door onszelf een gezamenlijke identiteit aan te meten, maar ook als we gaan geloven dat wullie toch net iets meer gelijk zijn dan zullie. Wullie, wij Nederlanders, medeburgers, dat is net een soort grote familie. Wij zijn zo fijn en warm verbonden met elkaar, we hebben jegens elkaar toch een grotere morele zorgplicht dan jegens buitenstaanders, anderen, vreemden. Alle mensen zijn gelijk, maar de persoonlijke ervaring leert dat sommigen toch een beetje meer zijn dan anderen.
Abonneren op:
Posts (Atom)