Als ambtenaar mag ik wel een eigen mening hebben, en ook uiten. Ik mag alleen tussen negen en vijf niet handelen op basis van mijn mening. De basis voor het werk van een ambtenaar zijn de opvattingen van de minister, van de politiek verantwoordelijke persoon.
Ik kan nog steeds als professional, op basis van mijn expertise, denken en functioneren. De minister wordt het beste ondersteund als ik haar ideeƫn kritisch tegen het licht hou, aangeef waar naar mijn mening haar redenering mank is of de uitkomsten van haar beleid ongewenst zullen zijn. Maar uiteindelijk geven mijn opvattingen niet de doorslag en moet ik toch gewoon aan het werk: uitvoeren wat de minister me opdraagt. Alleen zo kan de minister verantwoordelijk worden gehouden voor haar beleid, voor al dat werk van al die honderden of duizenden ambtenaren die haar wensen uitvoeren.
Daarom heb ik ook geen arbeidsovereenkomst met een baas, maar ben ik aangesteld door de regering. Zolang ik in functie ben, zijn m’n werkgever en ik geen gelijkwaardige partners die in een contract de ruil van mijn werk voor zijn salaris hebben afgesproken. In plaats daarvan is er een hiĆ«rarchische gezagsverhouding waarin ik niet onafhankelijk en vrij ben. Het gaat om de uitvoering van politieke besluiten, en dan kan een ambtenaar niet zelf een politieke rol spelen. Dat is ook wel eens lastig. Je wordt juist ambtenaar omdat je belangstelling hebt voor politiek, voor het ‘algemeen belang’. In je werk ben je voortdurend bezig met politieke onderwerpen. En juist in die functie moet je je onthouden van het zelf bedrijven van politiek.
Daar is een bijzondere arbeidsrechtelijke relatie aan gekoppeld, inclusief vergaande ontslagbescherming. Juist in een politieke omgeving is het van belang dat ambtenaren niet onder druk gezet kunnen worden. De minister betaalt voor ambtelijke loyaliteit de prijs van baanzekerheid.
donderdag 7 mei 2009
Abonneren op:
Posts (Atom)